Nieuws

Bewegen is goed; meer bewegen is nog beter

bewegen is goed meer bewegen is nog beter

 

Tekst: drs. Anneke Palsma (voedingswetenschapper en sportdiëtist)

De Nederlandse Gezondheidsraad heeft eind augustus de nieuwe beweegrichtlijnen bekend gemaakt. Wat is er veranderd ten opzichte van de oude normen? En hoe is de invloed van bewegen op het voorkomen van ziekten onderzocht?

Vorig jaar mei werd er door het Ministerie van Volks­gezondheid, Welzijn en Sport een advies gevraagd aan de Gezondheidsraad om de beweegnorm uit 1998 te evalueren. Ook werd gevraagd om een advies over spier­ en botversterkende oefeningen en om een norm voor zitgedrag.¹ De nieuwe beweegnorm van 2017 maakt geen onderscheid meer tussen volwassenen vanaf 18 jaar en 55­plussers. Wel is er een aparte norm voor kinderen tot 18 jaar. Voor beide leeftijdsgroepen is er een set richtlijnen waarin adviezen worden gegeven voor spier­ en botversterkende oefeningen en balansoefeningen.

Alle beetjes helpen

In de vorige beweegnorm werd aangegeven dat een activiteit pas telde als deze ten minste 10 minuten achtereen werd uit­gevoerd; nu mogen alle kleine beetjes meegerekend worden. Dus wie 5 minuten actief is mag dit meetellen als beweging. Evenals bij de vorige beweegnorm is de huidige norm ook de laagste aanbeveling voor het behalen van gezondheidswinst. In de huidige richtlijnen staat dan ook ver­meld: Bewegen is goed en meer bewegen is nog beter.²

Ziekten en risicofactoren

De Commissie Beweegrichtlijnen keek naar het effect van bewegen en zitgedrag op een groot aantal aspecten: vroegtijdige sterfte, chronische ziekten zoals hart­ en vaatziekten, diabetes, chronisch obstruc­tief pulmonary syndroom (COPD) en darm­- en longkanker, lichamelijke beperkingen bij ouderen, fracturen, artrose, blessures, dementie, cognitieve achteruitgang, depressie en depressieve symptomen. Bij kinderen is ook het effect op attention deficit hyperactivity disorder (ADHD) bekeken. Verder zijn er RCT’s meegenomen naar de invloed van bewegen en zitgedrag op risicofactoren voor chronische ziekten, zoals bloeddruk, en op bloedlipidenprofiel, gewicht en lichaamssamenstelling, buikvet, buikomtrek en botdichtheid (bij kinderen).5

Sterkste bewijs

Als uitgangspunt werden de gegevens gebruikt die de basis vormen voor de Australische beweegrichtlijnen die in 2012 werden vastgesteld. Deze gegevens zijn aangevuld met onderzoek dat tot en met oktober 2016 is gepubliceerd. De uitkom­sten van de geïncludeerde onderzoeken zijn per ziektebeeld gebundeld om tot zo nauwkeurig mogelijke conclusies te komen. Vervolgens zijn de meest sterke verbanden tussen bewegen, duurtraining, krachttraining en balansoefeningen met de (risicofactoren voor) chronische ziek­ten als basis genomen voor het vaststellen voor de beweegrichtlijnen. De laagste grenswaarde van het bewegen die in de onderzoeken werd gevonden voor het bereiken van een positief effect op de gezondheid is daarbij steeds als basis genomen voor de beweegnormen. In de bestudeerde onderzoeken werd meestal geen onderscheid gemaakt tussen volwas­senen in de leeftijdsgroep van 18-­55 jaar en mensen van 55 jaar en ouder. Daarom is er op basis van alle verzamelde onder­zoekgegevens geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende leeftijdsgroepen vanaf 18 jaar.6

Krachttraining voor elk

Opvallend in de nieuwe norm is dat er spier­ en botversterkende oefeningen worden geadviseerd. Krachttraining waarbij de botten worden belast, zorgt voor een betere vastlegging van calcium in het bot en sterkere spieren. Maar dan is er naast voldoende calcium ook voldoende vita­mine D nodig in de voeding.7 Uit de bestudeerde onderzoeken bleek dat een dagelijkse stevige wandeling voor ouderen leidt tot een betere rompstabiliteit, een sterker spierkorset en een verlaagd risico op valpartijen en fracturen. Ook voor kinderen tot 18 jaar wordt drie keer per week krachttraining geadviseerd om het botweefsel en de spierkracht te versterken.6 De botmineraaldichtheid neemt toe tot de jonge volwassenheid en zorgt voor een goede basis voor de botdichtheid en spier­kracht op latere leeftijd. Een vereiste is wel dat men op elke leeftijd voldoende aan krachttraining blijft doen. 6,7


Ook voor kinderen wordt drie keer per week krachttraining geadviseerd


Minder depressief

Het onderzoek voor deze beweegnorm leverde ook een sterk bewijs op voor een verband tussen duur­ en krachttraining en het verminderen van depressieve klachten voor alle leeftijdsgroepen. Voor ouderen geldt dat dagelijks een weinig lichamelijk actief zijn al riscioverlagend werkt op het ontstaan van dementie en cognitieve ach­teruitgang. Op basis van de cohortonder­zoeken blijkt verder dat matige beweging is geassocieerd met een lagere sterftekans, een lagere kans op hart­ en vaatziekten, diabetes mellitus type 2, borst­ en colon­kanker, lichamelijke beperkingen bij ouderen en fracturen.6

 


 

Norm gebaseerd op uitgebreid onderzoek

Voor het vaststellen van de beweegnorm is gekeken wat het effect van bewegen en zitgedrag is op het voorkomen van sterfte, (risicofactoren voor) chronische ziekten, lichamelijke beperkingen en fitheid. Daarbij werd onderscheid gemaakt in onderzoek bij kinderen, adolescenten, volwassenen en ouderen. Bij kinderen werd vooral gekeken naar het effect op fitheid en bij ouderen op het voorkomen van lichamelijke beperkingen. Er is niet gekeken naar het effect van bewegen op het voorkomen van overgewicht en obesitas, omdat dat al in 2003 in het advies over overgewicht en obesitas is verwerkt. 3  Voor het vaststellen van de beweegrichtlijnen is bij het evalueren van de literatuur dezelfde werkwijze gehanteerd als die door de commissie Richtlijnen Goede Voeding 2015 is toegepast. 4  Voor het effect van bewegen en zitgedrag op sterfte en ziekte is vooral gebruik gemaakt van gepoolde meta-analyses, meta-analyses en systematische reviews van prospectief onderzoek zoals cohort onderzoek, genest patiënt controleonderzoek en case-controle onderzoek en waar mogelijk van Randomised Controled Trials (RCT’s). Onderzoeken waarin beweeginterventies gecombineerd werden met voedingsaanpassingen zijn niet in deze analyses meegenomen om een zo zuiver mogelijk effect van bewegen op de harde eindpunten in kaart te brengen. 5

 


 

Geen zitnorm

Uit de bestudeerde onderzoeken blijkt dat er een sterke verband is aangetoond tussen langdurig zitten en sterfterisico. In het achtergronddocument over zitgedrag wordt gesproken over een verhoogd sterfterisico voor alle doodsoorzaken, maar er wordt vervolgens alleen een sterk verband gevonden tussen zitgedrag en overlijden ten gevolge van hart­ en vaatziekten. Toch is er op basis van de huidige beschik­bare gegevens nog geen aanbeveling op te stellen voor een maximale zitduur voor een maximaal aantal minuten per dag of per aaneengesloten periode per dag. In de onderzoeken is de zitduur onderzocht door het aantal uren dat er besteed werd aan tv­kijken per dag uit te vragen. Zo konden de onderzoekers het effect van weinig zitten per dag vergelijken met heel veel zitten. Om die reden is er (nog) geen nauwkeurige zitnorm vast te stellen. Dit heeft tot de aan­beveling geleid om veel zitten te vermijden.8

Disclaimer

Uiteraard geeft voldoende bewegen geen garantie dat al deze ziektebeelden niet zullen optreden en het geeft ook geen garantie dat vroegtijdig overlijden voor­komen wordt. Regelmatig bewegen en zorgen voor voldoende spier­ en botver­sterkende oefeningen volgens deze norm kan wel bijdragen tot het verlagen van de kans op het ontstaan van deze ziekten, zowel als aan het behoud van een betere lichamelijke en geestelijke balans en het verlagen van de kans op vroegtijdig over­lijden.

 


 

Nieuw beweegadvies

Volwassenen en  ouderen:
•  150 minuten per week matige of zware inspanning, verspreid over meerdere dagen;
•  2x per week spier- en botversterkende oefeningen, inclusief balansoefeningen;
•  stil zitten voorkomen.

Kinderen tot 18 jaar:
•  minimaal 1 uur per dag matig of zwaar intensieve inspanning;
•  minimaal 3x per week spier- en botversterkende oefeningen;
•  stilzitten voorkomen.

 


 

Conclusie

Voor jong en oud geldt: wie van zichzelf houdt, neemt de tijd voor bewegen. Nu investeren in bewegen, vergroot de kans dat de levenskwaliteit en mobiliteit langer behouden blijft. Extra beweegminuten zijn gemakkelijk bij elkaar te sprokkelen door vaker de trap te nemen in plaats van de roltrap of de lift en vaker te lopen of te fietsen in plaats van de auto te pakken. Hiervoor worden regelmatig tips gegeven, maar men moet zelf beoordelen wat het beste past.

Volop keuze om te sporten

De beweegnormen schrijven niet voor dat je “lid moet worden van de sportschool of sportvereniging” om meer te bewegen. Maar het kan wel gezellig zijn om met meerdere mensen te sporten of om andere sporters te ontmoeten. Tegenwoordig zijn er meer sporten die alleen beoefend worden, zonder contributieverplichting, en kan men steeds meer sporten waar en wanneer men maar wil. Kortom: er is volop keuze om te bewegen en daarmee te streven naar behoud van gezondheid en mobiliteit.

Referenties
1   Adviesaanvraag beweegnormen Schippers E.I. (2016, 19 mei).
2   Beweegrichtlijnen 2017. Den Haag: Gezondheidsraad, 2017; publicatienr. 2017/08
3   Overgewicht en obesitas. Den Haag: Gezondheidsraad, 2003; publicatienr. 2003/07
4   Werkwijze van de Commissie Richtlijnen goede voeding 2015 – Achtergronddocument. Den Haag: Gezondheidsraad, 2015; publicatienr. A15/03
5   Werkwijze bij de evaluatie van de literatuur. Den Haag: Gezondheidsraad, 2017; publicatienr. 2017/08A
6   Physical activity and risk of chronic diseases. Den Haag: Gezondheidsraad, 2017; publicatienr. 2017/08B
7   Evaluatie voor de voedingsnormen voor vitamine D.  Den Haag: Gezondheidsraad 2012; publicatienr. 2012/15
8   Sedentary behavior and risk of chronic diseases. Den Haag: Gezondheidsraad, 2017; publicatienr. 2017/08C

Een gezonder productaanbod over de hele breedte

een gezonder productaanbod over de hele breedte

 

Auteurs: Stephan Peters en Peter Wolfs, Nederlandse Zuivel Organisatie

De ambities van het Akkoord Verbetering Productsamenstelling zijn soms hoog en soms laag. Ook het verbeteren van producten kent z’n grenzen. Maar er worden resultaten geboekt. Een overzicht van productverbetering in Nederland.

In Europa is Nederland een van de voor lopers als het gaat om product­ verbetering. Al sinds 2006 wordt er gewerkt aan het verlagen van de hoeveelheid zout in brood, groent­e-conserven en kaas. Sinds de start van het Akkoord Verbetering Product­samenstelling in 2014 werkt de Nederlandse voedingsmiddelenindustrie aan het struc­tureel en stapsgewijs terugdringen van zoutgehaltes, verzadigd vet en calorieën (vet en suiker) in een breed scala aan levensmiddelen. Dankzij de inspanningen van minister Schippers staat product-verbetering sinds 2016 ook op de Europese agenda.

Minder zout

Voordat het Akkoord in werking trad, werd er bij drie productgroepen al gewerkt aan zoutverlaging. Sinds 2009 is de hoeveel­heid zout in Nederlands brood met een kwart verlaagd en sinds 2006 is de hoe­veelheid zout in Goudse 48+ kaas met 22% gereduceerd. Bij beide productgroepen is de zoutverlaging in een langzaam tempo doorgevoerd, waarbij dit niet gecommuni­ceerd is aan de consument. Dankzij deze strategie is de consument stapsgewijs gewend geraakt aan een minder zoute smaak en is men automatisch minder zout gaan eten, zonder over te stappen op een ander product. Sinds 2011 is ook de hoeveelheid toegevoegd zout in groen teconserven met ongeveer een derde teruggebracht.

Akkoord Verbetering Productsamenstelling

Het Akkoord Verbetering Productsamen­stelling (hierna: het Akkoord) kan gezien worden als voortzetting van de succesvolle productherformuleringen sinds 2006. ‘Gezondere producten kiezen, kan en moet makkelijker worden voor consumenten’ luidt de eerste zin van het Akkoord. De doelstelling is dan ook om in de periode 2014-­2020 het productaanbod in de hele breedte gezonder te maken. Het Akkoord werd in 2014 ondertekend door verschil­lende partijen die een belangrijke rol spelen in het voedselaanbod:
•   Het Centraal Bureau Levensmiddelen­handel (CBL)
•   De Federatie Nederlandse Levensmid­delen Industrie (FNLI)
•  Koninklijke Horeca Nederland (KHN)
•   Vereniging Nederlandse Cateringorga­nisaties (Veneca)
•   Minister van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS).

Stand van zaken

Op de website www.akkoordverbetering­productsamenstelling.nl staat de stand van zaken en de voortgang van product­verbetering door verschillende product­groepen. Alle sectoren uit de voedingsmiddelenindustrie zetten zelf hun ambities op de website, waarna ze worden getoetst door een onafhankelijke wetenschappelijke adviescommissie (WAC) die door de minis­ter is aangesteld. Het is de taak van de WAC om de ambities van de keten­brede afspraken te toetsen op ambitieniveau en relevantie. De meeste afspraken die productgroepen op de website hebben geplaatst, worden door de WAC beoor­deeld als ‘matig ambitieus’. Dit betekent dat bij de meeste productgroepen nog aanvullende stappen gemaakt zouden moeten worden. Positieve uitzonderingen zijn de ambities voor zoutverlaging in groenteconserven en vleesconserven; deze krijgen een betere waardering van de WAC. Over de zoutverlagingen in brood en Goudse kaas heeft de WAC geen uitspraak gedaan, wellicht omdat deze reducties al voor de start van het Akkoord zijn gefor­muleerd en in gang gezet.


Positieve uitzonderingen zijn de ambities voor zoutverlaging in groenteconserven en vleesconserven


Lopende herformuleringen

Op de genoemde website van het Akkoord zijn alle ambities per productgroep uitge­breid omschreven en in een aantal gevallen kan men voortgangsrapportage vinden. Sinds de ondertekening van het Akkoord worden de volgende voedingsmiddelen geherformuleerd (percentages ten opzichte van 2015):
•   Sauzen: verlaging zout met gemiddeld 5­10%
•   Soepen en bouillons: verlaging zout met gemiddeld 5%
•   Vla, yoghurt, kwart, zuiveldranken en toetjes: verlaging toegevoegd suiker met gemiddeld 5%
•   Margarine in cake: afname verzadigd vet met gemiddeld 6,7%
•   Vleesconserven: afname zout en ver­zadigd vet met 5­10%
•   Vers vleesbereidingen (zoals gepa­neerde schnitzels en worstjes): afname zout met gemiddeld 10%
•   Chips, noten en zoutjes: afname zout met gemiddeld 10%
•   Kant­en­klaarmaaltijden: afname ver­zadigd vet en zout met gemiddeld 10%
De frisdrankenindustrie heeft aangegeven dat zij voornamelijk via gerichte marketing de inname van de hoeveelheid suikers via frisdranken in de periode 2015­-2020 met 10% wil doen afnemen. Sinds dit jaar wordt gewerkt aan voorstellen voor product­herformulering bij productgroepen en ­categorieën die gericht zijn op:
•   de afname van zout in diepvriessnacks, hartige broodjes, groenteconserven, smeerkaas en pizza’s
•   de afname van verzadigd vet in diepvriessnacks en hartige broodjes
•   de afname van toegevoegd suiker in ontbijtgranen

Deze plannen worden beoordeeld door de WAC. Er zijn nog geen concrete plannen ingediend voor het terugdringen van portiegrootten.

Grenzen aan herformulering

Het terugbrengen van zout, verzadigd vet of suiker uit producten kan niet onbegrensd plaatsvinden. Vet en suiker hebben nog andere functies in voedingsmiddelen dan alleen smaak. Ze zorgen ook voor volume en spelen een belangrijke rol bij de textuur van een product. Suiker in jam kun je bij­voorbeeld niet vervangen door intensieve zoetstoffen, omdat deze in tegenstelling tot suiker geen volume hebben. Een ander voorbeeld is de vulling van een koek. Als je het verzadigd vet in koek vervangt door onverzadigd vet, zou de vulling er uitlopen. Zout speelt een rol bij de houdbaarheid van veel producten, onder andere omdat het een bacterieremmende werking heeft. Dat geldt bijvoorbeeld voor kaas. Een ver­dere zoutverlaging in Goudse kaas is niet te verwachten wegens ongewenste effecten op de samenstelling, textuur en houdbaar­heid.

Acceptatie consument

De acceptatie van een ‘geherformuleerd’ product door de consument is een belang­rijk aspect bij productherformulering. Als de smaak van een bekend merk verandert, is dat voor veel consumenten reden om voor andere (zoetere of zoutere) merken te kiezen. In het verleden hebben verschil­lende producenten in grote stappen geher­formuleerd. Zij zagen vervolgens dat hun producten niet meer werden verkocht. Dat gebeurde onder ander bij zuivelproducten na een te snelle suikerverlaging en bij instant soepen na een grote zoutverlaging. Een te snelle productherformulering kan er ook toe leiden dat consumenten zelfsuiker of zout aan producten gaan toe­voegen. De meest succesvolle producther­formuleringen zijn de trajecten waarbij in kleine stapjes en over een langere periode de verlaging is doorgevoerd, zoals bij zout in brood en Goudse kaas.

Effect op inname zout

Een belangrijke vraag is of de product­herformuleringen een significant effect hebben op het verlagen van de dagelijkse inname van zout, verzadigd vet en suiker. De zogenaamde herformuleringsmonitor houdt het effect bij van de herformuleringen en meet de voortgang. De berekeningen worden uitgevoerd door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en de Nederlandse Voedsel­ en Waren­autoriteit (NVWA) en zijn gebaseerd op metingen in producten en etiketinformatie. Van twee gerealiseerde productherformu­leringen is het effect berekend, namelijk van zoutverlaging in brood en Goudse kaas. Het RIVM heeft een schatting gemaakt van het effect van zoutverlaging in brood op de gemiddelde zoutinname in de afgelopen 6 jaar. Bij de berekeningen is uitgegaan van een gemiddelde zoutinname van 8,7 gram per kilogram lichaamsgewicht. Hiervan komt 6,9 gram voor rekening van voedings­middelen; 1,8 gram komt uit het zoutpotje van de consument zelf. Volgens het RIVM krijgt de Nederlander dankzij de zoutver­laging in brood 0,4 gram minder zout bin­nen per dag ten opzichte van NEVO 2011. Tellen we volgens dezelfde berekeningen de gerealiseerde zoutverlaging in Goudse kaas hierbij op, dan zorgen de gerealiseerde productherformuleringen in brood en kaas dat de Nederlander gemiddeld 0,47 gram minder zout per dag binnen krijgt ten opzichte van de NEVO 2011. Dit aandeel is 7% van het totaal van de 6,9 gram zout die we gemiddeld via voedingsmiddelen binnen krijgen. Een significante afname dus.


Het effect van alle productherformuleringen samen is een zoutverlaging van 0,5 gram per dag


Resultaten 2017

Het is nog te vroeg om voor suiker en verzadigd vet berekeningen te maken van de effecten van productherformuleringen. Maar voor zout zijn naast de zoutverlagin­gen in brood en Goudse kaas ook andere productherformuleringen in gang gezet die resultaat laten zien. Omdat brood en kaas tot de grootste leveranciers van zout in ons voedingspatroon behoren – respec­tievelijk 28% en 10% van de dagelijkse zoutinname – blijven de effecten van andere productherformuleringen relatief klein. De herformuleringmonitor 2017 laat zien dat het effect van alle product­herformuleringen samen – in brood, kaas, vleeswaren, vlees(bereidingen), hartige snacks, sauzen en soepen – een zoutverla­ging is van gemiddeld 0,5 gram per dag.

Yneke Kootstra: ‘Het is wit en het viert altijd feest’

yneke kootstra het is wit en het viert altijd feest

 

Wat hebben appeltaart, champignonsoep en quiche met elkaar gemeen? En Irish coffee en heel veel soorten ijs? Denk aan het ingrediënt waarmee ook soep zachter wordt van smaak en elke saus lichter van kleur. En waarmee de aardbeien van Wimbledon zo beroemd werden.

Het antwoord is natuurlijk: room! In al haar soorten en smaken; van slagroom tot zure room.  Maar room heeft ook een slecht reputatie. Een toefje of lepel room bevat relatief veel calorieën en zit vol met het verkeerde verzadigde vet. En alle bovenstaande gerechten kunnen best zonder room. Stel je maakt een gezond en slank courgettesoepje? Dan ‘verpest’ je het toch met room?

Dat toefje slagroom is niet de boosdoener

Ondanks de huidige trend van koolhydraatarme diëten waarin je ruimschoots vet mag nuttigen, blijft de gemiddelde Nederlander het toefje slagroom op de appeltaart weigeren als ze op de lijn letten. Op het terras na het fietsen maak ik het regelmatig mee. Heel gek. Natuurlijk kun je beter een volkorenbroodje oude kaas pakken na een lange rit. Maar als je een keer voor de appeltaart gaat dan is dat toefje slagroom niet de boosdoener. Met 300 kcal is appeltaart al een flinke caloriebom. Dan voegt een toefje slagroom uit de spuitbus maar 30 kcal toe. (Oké, mijn toef voegt 60 kcal toe)

Een scheutje room voor een kerstwaardig voorgerecht

De appeltaart wordt namelijk pas echt feestelijk met een toef slagroom. De knapperig harde korst, de rinse appel, de zoete rozijnen, ze worden nog lekkerder met het romig zoete van de slagroom. En van dat slanke courgettesoepje maak je met een scheutje room een kerstwaardig voorgerecht. De smaak van courgette wordt opgehaald en het mondgevoel romiger.

Het is niet iedere dag feest. Gelukkig niet. Ik hoef ook niet iedere dag room door de saus of slagroom op mijn vla. Maar als er wel een goede reden is om wat te vieren, zal ik de slagroom niet laten staan. De appeltaart trouwens ook niet…

Zinkopname uit melk en de invloed van verdunnen of steriliseren (Talsma EF, et al)

zinkopname uit melk en de invloed van verdunnen of steriliseren talsma ef et al

Melk is een belangrijke bron van zink en naar verluid zou melk de opname van zink kunnen bevorderen. Mogelijk spelen melkeiwitten hierbij een rol. De eiwitstructuur van melkeiwit verandert als melk wordt gesteriliseerd. Daarom hebben Nederlandse onderzoekers onderzocht of hittebehandeling van het melkeiwit invloed heeft op de opname van zink uit melk.1

De melkstudie

De onderzoekers hebben twee crossover-studies gedaan met gezonde jonge Nederlandse vrouwen (18-25 jaar): de melkstudie (n=19) en de rijststudie (n=18). In de melkstudie werd gekeken naar de fractionele opname van zink na het drinken van 800 ml van a) volle melk die een hittebehandeling heeft ondergaan (UHT-melk), b) rauwe melk zonder hittebehandeling, c) met water verdunde volle UHT-melk (1:1) en d) water.

Zink uit fytaatrijke maaltijd

In de rijststudie is gekeken of melk de opname van zink uit een fytaatrijke maaltijd kan bevorderen. Daarvoor werd de fractionele opname van zink onderzocht uit een fytaatrijke maaltijd (90 gram rijst met 297 mg fytaat), waarbij 600 ml lang houdbare (UHT) melk of water werd gedronken. In beide studies is ervoor gezorgd dat de hoeveelheid zink telkens gelijk was, namelijk circa 4 mg. De verschillende interventies werden van elkaar gescheiden door een wash-out periode van één maand.

Resultaten

De fractionele opname van zink uit lang houdbare melk (UHT) was vergelijkbaar met die van rauwe melk (respectievelijk 25,5% en 27,8%). De opname was lager uit verdunde melk (19,7%) en hoger uit water (72,3%). De fractionele opname van zink uit een fytaatrijke maaltijd was hoger wanneer er melk bij werd gedronken dan water (20,7% versus 12,8%).

Conclusie

Deze studie laat zien dat een hittebehandeling van volle melk geen invloed heeft op de opname van zink en dat lang houdbare melk de opname van zink uit een fytaatrijke maaltijd bevordert.

Referentie
  1. Talsma EF, et al. Zinc Absorption from Milk Is Affected by Dilution but Not by Thermal Processing, and Milk Enhances Absorption of Zinc from High-Phytate Rice in Young Dutch Women. J Nutr. 2017 Jun;147(6):1086-1093.

Aliëtte Jonkers: ‘Wetenschap is geen tombola!’

Deze blog van Aliëtte Jonkers verscheen eerder als column in Voeding Magazine 3, 2017.

Voeding Magazine ook gratis ontvangen?

cartoon wetenschap is geen tombola

Soms lijkt het wel alsof al het voedingsonderzoek in een tombola zit: zo’n loterij die altijd uitkeert. Bedenk een hypothese, koppel er een Verschrikkelijke Uitkomst aan vast – de dood doet het altijd goed – en hop: altijd prijs. En die prijs is: grote vette chocoladeletters in de media.

Het zwakke punt van veel voedingsonderzoek is dat er meestal geen oorzaak en gevolg is aan te tonen en dat de opzet van de studies vaak matig is. Gelukkig hebben we nog vooraanstaande medische tijdschriften, hoor ik u denken, die geen flutonderzoekjes publiceren. The Lancet, bijvoorbeeld, de nummer 2 in de wereldranglijst van topmedische journals.

Dat tijdschrift publiceerde onlangs de PURE studie, naar de gezondheidseffecten van koolhydraten versus vet. Dat onderwerp levert altijd ronkende krantenkoppen op. Zo ook nu: ‘Eet minder koolhydraten, dan leef je langer’, kopte Foodlog, en ‘Low-fat diet could kill you, major study shows’, schreef The Telegraph.

Toegegeven, de PURE studie levert interessante informatie op. Een dieet met 60 procent koolhydraten bleek geassocieerd met een hoger risico op overlijden dan een eetpatroon met weinig koolhydraten. Waar weinig media over berichtten, is dat dit onderzoek vooral iets zei over de gevolgen van sociaaleconomische ongelijkheid. De observationele studie vergeleek gezondheidsuitkomsten uit lagelonenlanden met die uit rijke, westerse landen. Terwijl we al geruime tijd weten dat mensen met weinig geld minder kunnen besteden aan voeding van hoge kwaliteit, een slechtere toegang hebben tot zorg én zij er ook op andere gebieden een ongezondere leefstijl op nahouden.

De onderzoekers begingen daarnaast een klassieke doodzonde: ze spraken over relatieve risico’s en noemden geen absolute cijfers. Het klinkt indrukwekkend als je stelt dat mensen die driekwart van hun dieet aan koolhydraten besteden 28 procent meer kans hebben op een vroegtijdige dood. Maar als je dit vertaalt naar absolute cijfers, wordt het al snel minder spannend. Bij een absoluut risico van 1 procent om te overlijden, zouden minder koolhydraten dat risico verlagen naar 0,8 procent. Interessant, maar wel een stuk minder alarmerend.

Heeft The Lancet gefaald? Nou nee, laten we alsjeblieft geen studies verbieden die provocatief en gedurfd zijn: die kunnen ons naar nieuwe hypotheses leiden. Het betekent wel dat we voedingsonderzoek nóg kritischer moeten lezen. En dat wij wetenschapsjournalisten het aan onze lezers verplicht zijn om de haken en ogen van zo’n studie te benoemen. We moeten uitleggen dat wetenschap cumulatief werkt en zich alleen kan ontwikkelen als nieuw onderzoek voortbouwt op bestaand onderzoek. Én als nieuwe studies ook onontgonnen terrein exploreren, zodat de wetenschappelijke kennis toeneemt. Want al lijkt het soms zo voor de buitenwacht: wetenschap is geen loterij.

Aliëtte Jonkers is medisch journalist en schrijft voor onder meer de Volkskrant, Nursing, Arts & Auto, Plus Magazine, het Longfonds en zorgveilig.nl.

Minister Schippers: ‘Gezonder voedsel moet overal en voor iedereen toegankelijk zijn’

Tekst: Stephan Peters en Jolande Valkenburg
Beeld: Arenda Oomen en ANP

NZO-webshare-09461

De gezonde keuze moet de makkelijke keuze worden als we willen dat mensen gezonder gaan eten. Dat is de overtuiging van demissionair minister Schippers. Volgens de minister zijn we op de goede weg: ‘Zowel overheid als consument en bedrijfsleven zijn zich ervan bewust dat voeding gezonder kan en moet.’

Edith Schippers is sinds 2010 minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. In die twee kabinetsperioden heeft de minister haar stempel gedrukt op de zorg, vooral door de stijging van de zorgkosten af te remmen. Ook op het gebied van voeding en gezondheid zijn belangrijke stappen gezet. In 2014 ondertekende minister Schippers samen met het bedrijfsleven het Akkoord Verbetering Productsamenstelling. Doel van het akkoord was – en is nog steeds – om de samenstelling van producten te verbeteren door de gehaltes aan zout, verzadigd vet en calorieën te verlagen.

Nu we aan de vooravond staan van een nieuw kabinet en de minister bekend heeft gemaakt niet terug te keren als minister is hét moment aangebroken om het net op te halen. Wat heeft de minister bereikt op het gebied van productverbetering. En wat moet er volgens haar nog meer gebeuren om Nederland gezonder te maken?

Waarom vind u het zo belangrijk dat producten in hun samenstelling worden verbeterd?

‘Als het voor mensen makkelijker wordt om de gezonde keuze te maken, dan wordt een gezond voedingspatroon uiteindelijk voor iedereen vanzelfsprekend. Maar als je kijkt naar de aanbevelingen van de Gezondheidsraad (dagelijks maximaal 6 gram zout, en minder calorieën uit suiker of vet) dan was het voor een gewone consument nauwelijks mogelijk om niet te vet of te zout te eten. Het was dus nodig om de productsamenstelling aan te passen.’

Hoe bent u te werk gegaan om productherformulering in gang te zetten? 

‘Vanaf 2009 proberen we samen met producenten brood, kaas en vleeswaren minder zout  te maken. Dat ging heel goed en daarom hebben we  in januari 2014 het Akkoord Verbetering Productsamenstelling gesloten met de retail (CBL), industrie (FNLI), horeca (KHN) en catering (Veneca). Hiermee is de hele keten van productie en aanbod aan de consument vertegenwoordigd. Gezonder voedsel moet overal en voor iedereen toegankelijk zijn.’

Wat houdt het Akkoord Verbetering Productsamenstelling precies in?  

‘Retailpartijen, de Koninklijke Horeca Nederland en cateringorganisaties hebben afgesproken hun producten, maar bijvoorbeeld ook hun gerechten, met minder zout, minder verzadigd vet en minder suikers samen te stellen. De afspraken die we hebben gemaakt, worden steeds getoetst door de Wetenschappelijke Adviescommissie. Op deze manier ligt de focus op het verbeteren van de producten met de hoogste gehaltes zout, suiker en verzadigd vet. Per productcategorie – sauzen bijvoorbeeld – maken we afspraken om stapsgewijs minder zout of suiker toe te voegen. In de horeca en catering leggen we de focus vooral op een bewuste inkoop, verantwoord aanbod, de bordsamenstelling en de grootte van porties.’

‘De focus ligt op het verbeteren van de producten met de hoogste gehaltes zout, suiker en verzadigd vet’

Welke producten zijn verbeterd wat betreft de samenstelling? En bent u tevreden met het behaalde resultaat?

Rjiksportret 026-ao-schippers-20150709_1

‘Het Akkoord loopt tot 2020, dus we zijn halverwege. Als ik kijk naar hoe kaas, brood, vleeswaren, groente- en fruitconserven inmiddels zijn samengesteld, dan hebben we echt grote stappen gemaakt. Maar er zijn ook categorieën waar het minder goed gaat. Ik vind samen met de Wetenschappelijke Adviesraad dat het over de gehele linie sneller zou moeten. Natuurlijk moet het geleidelijk. Als een product ineens heel anders smaakt, dan kopen consumenten het niet meer en kiezen ze alsnog voor de ongezondere optie. Productverbetering is ingewikkeld. Het raakt de smaak, textuur en houdbaarheid van producten. Maar de afspraken met het bedrijfsleven zijn niet vrijblijvend. De koplopers laten zien dat het kan. Er is dus geen excuus voor de achterblijvers om niet aan te haken.’

Het Nederlands Europees voorzitterschap heeft een enorme boost gegeven aan productverbetering in Europa. In Nederland wordt al sinds 2009 aan productverbetering gewerkt, waarmee Nederland koploper is in Europa en in de rest van de wereld. In andere Europese landen bestond tot vorig jaar nog veel weerstand tegen het herformuleren van producten. Die houding veranderde opvallend tijdens het Nederlands Europees voorzitterschap in 2016. Minister Schippers heeft met haar ministerie de verbetering van productsamenstelling hoog op de Europese agenda gezet. En met succes. Een groot aantal Europese bedrijven en koepelorganisaties besloot na het Nederlands voorzitterschap aan de slag te gaan met het herformuleren (verbeteren) van producten.

  ‘Gezondere producten door een verbeterde samenstelling is nu een gedeelde ambitie in Europa. Dat is een mooie start’

Wat heeft u tijdens het Nederlands Europees voorzitterschap gedaan om productverbetering zo succesvol op de Europese agenda te zetten?

‘In heel Europa groeit het aantal mensen met overgewicht sterk en daarmee ook het aantal diabetespatiënten. Dat is voor die mensen zelf heel vervelend, maar veroorzaakt ook hogere zorgkosten. We delen in Europa niet alleen een vrije interne markt, we delen ook dezelfde problemen. Eén blik in de supermarkt leert je dat de voedingsmiddelenindustrie een wereldwijde industrie is. Als we die gezonder willen maken, dan kunnen we dat als Nederland niet alleen. Dan moeten we als Europese Unie  de handen ineen slaan. Daarom heb ik het onderwerp verbetering van productsamenstelling nadrukkelijk op de Europese agenda gezet. Daarvoor was het belangrijk om Europese lidstaten, Europese Commissie, WHO, bedrijfsleven en ngo’s te laten inzien dat mensen alleen gezondere keuzes gaan maken als die keuze onontkoombaar en makkelijk is. De Nederlandse sectororganisaties, waaronder de Nederlandse Zuivel Organisatie, hebben in Europa hetzelfde gedaan en hun partners betrokken. Dat gaf een enorme slagkracht. Tijdens de conferentie in februari 2016 is een Roadmap for Action on food product improvement onderschreven door een unieke combinatie van lidstaten, bedrijven en Europese sectororganisaties. Gezondere producten door een verbeterde samenstelling is nu een gedeelde ambitie in Europa. Dat is een mooie start. Het staat prominent op de agenda. De Roadmap moet ervoor zorgen dat dit een eerste stap is en we daadwerkelijk resultaten boeken.’

Op welk moment tijdens het EU-voorzitterschap raakten andere Europese landen ervan overtuigd dat productverbetering noodzakelijk is?

‘Het zal niet één moment zijn geweest waarop er een omslag is bereikt in de denkwijze over productverbetering in Europa. Het was vooral een kwestie van heel goed voorbereiden, partijen laten weten wat productverbetering is en waarom het noodzakelijk is. Dat betekent dus veel praten. Maar meer nog is het belangrijk geweest dat alle partijen (overheid, bedrijfsleven, NGO’s) hun inzet hebben gebundeld door samen op te trekken. Zij hebben laten zien dat de voedselindustrie een wereldwijde markt is, en dat we die in Nederland niet in ons eentje gezonder kunnen maken. Daarvoor moeten we écht de handen ineen slaan. Uiteindelijk draait het erom dat je intrinsiek gemotiveerd bent om echt een omslag te bewerkstelligen. Dat waren deze partijen. En dat geeft power. Het is ook het besef dat als je deze omslag niet maakt, het uiteindelijk ook marktaandeel kan kosten. Dit zijn namelijk geen gemakkelijk op te lossen problemen. De aandacht hiervoor zal de komende jaren alleen maar groter worden.’

Hoe ziet u de toekomst wat betreft productherformulering? Wanneer bent u tevreden?

‘Ik ben pas tevreden als de gezonde keuze voor iedereen de makkelijke keuze is. Dat vraagt – helaas – om een lange adem, maar we zijn op de goede weg. Het is nu cruciaal dat we doorpakken en versnellen. Het is nooit af. We moeten blijven kijken naar hoe producten gezonder kunnen worden. Hier in Nederland, en in Europa moet er een zogeheten level playing field komen, want alleen zo wordt een gezonde keuze écht gemakkelijk.’

De wens om te herformuleren staat soms op gespannen voet met de behoefte van de consument. Hoe kijkt u aan tegen smaakverandering en dat consumenten daardoor kiezen voor producten die niet verbeterd zijn?

‘Binnen het Akkoord hebben we vanaf het begin aandacht gehad voor zowel smaakgewenning bij de consument, als voor het feit dat het alleen werkt als iedereen meedoet.’

ANP-1600_47712210 lr

Wat doet de overheid nog meer om Nederlanders gezonder te laten eten of leven?

‘Voeding speelt een cruciale rol, maar een gezonde leefstijl hangt ook samen met niet roken, matig drinken en voldoende bewegen. Met het Nationaal Programma Preventie willen we voorkomen dat mensen chronische ziektes ontwikkelen. En met programma’s als JOGG proberen we kinderen en jongeren meer te laten bewegen en ze te leren wat gezonde voeding is en waarom gezond eten zo belangrijk is. We hebben bijna 4000 buurtsportcoaches in onze gemeenten paraat om iedereen die geen lid is van een sportclub de mogelijkheid te geven om dichtbij huis te sporten. Ook is samen met inmiddels 2100 partijen het programma Alles is Gezondheid gestart. Scholen, bedrijven, maar ook sportkantines slaan de handen ineen om Nederland gezonder te maken. Hieruit blijkt hoe belangrijk het is om de verbinding te zoeken. Niet alleen de overheid is aan zet, wij moeten allemaal aan de slag. Gemeenten doen zelf ook veel om jongeren op gezond gewicht te krijgen. Zo is het in een aantal gemeenten gelukt om de groei van obesitas onder kinderen niet alleen te stuiten, maar het aantal kinderen met obesitas ook te laten slinken. Tot slot werken ook steeds meer ziektekostenverzekeraars samen met gemeenten op het terrein van preventie. Voorkomen is beter dan genezen. Als er ergens veel in beweging is gezet met enthousiaste partners dan is het wel op het terrein van preventie.’

‘We moeten blijven kijken naar hoe producten gezonder kunnen worden’

In welke oplossingen in de strijd tegen overgewicht heeft u het meeste vertrouwen?

‘Overgewicht heeft niet één oorzaak en er is dus ook niet één hapklare oplossing. We krijgen alleen een gezond Nederland als we daar als samenleving met elkaar onze schouders onder zetten. Op het gebied van voeding zijn er mooie initiatieven. Op de Voedseltop eerder dit jaar kwamen ruim 150 invloedrijke beslissers uit de Nederlandse voedselwereld bij elkaar. Nederland moet over vijf tot tien jaar wereldwijd de onbetwiste koploper zijn in gezonde en duurzame voeding. Dat kan door samen te werken: boeren, producenten, supermarkten, horeca, scholen, cateraars, zorginstellingen, sportkantines, maatschappelijke organisaties, onderzoekers en de overheid.’

‘Ik heb op de Voedseltop gezien hoeveel power, ideeën en enthousiasme er is onder bedrijven, wetenschappers, instellingen, overheden en nog veel meer partijen om echt het verschil te gaan maken. Voor consumenten moet het mogelijk zijn om lekker en gezond te eten door een gezond aanbod in de schappen van de supermarkt, in de horeca, in zorginstellingen, onderweg, in de kantine op het werk, op school en bij de sportclub. Het Voedingscentrum heeft ook een app ontwikkeld die mensen daarbij helpt. Dit soort praktische initiatieven kunnen het verschil maken!’

‘Niet alleen de overheid is aan zet, wij moeten allemaal aan de slag’

Als u terugkijkt op de afgelopen jaren: waar bent u als minister dan het meest trots op als het gaat om voeding en gezondheid?

‘Als het specifiek over dit onderwerp gaat, dan ben ik er vooral trots op dat we als Nederland voorop lopen als het gaat om productverbetering. Zowel overheid als consument en bedrijfsleven zijn zich ervan bewust dat voeding gezonder kan en moet. Al die initiatieven die ik hiervoor heb genoemd komen van enthousiaste mensen die bereid zijn tijd en energie te stoppen in deze belangrijke missie. Vanuit die voortrekkersrol is het ons samen ook  gelukt om productverbetering nadrukkelijk op de Europese agenda te zetten.‘

Wat zou uw advies aan de volgende minister zijn?

‘Benut de kracht die in mensen en in de samenleving zit. Uiteindelijk bereik je samen veel meer!’

De nieuwe Vlaamse voedingsdriehoek

Eind september introduceerde het Vlaams Instituut Gezond Leven het vernieuwde voorlichtingsmodel voor gezonde voeding. De nieuwe voedingsdriehoek staat op z’n kop, maar lijkt in veel opzichten op de Nederlandse Schijf van Vijf: meer groenten en fruit en minder rood vlees.

de nieuwe vlaamse voedingsdriehoek

Het doel van de nieuwe Vlaamse voedingsdriehoek is om elke Vlaming bewust te maken en te motiveren om evenwichtiger te eten. Het model is overzichtelijk en prettig vormgegeven. Net als de Schijf van Vijf is ook de voedingsdriehoek het resultaat van een holistische kijk op voeding en gezondheid, met oog voor milieuaspecten en voedingsgewoonten.

Donkergroen: meer groenten en fruit, volkoren producten en noten
De driehoek bestaat uit drie lagen, waarbij de nadruk ligt op de bovenste groene laag. Het advies is om meer uit die laag te eten vanwege een gunstig effect op de gezondheid. De laag bestaat uit groenten en fruit, volkoren producten, aardappelen, peulvruchten, tofu en noten en andere vetstoffen die rijk zijn aan onverzadigde vetzuren.

Lichtgroen: aanvullen met onder andere vis, yoghurt, melk en eieren
De middelste lichtgroene laag is die van de dierlijke producten met een gunstig, neutraal of nog niet eenduidig bewezen effect op de gezondheid. Dit zijn de weinig of niet bewerkte voedingsmiddelen van dierlijke oorsprong, zoals vis, yoghurt, melk, kaas, eieren en gevogelte.

Oranje: minder rood vlees en minder vetten en oliën met verzadigde vetzuren
Voor de onderste oranje laag geldt het advies om daaruit minder te eten. In deze laag bevinden zich rood vlees, boter, kokos- en palmolie en andere plantaardige vetstoffen die rijk zijn aan verzadigde vetzuren.

Rood: liever niet ultrabewerkt
Buiten de driehoek staan in een rode cirkel de producten die de Vlaming volgens haar overheid zo min mogelijk zou moeten eten. Dit zijn de ultrabewerkte producten van dierlijke of plantaardige oorsprong die bij een hoge consumptie een ongunstig effect hebben op de gezondheid. Aan deze producten is vaak veel suiker, vet en of zout toegevoegd. Dit zijn bijvoorbeeld snoep, koek, gesuikerde dranken, alcohol, snacks en bewerkte vleeswaren.

Meer informatie: www.gezondleven.be.

Verslag Symposium The Dairy Matrix

voedingsmatrix heeft invloed op gezondheidseffecten

Tekst: Angela Severs (Scriptum)

Voedingsmatrix heeft invloed op gezondheidseffecten

’Voedingsmiddelen zijn meer dan een optelsom van voedingsstoffen’, zo opende prof. Frans Kok, emeritus voedingshoogleraar bij Wageningen Universiteit, het symposium “The Dairy Matrix: a new approach to understanding the health effects of whole foods”, dat op 3 oktober in Den Haag is georganiseerd. Drie internationaal gerenommeerde wetenschappers lieten vervolgens zien dat de zuivelmatrix een belangrijke invloed heeft op de gezondheidseffecten. Een mooi voorbeeld daarvan is kaas: ondanks hoge gehaltes aan verzadigd vet en zout verhoogt kaasconsumptie het risico op bijvoorbeeld hart- en vaatziekten niet. De voedingsmatrix van kaas zou daarvoor verantwoordelijk zijn.


Wat is de voedingsmatrix?

Voedingsmiddelen hebben een structuur die fysisch en voedingskundig complex is en die invloed heeft op de vertering en opname van de voedingsstoffen die erin zitten. Ook werken de voedingsstoffen in voedingsmiddelen niet geïsoleerd, maar hebben een interactie met elkaar. De gezondheidseffecten van het geheel kunnen daardoor anders zijn dan van de afzonderlijke delen.


‘Nutritionisme is te simpel’

In de gangbare voedingswetenschap worden de gezondheidseffecten van voedingsmiddelen bepaald aan de hand van het gehalte van individuele voedingsstoffen als vetten, eiwitten, koolhydraten, vitamines en mineralen. Prof. Ian Givens, hoogleraar Food Chain Nutrition aan de University of Reading (Verenigd Koninkrijk), vindt deze nutritionistische benadering te simplistisch: ‘Het gaat ervan uit dat je voedingsstoffen bij elkaar kunt optellen, ongeacht uit wat voor soort voedingsmiddelen ze komen. Maar voeding is veel meer dan een optelsom van individuele voedingsstoffen.’

Invloed van zuivelmatrix

Vooral bij zuivel is het effect van de voedingsmatrix volgens Givens goed te zien. Hij toonde resultaten van onderzoek naar het effect van 46 gram verzadigd vet per dag uit boter, melk en kaas op het cholesterolgehalte van jonge mannen. Melk en vooral kaas verhoogden het totale en LDL-cholesterolgehalte significant minder dan boter. Givens: ‘Alleen op basis van het verzadigd vetgehalte is dit verschil niet te verklaren.’ Givens zoekt de verklaring in de zuivelmatrix. Zo heeft vooral kaas een hoger gehalte aan calcium dan boter. Givens: ‘In de darmen kan een deel van het calcium binden aan vetzuren. De zo gevormde calciumzepen verlaten het lichaam via de ontlasting, waardoor de vetopname daalt. Calcium verhoogt daarnaast de uitscheiding van galzuren, waardoor de lever daar meer van moet aanmaken. Daarvoor is cholesterol nodig, waardoor het cholesterolgehalte daalt.’

Teamwork van voedingsstoffen

Ook dr. Emma Feeney, assistent professor aan University College Dublin (Ierland), presenteerde resultaten van onderzoek naar de zuivelmatrix. Zo blijkt uit onderzoek dat zuivel gunstiger is voor de botdichtheid dan eenzelfde hoeveelheid calcium uit supplementen. Verder gaat een hoge inname van zuivel gepaard met een lagere BMI en kleinere middelomtrek vergeleken met een lage inname van zuivel. Volgens Feeney werken de voedingsstoffen in zuivel als een team: ‘Zuivel bevat vet, eiwitten, vitamines, mineralen, lactose, … De gezondheidseffecten van de voedingsstoffen is groter als ze worden gecombineerd. Het geheel is dan meer dan de som van de delen.’

Pleidooi voor kaas

Zuivel heeft een neutraal of zelfs licht beschermend effect op het risico op hart- en vaatziekten, diabetes, overgewicht en sterfte. Dat blijkt uit een overzicht van meta-analyses die prof. Arne Astrup, hoofd van de Department of Nutrition, Exercise and Sports van de University of Copenhagen (Denemarken) presenteerde. Volgens Astrup is er geen wetenschappelijke onderbouwing voor het advies om te kiezen voor magere in plaats van volvette zuivelproducten vanwege het verzadigd vetgehalte: ‘De laatste 6 à 8 jaar zijn er steeds meer publicaties in goed aangeschreven wetenschappelijke tijdschriften als BMJ en Lancet, waarin het adagium dat verzadigd vet slecht is, in twijfel wordt getrokken. De inname van verzadigd vet gaat in onderzoek niet gepaard met meer hart- en vaatziekten en sterfte.’ Veel artsen en diëtisten raden kaas volgens Astrup ten onrechte af. ‘Kaas is een nutriëntrijk voedingsmiddel, dat past in een gezonde voeding, ook voor mensen met diabetes, hypertensie en hart- en vaatziekten.’

Levendige discussie

Na de presentaties ontstond er een levendige discussie tussen de sprekers en de circa 100 deelnemers. Sommige deelnemers verbaasden zich erover dat de gezondheidseffecten van de voedingsmatrix toch weer verklaard worden aan de hand van individuele nutriënten, zoals het calciumgehalte van kaas. Anderen denken dat er niet gesproken kan worden van dé voedingsmatrix van kaas, omdat er zoveel verschillende kazen zijn, variërend van zacht tot hard, wat overigens wordt onderschreven door de sprekers. Ook is niet alleen de voedingsmatrix van invloed, maar eveneens andere voedingsmiddelen die gelijktijdig worden gegeten. En het effect kan zelfs per individu verschillen.

Verzadigd vet verlagen?

Sommige deelnemers vroegen aan de sprekers een advies voor de voedingsmiddelenindustrie, die juist bezig is met het verlagen van het gehalte aan verzadigd vet. Volgens prof. Givens lijkt het erop dat het effect van verzadigd vet afhangt van het soort voedingsmiddel. Duidelijk is in ieder geval dat het vervangen van verzadigd vet in voedingsmiddelen door (vooral geraffineerde) koolhydraten een averechts effect heeft. Volgens Givens is het belangrijker om het gehalte aan toegevoegde suiker te verlagen: ‘Ik heb liever volle zuivel, als er maar weinig suiker aan is toegevoegd.’ Feeney is het hiermee eens en voegt er nog aan toe: ‘Verzadigd vet in kaas lijkt in ieder geval geen probleem.’

Roadshow

Het symposium werd georganiseerd door de Nederlandse Zuivel Organisatie in samenwerking met het European Milk Forum (EMF). Hetzelfde symposium wordt ook gehouden in Kopenhagen (4 oktober), Brussel (11 oktober), Belfast (30 oktober) en Dublin (1 november).


Foto’s symposium

 

emf roadshow 2017 1

emf roadshow 2017 2

emf roadshow 2017 3

emf roadshow 2017 4

emf roadshow 2017 5

emf roadshow 2017 6

emf roadshow 2017 7

 

Michelle van Roost: ‘Waarom voedingsbeleid het ouders en school zoveel makkelijker kan maken’

blog michelle van roost waarom voedingsbeleid het ouders en school zoveel makkelijker kan maken

Het nieuwe schooljaar is begonnen. En de start van een nieuw jaar is een mooi begin voor gezondere gewoontes. Zo dacht een basisschool in Tilburg er ook over en startte na de schoolvakantie met een voedingsbeleid waarin water en fruit de norm zijn geworden.

Dit voedingsbeleid had naast voorstanders ook felle tegenstanders. De lokale media bracht het leed in beeld van kinderen die geen water lusten en van ouders die hun kinderen geen pakjes sap en boterkoek meer konden toestoppen. Al snel volgden polls op social media over wiens verantwoordelijkheid het écht is, dat eten en drinken op school. Het onderwerp leeft kennelijk onder veel ouders.

Geen voedingsbeleid… maar wel een ‘fruitdag’

Bij ons op school hebben ze bewust geen voedingsbeleid. De school vindt het namelijk expliciet de verantwoordelijkheid van de ouders. Maar is dat eigenlijk wel zo? Met open vizier ging ik dus de eerste schoolweken in. Ondanks het feit dat de school geen voedingsbeleid had, werd schoolbreed toch een ‘fruitdag’ geïntroduceerd. Elke dinsdag moest ook mijn kind voortaan fruit meenemen als pauzehap. En inderdaad, de eerste dinsdag hadden ze allemaal fruit mee. Waarop de juf besloot om dat gewenste gedrag de volgende dinsdag te belonen met een traktatie. En dus mochten de kinderen de volgende dinsdag juist géén fruit meenemen. Vast goed bedoeld, maar waarom bepaalt de juf eigenlijk wat mijn kind als pauzehap krijgt? En waarom een extra beloning voor een gewoonte die voor veel kinderen heel normaal is? Dan liever een helder beleid.

Geen voedingsbeleid… en dus snoep mee op schoolreisje?

In week twee werd het schoolreisje georganiseerd. Onze school heeft uitdrukkelijke wensen voor ouders over het drinken wat kinderen meekrijgen (4 pakjes drinken, later gecorrigeerd door een fles water en twee pakjes). Over eten wordt niet expliciet gecommuniceerd. Snoep wordt besproken in de klas met de kinderen; of ze liever geen of weinig snoep mee willen nemen. Maar die boodschap bereikt niet alle ouders en het is geen beleid. Dus gaat het ene kind zonder snoep op schoolreis, de andere met meerdere zakjes en die deelt dat vrolijk uit.

Geen voedingsbeleid… en dus een stroopkoek als beloning

Als ouder heb je geen idee wat je kind op school allemaal toegestopt krijgt, zelfs door de leerkracht. Sommige leerkrachten vinden traktaties die zij krijgen van de kinderen namelijk te groot. Ze eten het liever niet allemaal zelf op, en geven het daarom weg aan de kinderen, bijvoorbeeld als beloning. In de eerste week kregen twee kinderen die een foutje in de lesstof hadden ontdekt twee kanjer stroopkoeken als beloning, vlak voor de lunch. De andere 28 kinderen in die klas keken toe. Hoe pedagogisch verantwoord is het om te belonen met snoep? En waarom nét voor de lunch? Maar als ouder kun je er niets mee, want er is geen beleid op.

Voedingsbeleid: makkelijk voor school en ouder

Als ouder heb je vooral de verantwoordelijkheid op papier. Je geeft ze wat gezonds mee en hoopt dat dat erin gaat, zonder te veel extra’s. En dat laatste is nu juist de verantwoordelijkheid van de school. Een gedegen voedingsbeleid kan het ouders en school zoveel makkelijker maken. Met zo’n beleid stel je heldere grenzen over wat je als school gezond en passend vindt binnen een gezonde opvoeding.

Een goed voorbeeld Zo’n beleid hoeft niet lastig of betuttelend te zijn. Het kan ook ouders ontzien. Neem nu het voorbeeld van de Yendarra School uit Auckland. Die school besloot tien jaar geleden door de school heen waterfonteinen te plaatsen. Kinderen daar hoeven geen drinken meer mee te nemen, op elk moment van de dag kunnen ze hun flesje vullen. Niet alleen makkelijk, ook heel gezond. De waterfonteinen blijken goed tegen overgewicht en heel goed voor de tanden. Op de Yendarra School is het aantal gaatjes in tanden van kinderen met 40% gedaald. En er werden minder tanden getrokken dan op vergelijkbare scholen in de buurt.

Zelf bepalen wat je kind krijgt

Ik ben benieuwd naar vergelijkbare cijfers van de scholen uit Amsterdam, waar waterdrinken ook al langere tijd de norm is. En ondertussen maak ik me hard voor een voedingsbeleid op mijn school. Want met duidelijke richtlijnen kun je als ouder écht zelf bepalen wat je je kind aanbiedt.

 

michelle_van_roost_voedingsjungleMichelle van Roost is levensmiddelentechnoloog (WUR) met een brede interesse in voeding en gezondheid. Als BGN-gewichtsconsulent, gespecialiseerd in Kind & Gezin weet ze wat er speelt bij consumenten, maar heeft tegelijkertijd met haar werkervaring een brede kijk op de voedingsmiddelenindustrie. Samen met Manon van Eijsden leidt ze Voedingsjungle. De naam is een knipoog naar hun missie: mensen – van consument tot bedrijfsleven- helpen hun weg te vinden in het oerwoud van voedingsadviezen. Michelle is nieuwsgierig, ondernemend en volgt de voedingswetenschap op de voet. En met 3 jonge kinderen weet ze wat voor uitdaging het kan zijn om binnen een druk gezins- en werkleven een gezonde leefstijl na te streven.