Nieuws

Hoogleraar Renger Witkamp: ‘Bepaal per patiënt de optimale combinatie van voeding en farma’

Renger uitgelicht

Als zelfs de leerstoelgroep Voeding en Farmacologie naar de effecten kijkt van whole foods weet je dat er iets is veranderd in voedingsland. Wat levert dit onderzoek op en wat betekent dat voor mensen met overgewicht of chronische ziekten? Een interview met professor Renger Witkamp.   

Tekst: Stephan Peters, Foto: Michel Campfens

Hoogleraar voeding en farmacologie professor Renger Witkamp begeeft zich in zijn onderzoek op twee grensvlakken: dat tussen gezondheid en ziekte, en dat tussen voeding en medicijnen. Zijn leerstoelgroep aan Wageningen Universiteit richt zich daarbij op de mogelijkheden om met biologisch actieve stoffen in voeding, en soms in medicijnen, de gezondheid te bevorderen van zowel ‘gezonde’ mensen als patiënten. Ook bestudeert hij de wisselwerking tussen medicatie en voedingsstatus bij ouderen.

Dit interview staat ook in Voeding Magazine 4, 2017, dat op 30 december is verschenen.
Voeding Magazine ook gratis ontvangen?

De wisselwerking tussen medicatie en voedingsstatus… waarom is dat zo belangrijk?

Medicijnen kunnen invloed hebben op iemands voedingsstatus. Dit is vooral belangrijk bij ouderen, die vaak meerdere middelen naast elkaar gebruiken. Daarnaast bestaat er bij de meeste  ouderen toch al een verhoogd risico op ondervoeding. In de klinische praktijk gaat men vaak nog steeds uit van het klassieke ‘farma’-concept. Daarbij staat het principe ‘one disease, one target, one drug’ centraal, terwijl veel chronische ziekten multi-factorieel zijn en er ook veel sprake is van multimorbiditeit (meerdere aandoeningen naast elkaar). Juist vanwege die multimorbiditeit bestaat de neiging om steeds meer medicijnen naast elkaar te gaan voorschrijven. Daarbij komt ook nog dat het ene middel soms dient om de bijwerkingen en risico’s van het andere te verminderen. De lijst van middelen die mensen gebruiken wordt dan steeds langer. Terwijl sommige chronische ziekten in de kiem gesmoord hadden kunnen worden door tijdige aanpassing van leefstijl, waaronder goede voeding.’

Kunt u een voorbeeld geven van zo’n extreme combinatie van pillen?

‘Binnen ons samenwerkingsproject met het ziekenhuis Gelderse Vallei stuiten we eens op een oudere mevrouw die elke dag 26 pillen slikte. Ze zal ongetwijfeld diverse aandoeningen hebben gehad, maar ze was ook een typisch voorbeeld van pillen stapelen. Bij veel ouderen begint dit bijvoorbeeld met een statine en een of meer middelen om de bloeddruk te verlagen. Ter voorkoming van stolselvorming komt er vaak een lage dosis aspirine bij. Dit geeft een risico op maagproblemen, waartegen dan weer een protonpomp-remmer wordt gegeven. Als er dan ook nog sprake is van diabetes, chronische pijn en slaapproblemen zit je al op het gemiddelde in onze onderzoeksgroep: iets meer dan zes middelen naast elkaar. Een gevolg van langdurig gebruik van protonpompremmers kan een verlaagde vitamine B12- en magnesiumstatus zijn. Dit manifesteert zich heel geleidelijk, en de symptomen lijken ook op die van het ouder worden. Daardoor worden ze gemakkelijk gemist, terwijl dit bij tijdig ingrijpen makkelijk te repareren is. In veel gevallen zien we weliswaar een associatie met medicatie, maar is de echte oorzaak van het tekort aan een bepaald micro-nutrient de onderliggende ziekte. We vragen ons in toenemende mate af of dit niet al bij diagnose het geval zal zijn geweest, en of tijdige correctie van de voeding niet tot minder medicatie had kunnen leiden.’

‘We vragen ons in toenemende mate af of tijdige correctie van de voeding niet tot minder medicatie had kunnen leiden’

Wat is er in de afgelopen tien jaar veranderd in uw vakgebied?

‘Toen ik hier in 2006 begon, geloofden we nog zo in stofjes dat we gekscherend tegen elkaar zeiden: “Statines; die worden binnenkort aan melk toegevoegd.” Nu zijn we bij het  onderzoek weer terug bij de effecten van whole foods in plaats van stofjes. We moeten naar de fysiologie kijken; voeding heeft effecten op het totale proces. Als voorbeeld geef ik weer  de magnesiumstatus. Magnesium is betrokken bij de werking van honderden enzymen. Maar bij een ogenschijnlijk tekort blijkt een magnesiumsupplement niet per definitie te helpen. Sterker nog; de vraag is of het magnesiumtekort een oorzaak is van een ziekte, het gevolg ervan, of misschien een gevolg van de behandeling met medicijnen. Datzelfde geldt voor de vitamine D-status waarover nu veel wordt gediscussieerd. Is een lage vitamine D-status een oorzaak van de problemen of een marker voor een slechte gezondheid?

Uw pleidooi voor ‘food first’ kan klinken als ‘antipil’.

‘Nee, absoluut niet. Ik ben wel voor een veel betere samenwerking tussen de werelden van de voeding- en die van de farma. Bij Stichting Voeding Leeft komen die twee werelden al bij elkaar. We proberen voor elke patiënt het optimale eruit te halen door met verschillende wetenschappelijke instellingen te werken en niet automatisch naar de farma te grijpen. Soms kan een patient door verandering van leefstijl met minder geneesmiddelen toe, soms gaat het alleen om de ervaren gezondheidswinst. Dat laatste is een lastig begrip voor veel wetenschappers, maar als het welzijn en de kwaliteit van leven van de patient daardoor verbetert, vind ik dit relevant.’

‘Is een lage vitamine D-status een oorzaak van de problemen of een marker voor een slechte gezondheid?’

Hoe denkt u over voedingssupplementen?

‘Ik ben daar erg pragmatisch in: micronutriënten moet je natuurlijk in de eerste plaats uit je voeding halen. Maar als ik naar mezelf kijk, zijn er veel dagen waarop ik de aanbevelingen niet haal. Dan vind ik het uit pragmatisch oogpunt prima om een multivitamine te nemen. Zo slik ik ook regelmatig omega-3 vetzuren. Maar dat is het dan wel. Hooggedoseerde vitaminepreparaten moet je niet nemen; denk maar aan de problemen die zijn ontstaan door die enorm hoge doses vitamine B6. Ik heb ook moeite met het nemen van pillen als ‘goedmakertje’ voor een ongezonde leefstijl en met de vele claims rondom supplementen. Zo werd er bij het Amsterdam Dance Event reclame gemaakt voor een voedingssupplement dat zou beschermen tegen gehoorschade. Grote onzin; waarschijnlijk kon je die dingen nog het beste in je oren stoppen!’

En wat vindt u van de afvalpil of van eetlustremmers?

‘Het ontstaan van overgewicht is zo complex. Dat kun je niet zomaar afremmen met een pilletje dat op een enkel target werkt. Als ze al werken dan is het maar beperkt en gaat dit vergezeld met vervelende tot zelfs ernstige bijwerkingen. Er zijn voorbeelden te over en de NVWA geeft regelmatig waarschuwingen, bijvoorbeeld voor ‘sportpreparaten’ die zouden helpen vet te verbranden. Die veroorzaken vaak hartklachten. Het met pillen remmen van de eetlust is een farmacologisch gevecht tegen ons sterkste instinct. Ik heb net als veel anderen een tijdje geloofd in de mogelijkheid om door middel van specifieke moleculen de verzadiging te stimuleren. Men ging er van uit dat dit zou kunnen door het stimuleren van receptoren die nutriënten waarnemen in het darmkanaal. Dit leidt weer tot een verzadigingssignaal naar de hersenen. Tot nu toe zijn het allemaal veel te grote beloftes gebleken.’

Maar hoe kunnen we mensen met overgewicht dan helpen?

‘Ik zie wel toekomst in het verhogen van de beloningswaarde van gezond voedsel. Mensen eten vooral uit hedonistisch oogpunt. Het moet lekker zijn; dat is nu eenmaal zo. Als je die ‘lekkerheid’ in ogenschouw neemt, kun je kijken hoe je ‘belonende’ eigenschappen van voeding kunt vergroten zodat het meer bevredigt. We eten met zijn allen te weinig groente en fruit. Stel je eens voor dat je bijvoorbeeld door slimme veredeling het ‘lekker-effect’ kan doen toenemen. Dan gaan mensen ook meer van die producten eten.’

Kunnen we in de toekomst ziekten genezen met voeding of voedingsstoffen?

‘Dat kan nu al bij ziekten die een oorzaak hebben in een ongezonde leefstijl. Denk aan het afremmen of zelfs omkeren van type 2 diabetes, door mensen af te laten vallen, gezonder te laten eten, meer te laten bewegen, et cetera. Ik zie ook kansen op het gebied van voeding in relatie tot hart- en vaataandoeningen en aandoeningen van het maagdarmkanaal. Ook bij mensen met reuma en multiple sclerose (MS) hebben we – binnen Voeding Leeft – voedingsinterventies gedaan. Die hadden weliswaar geen effect op het ziekteproces, maar de ervaren gezondheid en kwaliteit van leven van de patiënt ging er wel door vooruit. Dat is natuurlijk mooi!’

U gelooft niet in supplementen maar wel in complexe voedingsproducten?  

‘Ik zal het proberen te verduidelijken. De voedingswetenschap heeft zich in het recente verleden sterk gericht op individuele inhoudstoffen. Dat heeft geen spectaculaire resultaten  opgeleverd; we hebben geen gezondheidswinst geboekt door vitamines en dergelijke te gaan slikken. We moeten dus ‘andersom denken’; niet vanuit stoffen, maar vanuit whole foods. Neem deze karnemelk: waarin zitten de gezondheidseffecten van karnemelk? Alleen in calcium? Dat denk ik niet. Als ik nu al het water eruit haal en het extract overhou; wat heb ik dan? Geen supplement, want daar zit maar een enkele stof in. Het gaat om het geheel; de combinatie van stoffen en matrixeffecten. Daar moet de voedingswetenschap zich op gaan richten. Deze denkwijze kan ons heel veel leren als we er allemaal voor open staan. Altijd vanuit de gedachte: ik ben wetenschapper, dus ik weet het niet…’

‘We moeten ‘andersom denken’. Niet vanuit stoffen, maar vanuit whole foods. Het gaat om het geheel; de combinatie van stoffen en matrixeffecten’

‘Het is goed om voedingsstoffen in hun gezamenlijkheid te bekijken, zoals de systeembiologie dat doet. We hebben ons bijvoorbeeld lang gericht op de gezondheidseffecten van alleen calcium, terwijl we calcium en magnesium gezamenlijk met vitamine D moeten beschouwen. Wellicht leren we in de toekomst dat zelfs dit nog te beperkt is. Mechanismen zijn veel complexer dan we tot nu toe dachten. Daarom moeten we ons richten op de totale matrix van voedingsmiddelen. Het manco van het stofjesdenken kun je als volgt zien: als je bij een slechtlopende auto onder de motorkap kijkt en ziet dat de ruitensproeier leeg is, betekent dit niet dat de motor weer goed gaat lopen als je het reservoir bijvult. Zeker bij het menselijk lichaam moeten fysiologie, biochemie en gezondheid vanuit een groter geheel worden bekeken.’

Wat vindt u van de huidige discussies over gezond eten?

‘Wat ik jammer vind, is het hoge ‘welles-nietes’-gehalte bij deze discussies. Laten we wat relaxeder omgaan met voeding. Ook voedingswetenschappers moeten vaker hun mond houden, luisteren naar anderen, en niet vooral hun gelijk willen halen. Afzonderlijke studies hebben altijd hun beperkingen.’

Welke kansen ziet u op het gebied van preventie?

‘De basis voor de preventie van welvaartsziekten ligt bij kennis en vaardigheden en daarmee  bij goed onderwijs. Het kennisniveau is op dit moment erg laag. Als je mensen vraagt wat ongezond of gezond is, komen ze vaak niet veel verder dan een paar op zichzelf staande  ongezonde (‘foute’) en gezonde (‘goede’) producten. Men denkt tegenwoordig erg zwart-wit. Tot mijn grote frustratie is de kennis over gezond eten ook bij artsen zeer gebrekkig. Daar moet echt iets aan gebeuren, want zij kunnen mensen motiveren om gezonder te leven en een gedragsverandering bewerkstelligen. Dat betreft zeker niet alleen gezonder eten, maar de totale leefstijl. Dus ook: meer bewegen, goed slapen en minder stress. Lang niet iedereen weet dat verkeerd eetgedrag kan leiden tot serieuze gezondheidsproblemen op latere leeftijd.’

Zijn er nog meer manieren om mensen te verleiden tot gezonder eten?

‘Wat betreft preventie geloof ik ook echt in de gezonde omgeving of de gezonde stad. Ik ben liberaal, maar van mij mogen snoepautomaten verboden worden in ziekenhuizen en  scholen! Bij de Stichting Voeding Leeft – waar ik een groot fan van ben – vinden we dat het gezonde alternatief wel aantrekkelijk en lekker moet zijn. Eén van de uitgangspunten bij Voeding Leeft is: eet vers en zo min mogelijk bewerkt. Natuurlijk kun je niet zeggen dat bewerkt altijd slecht is, maar het werkt goed als praktische leidraad. Een ander uitgangspunt is dat je pragmatisch moet denken. Als je een omgeving inricht of gedragsverandering wil bewerkstelligen, moet het vol te houden zijn. Ik vind dat een omgeving moet stimuleren om te bewegen, bijvoorbeeld door liften achterin een gebouw te plaatsen en niet prominent bij de ingang.’

Bent u voorstander van de suikertax?

‘Ik ben in principe niet voor dwingende maatregelen. Over de suiker- en vettax hoor ik veel wisselende verhalen. De effectiviteit van zo’n extra belasting hangt onder andere af van de economische situatie. Als in Nederland een blikje cola 20 cent duurder wordt, zullen niet zoveel mensen het opeens laten staan. En als die 20 cent gewoon in de schatkist verdwijnt, levert het geen gezondheidswinst op. Daarnaast moet je dit soort maatregelen altijd op de weegschaal ‘dwang’ versus ‘stimuleren’ leggen. Ook al valt een deel van onze voeding onder genotsmiddelen, zoals snoep en alcohol, moet je alles toch in het juiste perspectief zien. Voeding met toegevoegde suiker is niet gezond, maar als je het vergelijkt met roken, is een keer een taartje eten echt niet slecht. Ik ben wel voor minder toegevoegde suiker, maar niet voor draconische maatregelen. Wat wel werkt is de gezonde wijk waarvan in Nederland verschillende voorbeelden zijn. Daar gebeurt het zonder dwang en door op meerdere factoren tegelijk in te zetten. Een groot draagvlak blijkt hierbij essentieel. Daarom moet er op scholen en thuis ruim aandacht worden besteed aan voeding en gezondheid. En niet alleen bij kinderen; ook de betrokkenheid van ouders is cruciaal voor zo’n gezonde wijk.’

Kaas verlaagt het risico op hart- en vaatziekten

kaas-verlaagt-het-risico-op-hart-en-vaatziektenNederland is een echt kaasland. In 2016 aten we bijna 60 gram kaas per persoon per dag.1 Kaas bevat veel gunstige voedingsstoffen zoals calcium, magnesium, zink, vitamine A, vitamine B2, B12 en eiwitten, maar ook verzadigd vet. En dat laat het LDL-cholesterol stijgen; wat een risicofactor is voor hart- en vaatziekten. Verhoogt het eten van kaas dan het risico op hart- en vaatziekten? Een onlangs verschenen meta-analyse heeft daarnaar gekeken en laat het tegenovergestelde gezien.2

Aanleiding onderzoek

Het algemene voedingsadvies is om de hoeveelheid verzadigd vet in de voeding zo laag mogelijk te houden, waardoor alleen 10+, 20+ en 30+ kaas in de Schijf van Vijf is opgenomen. Er is echter discussie of en in welke mate verzadigd vet het risico op hart- en vaatziekten verhoogt. Daarnaast zijn er ook aanwijzingen dat de voedingsmatrix een rol speelt. We zien bijvoorbeeld dat verzadigd vet uit zuivelproducten het risico verlaagt, terwijl verzadigd vet uit vlees het risico verhoogt of niet beïnvloedt.3,4 Een onlangs verschenen meta-analyse heeft gekeken wat nu het risico is van het eten van kaas op hart- en vaatziekten.

De meta-analyse

Voor de meta-analyse voldeden vijftien observationele studies aan de opgestelde criteria, waarvan er dertien een follow up hadden van minsten tien jaar. Er is gekeken naar de consumptie van kaas en het risico op hart- en vaatziekten, coronaire hartziekten en beroerte. Hierbij is niet alleen de hoogste kaasconsumptie met de laagste kaasconsumptie vergeleken, maar er is ook een dosis-respons relatie uitgevoerd. Dat laatste is belangrijk omdat de kaasconsumptie tussen populaties sterk kan verschillen. Wat een hoge kaasconsumptie is in de ene studie kan een lage kaasconsumptie zijn in de andere studie. Met een dosis-respons relatie wordt dit gelijk getrokken.

Kaas beschermt tegen hart- en vaatziekten

De meta-analyse laat zien dat de consumptie van kaas is geassocieerd met een 10-14% lager risico op hart- en vaatziekten, coronaire hartziekten en beroerte. Interessant is het verschil tussen mannen en vrouwen. Alleen bij vrouwen wordt namelijk een verlaagd risico gevonden, hoewel het verschil met mannen niet significant is. Dit zou kunnen komen door het kleine aantal studies in de subanalyse, maar het kan ook zijn dat vrouwen meer kaas eten met een lager vetgehalte of dat hormonen en genen van invloed zijn.

Bij de dosis-respons relatie is er een U-vormig verband gevonden tussen kaasconsumptie en het risico op hart- en vaatziekten. Het laagste risico wordt gevonden bij 40 gram/dag (-16%). Het risico op coronaire hartziekten blijft geleidelijk afnemen naarmate de consumptie toeneemt (tot -20% bij 120 gram/dag). Het risico op beroerte was het laagst bij een consumptie van 40 tot 120 gram/dag (-9%). Geen enkele keer wordt er een verhoogd risico gevonden.

Verklaringen voor een beschermd effect

Er is een aantal verklaringen waarom kaas beschermt tegen hart- en vaatziekten. Kaas is bijvoorbeeld een goede bron van vitamines en mineralen die mogelijk beschermen tegen hart- en vaatziekten. Calcium uit voeding is bijvoorbeeld geassocieerd met een verlaagd risico op beroerte en sterfte aan hart- en vaatziekten.5,6 Een andere verklaring is het vetzuur CLA (conjugated linoleic acid) dat in diermodellen het proces van atherosclerose remt en enkele markers van inflammatie (TNF-α, IL-6) laat dalen.7,8

Opmerkingen

De meta-analyse is gebaseerd op observationele studies waardoor niet gesproken kan worden van een oorzakelijk verband. Verstorende factoren (confounders) kunnen van invloed zijn geweest, al hebben de meeste studies voor een groot aantal gecorrigeerd. Ook misclassificatie van de kaasconsumptie kan een rol hebben gespeeld omdat in de studies gebruik is gemaakt van zelfrapportage. Tot slot was het door een gebrek aan gegevens niet mogelijk om een onderscheid te maken in het vetgehalte van de kaas.

Conclusie

Deze meta-analyse laat zien dat de consumptie van kaas is geassocieerd met een verlaagd risico op hart- en vaatziekten. Het laagste risico wordt gevonden bij 40 gram/dag.

Referenties

  1. https://www.zuivelonline.nl/zuivel/kaas/cijfers/
  2. Praagman J, et al. The association between dietary saturated fatty acids and ischemic heart disease depends on the type and source of fatty acid in the European Prospective Investigation into Cancer and Nutrition-Netherlands cohort. Am J Clin Nutr. 2016 Feb;103(2):356-65.
  3. de Oliveira Otto MC, et al. Dietary intake of saturated fat by food source and incident cardiovascular disease: the Multi-Ethnic Study of Atherosclerosis. Am J Clin Nutr. 2012 Aug;96(2):397-404.
  4. Chen GC, et al. Cheese consumption and risk of cardiovascular disease: a meta-analysis of prospective studies. Eur J Nutr. 2017 Dec;56(8):2565-2575.
  5. Wang X, Chen H, Ouyang Y, Liu J, Zhao G, Bao W, Yan M (2014) Dietary calcium intake and mortality risk from cardiovascular disease and all causes: a meta-analysis of prospective cohort studies. BMC Med 12:158 52.
  6. Larsson SC, et al. Dietary calcium intake and risk of stroke: a dose-response meta-analysis. Am J Clin Nutr. 2013 May;97(5):951-7.
  7. Mitchell PL, et al. Conjugated linoleic acid and atherosclerosis: studies in animal models. Biochem Cell Biol. 2008 Aug;86(4):293-301.
  8. O’Shea M, Bassaganya-Riera J, Mohede IC. Immunomodulatory properties of conjugated linoleic acid. Am J Clin Nutr. 2004 Jun;79(6 Suppl):1199S-1206S.

Janneke Vreugdenhil: ‘Groenten zijn lékker’

Janneke Vreugdenhil Groente zijn lekker

Het eerste groentehapje van mijn zoon ging er grif in. Biologische worteltjes, door zijn moeder liefdevol gekookt en gepureerd. Ik was apetrots. Tot aan zijn tweede verjaardag at hij glunderend alles op wat ik hem voorzette, van asperges tot zuurkool. Hij was een fantastische eter. Totdat hij dat niet meer was. Van zijn tweede tot zijn vierde weigerde mijn modelkind elk vorm van groente. Wat ik ook probeerde om hem te overtuigen – “Hoe moet je anders een grote jongen worden?” – dat mondje bleef op slot.

Ik moest eraan terugdenken toen ik onlangs de resultaten van de Gezondheidsenquete/Leefstijlmonitor 2014 – 2016 bekeek. Daaruit blijkt dat bijna 6 van de 10 kinderen van 1 tot 12 jaar onvoldoende groente eten. Dat zijn op zichzelf natuurlijk cijfers waarvan u en ik niet enorm opkijken. Ondanks aanhoudende campagnes eten we allemaal, kind én volwassene, nog steeds minder groenten dan goed voor ons zou zijn. Maar wat ik wel opvallend vond aan het onderzoek: jónge kinderen, van 1 tot 4 jaar, blijken vaker voldoende groente te eten dan oudere kinderen. Ergens in zo’n jong leventje zit blijkbaar een omslagpunt, van groente-eter naar groente-hater, of op z’n minst groente-wantrouwer. Mijn zoon was geen uitzondering.

In een onderzoek onder kinderen van 3 tot 5 jaar aan de universiteit van Chicago is aangetoond dat wanneer ouders groenten aanprijzen, bijvoorbeeld door te zeggen dat je er sterker van wordt, kinderen er minder van eten. Volgens de onderzoekers komt dit omdat kinderen niet geloven dat voeding twee doelen kan dienen: iets kan niet gezond voor je zijn en ook nog lekker. Dat is helemaal niet zo onlogisch gedacht van die ukkies, toch? Ik ken in elk geval heel wat volwassenen die nog steeds zo redeneren. Wordt het daarom geen tijd om het woord gezond eens wat minder te benadrukken als het over groente gaat? Zouden we niet meer mensen, grote én kleine, over de streep kunnen trekken met het argument lekker?

Ik weet nog goed hoe ikzelf op een dag, de wanhoop nabij, besloot om de strijd met mijn kleuter een tijdje te staken. Ik zette weliswaar nog elke dag groente op tafel, maar drong er op geen enkele manier op aan dat hij het zou eten. Wat hij dus ook niet deed, die goochemerd. Intussen maakte ik die groente wel zo lekker mogelijk klaar en zag hij zijn ouders ervan genieten. En op een dag, een paar weken later, wilde hij zomaar spontaan iets van ‘dat groene’ proberen. Niet veel later at hij vrijwillig een halve komkommer. En toen hij zelfs de doperwtjes niet meer uit zijn pasta viste, wist ik dat het allemaal goed zou komen.

Janneke Vreugdenhil is culinair journalist en kookboekenauteur. Ze schrijft onder andere een wekelijkse kookcolumn voor NRC Handelsblad. In november verscheen haar meest recente boek ‘Altijd feest’.

Groente aanprijzen werkt averechts

Deze blog verscheen eerder als column in Voeding Magazine 4, 2017. Voeding Magazine ook elk kwartaal gratis ontvangen?  Wordt abonnee!

Vitamine D en K werken samen voor sterke botten en schone vaten

Vitamine D en K werken samen voor sterke botten en schone vatenTekst: Dr.ir. Hanne van Ballegooijen (VU Medisch Centrum Amsterdam)

Het is al langer bekend dat een combinatie van vitamine D en K goed is voor de botgezondheid. Hun gezamenlijk effect op de vaatgezondheid was minder goed onderzocht. Hanne van Ballegooijen schreef, samen met een onderzoeksgroep in het Oostenrijkse Graz, een overzichtsartikel over het effect van vitamine D gecombineerd met vitamine K voor sterke botten en schone vaten.1

Vitamine D is nodig om calcium in het lichaam op te nemen. Dat is belangrijk voor de groei en het behoud van stevige botten en tanden. Daarnaast speelt vitamine D een rol bij een goede werking van de spieren en het immuunsysteem. Van vitamine K is bekend dat het nodig is voor een goede bloedstolling. Er zijn echter steeds meer aanwijzingen dat vitamine K ook een rol speelt bij de aanmaak van botten en mogelijk invloed heeft op de vaatgezondheid.

Synergie vitamine D en K

Vitamine D en vitamine K zijn beide vet-oplosbare vitamines en spelen een belangrijke rol in de calciumhuishouding. Het lichaam kan vitamine D opslaan in vetweefsel en organen, zoals de lever. Vitamine K kan slechts in beperkte mate worden opgeslagen in vet vergeleken met andere vet-oplosbare vitamines. Daarom is een dagelijkse aanvoer van vitamine K gewenst door producten te eten die rijk zijn aan vitamine K. Vitamine D stimuleert mogelijk de productie van vitamine K-afhankelijke eiwitten, zoals osteocalcine en het matrix gla-eiwit. Deze eiwitten hebben vitamine K nodig om optimaal te functioneren. In figuur 1 is te zien hoe vitamine K zorgt voor de activatie (carboxylering) van deze eiwitten. (Figuur 1)

Bronnen vitamine D

De belangrijkste bron van vitamine D is zonlicht. Het lichaam kan onder invloed van zonlicht zelf vitamine D aanmaken in de huid. Daarnaast zit vitamine D van nature ook in vette vis, en in mindere mate in vlees, eieren, en paddenstoelen. Vitamine D wordt toegevoegd aan halvarine, margarine en bak- en braadproducten. De Gezondheidsraad adviseert jonge kinderen, ouderen, mensen met een getinte huidskleur, mensen die weinig buiten komen en zwangere vrouwen om extra vitamine D te nemen.

Bronnen vitamine K

Er bestaan meerdere soorten vitamine K. Vitamine K1 zit met name in groente en gefermenteerde zuivelproducten en zit en in mindere mate in plantaardige oliën, fruit, zuivel en brood. Vitamine K2 komt voor in vlees, kaas en eieren. De meeste vitamine K2 wordt aangemaakt door bacteriën in de dikke darm. Pasgeboren kinderen krijgen in de eerste maanden na de geboorte extra vitamine K toegediend.

Een optimale spiegel van zowel vitamine D als vitamine K zorgt voor een betere elasticiteit van de vaten

Suppletie en botgezondheid

Verschillende interventiestudies hebben de effecten van suppletie van vitamine D en K suppletie voor de botgezondheid onderzocht bij met name ouderen vrouwen met een hoog risico op osteoporose. De meeste studies voor botgezondheid zijn uitgevoerd in Japan. In Japan wordt veel Natto gegeten. Deze plakkerige variant van gefermenteerde sojabonen is een grote bron van vitamine K. In Japan zijn zowel vitamine D als K onderdeel van de behandeling van osteoporose; in Nederland geldt dat alleen voor vitamine D. Niet alle interventiestudies vonden positieve effecten, maar uit het merendeel bleek dat suppletie van vitamine D en K zorgt voor een beter behoud van botgezondheid, ook in Nederland.2 Dit effect is groter dan het effect van vitamine D- of vitamine K-suppletie apart. Bij studies met een looptijd korter dan 1 jaar is het twijfelachtig of veranderingen in botdichtheid aangetoond kunnen worden omdat het lang duurt voordat deze zichtbaar zijn. Op basis van de studies met een looptijd van minimaal 2 jaar (Tabel 1) kan geconcludeerd worden dat er sterke aanwijzingen zijn dat vitamine D-suppletie gecombineerd met vitamine K kan bijdragen aan het behoud van botgezondheid bij ouderen vrouwen. Meer onderzoek is nodig bij mannen en andere leeftijdsgroepen, evenals bij mensen met chronische ziekten zoals diabetes type 2 en hart- en vaatziekten.

Tabel 1: Samenvatting van studies over vitamine D en K suppletie in relatie tot botgezondheid met een studieduur ≥ 2 jaar. NB: niet alle kolommen zijn direct zichtbaar; gebruik de scrollbalk onder de tabel.
Auteur,
jaar
Land Studie-
deelnemers
Behandeling Studie-
duur
Uitkomst Resultaat
Iwamoto, 2000 Japan  N=92 vrouwen met osteoporose na de menopauze ­Calcium
Vitamine D
Vitamine K
Vitamine D
+ vitamine K
2 jaar Bot-
dichtheid
Vitamine D en K gecombineerd verhoogt botdichtheid
Ushiro-
yama, 2002
Japan N=126 post-vrouwen met osteoporose na de menopauze Dieet
Vitamine D
Vitamine K
Vitamine D
+ vitamine K
 2 jaar

 

Bot-
dichtheid

Vitamine D en K gecombineerd verhoogt botdichtheid
Braam,
2003
Nederland N=155 vrouwen na de menopauze Placebo
Vitamine D
Vitamine D
+ vitamine K
3 jaar Bot-
verlies
Vitamine D en vitamine K zorgt voor verminderde afname bot
Sato,
2005
Japan N=200 ouderen vrouwen met Alzheimer Placebo
Vitamine K
+ vitamine D + calcium
2 jaar Bot-
dichtheid
en
fracturen
Vitamine D en K gecombineerd verhoogt botdichtheidVitamine D
en K verlaagt fractuur risico
Bolton-Smith,
2007
 UK N=244 gezonde oudere vrouwen ­Placebo
Vitamine K
Vitamine D
+ calcium
Vitamines D
+ K + calcium
2 jaar Botdichtheid Vitamine D en K gecombineerd verhoogt botdichtheid
Booth,
2008
VS N= 401 gezonde mannen en vrouwen Multivitamine + vitamine D + calcium
Multivitamine + vitamine D + calcium + vitamine K
3 jaar Botdichtheid Vitamine D
en K geen verschil botdichtheid
Cheung, 2008 Canada N=440 vrouwen met verminderde botdichtheid na de menopauze Vitamine D
+ calcium
Vitamine D
+ K + calcium
2-4 jaar Botdichtheid Vitamine D en K geen verschil botdichtheid

Elasticiteit vaten

Naast botgezondheid krijgt ook de interactie tussen vitamine D en vitamine K in relatie tot de gezondheid van hart en bloedvaten meer aandacht van onderzoekers. Enkele studies bij gezonde vrijwilligers laten zien dat een optimale spiegel van zowel vitamine D als K zorgt voor een betere elasticiteit van de vaten. Ook zijn er verbanden gevonden dat een optimale spiegel van zowel vitamine D als vitamine K invloed heeft op de systolische en diastolische bloeddruk en op het ontstaan van hypertensie bij ouderen in Nederland.3 Tot nu toe zijn er slechts enkele interventiestudies uitgevoerd naar vitamine D- en K-suppletie bij oudere studiedeelnemers. Deze suppletiestudies laten geen eenduidig beeld zien. Er zijn positieve effecten voor vaatgezondheid en geen effecten voor het tegengaan van aderverkalking. De studies ondersteunen de hypothese dat het mogelijk is dat suppletie van vitamine D en K meer effect heeft op vaatelasticiteit. Enkele andere suppletiestudies zijn inmiddels uitgevoerd bij groepen met een hoog risico: diabetes type 2 patiënten die lijden aan hartziekten en patiënten met nierfalen. Deze studies laten positieve effecten zien voor vitamine D- en K-suppletie op vaatwanddikte gemeten in de slagader. De dikte van de vaatwand wordt vooral bepaald door de mate van aderverkalking (atherosclerose). Uit meerdere studies is gebleken dat er een verband bestaat tussen de vaatwanddikte in de halsslagader en de mate van aderverkalking op andere plaatsen in het lichaam, met name rondom het hart. Aderverkalking is een normaal verouderingsproces en komt nagenoeg bij iedereen voor maar wordt versneld door een aantal factoren, zoals leeftijd, geslacht, cholesterol, gewicht en bloeddruk. Aderverkalking is een belangrijke risicofactor voor het ontstaan van hart- en vaatziekten zoals een hart- of herseninfarct. Er zijn nog maar enkele studies uitgevoerd op het gebied van vitamine D- en K-suppletie en vaatgezondheid maar er zijn aanwijzingen dat deze combinatie kan bijdragen aan de gezondheid van hart- en bloedvaten.

Versimpeld overzicht synergie vitamine D en KVitamine D-status

In het lichaam wordt vitamine D in de lever deels omgezet naar 25-hydroxyvitamine D. Deze vorm is niet actief in het lichaam maar het gehalte in het bloed is geschikt om de hoeveelheid vitamine D in het lichaam vast te stellen. In de nieren wordt 25-hydroxyvitamine D vervolgens omgezet naar 1,25-dihydroxyvitamine D, de actieve vorm van vitamine D.

De ‘double burden of atherosclerosis and osteoporosis’

Een grote groep mensen wordt door de Gezondheidsraad geadviseerd om iedere dag vitamine D-supplementen te gebruiken. Omdat 25-hydroxyvitamine D omgezet wordt in actief vitamine D, stimuleert vitamine D-suppletie de aanmaak van actief vitamine D. Deze actief vitamine D is betrokken bij de aanmaak van vitamine K-afhankelijke eiwitten. Dit betekent dat vitamine D-suppletie op lange termijn de productie van vitamine K-afhankelijke eiwitten stimuleert die nodig zijn voor de bot- en vaatgezondheid. Als daar mogelijk niet voldoende vitamine K tegenover staat, blijven deze vitamine K-afhankelijke eiwitten inactief. Deze onbalans kan ervoor zorgen dat calcium neerslaat in de vaten in plaats van in de botten. Dit wordt ook wel aangeduid als de ‘double burden of atherosclerosis and osteoporosis’. Dezelfde persoon heeft dan osteoporose en atherosclerose.

Een gevarieerd voedingspatroon met voldoende bronnen van vitamine D en K kan bijdragen aan sterke botten en schone vaten

Gevarieerd voedingspatroon

Het onderzoek van Van Ballegooijen laat zien dat vitamine D in combinatie met vitamine K gunstige effecten heeft op de bot- en vaatgezondheid. Bij een goede balans tussen vitamine D en K slaat calcium neer in de botten en zorgt voor sterke botten en schone vaten waardoor het risico op fracturen en hart- en vaatziekten vermindert. Het nut van suppletie van vitamine D en K moet verder worden uitgezocht om te kunnen bepalen of advies hierover nodig is. Dit onderzoek naar de combinatie van vitamine D en K geeft opnieuw aan dat een gezond en gevarieerd voedingspatroon met voldoende bronnen van vitamine D en K, zoals groente en gefermenteerde zuivelproducten, kan bijdragen aan sterke botten en schone vaten.

Referenties

  1. van Ballegooijen et al. The Synergistic Interplay between Vitamins D and K for Bone and Cardiovascular Health: A Narrative Review. Int J of Endocr. Volume 2017, https://doi.org/10.1155/2017/7454376
  2. Braam et al. Vitamin K1 supplementation retards bone loss in postmenopausal women between 50 and 60 years of age. Calcif Tissue Int. 2003 Jul;73(1):21-6.
  3. van Ballegooijen et al. Joint Association of Low Vitamin D and Vitamin K Status With Blood Pressure and Hypertension. 2017 Jun;69(6):1165-1172.

Hanne van Ballegooijen heeft een persoonlijke beurs van de Nierstichting Kolff junior postdoc grant (16OKG02).

Voedingscentrum legt uit: welke yoghurt is gezond?

Yoghurt met blauwbessen

Het Voedingscentrum legt op haar site uit wat het verschil is tussen alle yoghurts in het schap. Wat is het verschil in vetgehalte tussen Griekse en Bulgaarse yoghurt? Hoe worden skyr en kefir gemaakt? En welke yoghurts staan in de Schijf van Vijf?

Yoghurt bevat veel goede voedingsstoffen, waaronder eiwit, calcium en vitamine B12 en B2. Het eten en drinken van zuivelproducten hangt samen met een lager risico op darmkanker en diabetes type 2. Het Voedingscentrum geeft aan dat je voor je gezondheid het beste kunt kiezen voor de magere of halfvolle yoghurt, en dan de ‘naturel’ variant zonder toegevoegd suiker.

Welke yoghurt staat in de Schijf van Vijf?

Een yoghurt past in de Schijf van Vijf als deze per 100 gram:

  • Minder dan 1,1 gram verzadigd vet bevat
  • Maximaal 6 gram suiker bevat
  • Er in een plantaardige variant (op basis van soja of amandel bijvoorbeeld) eiwit, calcium en vitamine B12 zit

Wanneer staat yoghurt niet in de Schijf van Vijf?

Yoghurtsoorten met relatief veel verzadigd vet staan niet in de Schijf van Vijf. Het gaat hierbij om “volle” yoghurts met meer dan 1,1 gram verzadigd vet per 100 gram. Magere yoghurt bevat nauwelijks verzadigd vet. Verzadigd vet verhoogt het slechte LDL-cholesterol. Een te hoog cholesterol vergroot het risico op hart- en vaatziekten. Ook magere en halfvolle yoghurtsoorten met meer dan 6 gram suiker per 100 gram staan niet in de Schijf van Vijf.

Welke soorten yoghurt zijn er?

Grofweg is er roeryoghurt en standyoghurt. Roeryoghurt is glad geroerd voordat het de verpakking in gaat. Standyoghurt rijpt in de verpakking, het is dik en niet schenkbaar. Griekse en Turkse yoghurt zijn hier voorbeelden van. Lees meer over Bulgaarse, Griekse en Turkse yoghurt op Voedingscentrum.nl.

 

Symposium ‘Overgewicht en overgevoeligheid bij kinderen: hoe help je ouders op weg?’

Header Zuivelsymposium_DEF_Aanmelder.nl1Hoe kun je als diëtist en professional makkelijker met ouders en kinderen praten over onderwerpen als gewicht, voedselovergevoeligheid en leefstijlveranderingen? Op 8 maart is dit het thema van het jaarlijks symposium van de Nederlandse Zuivel Organisatie. Diëtisten en zorgprofessonals kunnen zich hier aanmelden.

Bij het symposium ‘Overgewicht en overgevoeligheid bij kinderen: hoe help je ouders op weg?’ krijgen diëtisten en andere professionals de nieuwste inzichten en technieken om een goed gesprek te voeren. De manier waarop dat gebeurt, is namelijk net zo belangrijk als de boodschap zelf. Houding en taalgebruik hebben een grote invloed op het succes van een behandeling.

Stappenplan 0 tot 2 jaar

Voorkomen is natuurlijk beter dan genezen. De basis van een gezond voedingspatroon wordt bij elk kind in de eerste levensjaren gelegd. Tijdens het symposium wordt een stappenplan gepresenteerd waarmee ouders een solide basis kunnen leggen voor een gezond voedingspatroon later.

Lactosegevoeligheid

De rol die zuivel speelt bij allergie, overgewicht en lactosegevoeligheid komt op deze dag ook aan bod. Er wordt gekeken naar wetenschappelijk onderzoek in verschillende landen. Hoe vaak komt melkallergie of lactosegevoeligheid voor en zijn er verschillen tussen zuivelproducten?

De dagvoorzitter is als vanouds Joost Hoebink.

Symposium ‘Overgewicht en overgevoeligheid bij kinderen: hoe help je ouders op weg?’

Datum 8 maart 2018
Locatie TivoliVredenburg, Utrecht
Organisatie NZO
Aanmelden zuivelsymposium.nl
Accreditatie aangevraagd
Kosten € 25 (student, diëtist)
€ 50 (belangstellende)

Programma

9.30u Ontvangst met koffie en thee
10.00u Opening door dagvoorzitter Joost Hoebink
10.20u ‘Een gezonde start: voeding voor kinderen 0 tot 2 jaar.’
dr.ir. Manon van Eijsden en ir. Michelle van Roost,  Voedingsjungle – communicatie en advies over voeding van kinderen
Van melkvoeding naar met de pot mee-eten. De eerste jaren van een kind zijn een aaneenschakeling van nieuwe fases, óók in de voeding. Hoe help je ouders een solide basis te leggen voor een gezond voedingspatroon later? Maak kennis met het stappenplan voor kinderen van 0 tot 2 jaar.
11.00u koffiepauze
11.20u ‘Hoe praat je respectvol met gezinnen over gewicht en leefstijl?’
drs. Sanne Niemer, Vrije Universiteit Amsterdam
Veel professionals vinden het lastig om de onderwerpen gewicht en leefstijl te bespreken met gezinnen. In deze presentatie krijg je handvatten voor een succesvol gesprek. Je houding speelt daarbij een cruciale rol; de manier waarop je het onderwerp bespreekt is bijna belangrijker dan de boodschap zelf!
12.00u ‘Aan de slag! Hoe pak je leefstijlverandering aan bij ouders en kinderen?’
dr. Sanne Gerards, Universiteit Maastricht
Nadat je het gesprek aangegaan bent met ouders en kinderen over gewicht en leefstijl, wil je ook aan de slag met gedragsverandering ten aanzien van leefstijl. In deze presentatie krijg je tips en tricks hoe je dat kunt doen. Hierbij is het heel belangrijk dat je je richt op een positieve aanpak en kleine veranderingen.
12.20u Lunch
13.05u ‘De rol van zuivel bij overgewicht, allergie en lactosegevoeligheid.’
dr. Jan Steijns, FrieslandCampina Innovation Centre
Wat zegt de wetenschap over de rol van zuivelproducten bij overgewicht, allergie en voedsel intolerantie bij jonge kinderen. Er zijn diverse studies gedaan in meerdere landen. Hoe vaak komt het voor? Zijn er verschillen tussen zuivelproducten. En welke conclusies kunnen we trekken?
14.10u ‘Voedselallergie bij kinderen: hoe begeleid ik ouders en kind en hoe ga ik om met mispercepties?’
dr. Berber Vlieg, Vlieg en Melse diëtisten; Diëtist-onderzoeker OLVG
De dieetbegeleiding van kinderen met voedselallergie en hun ouders heeft zo zijn eigen problematiek. Ouders zijn zoekende en hebben vooral behoefte aan iemand met kennis van zaken. Iemand die de regie neemt en hen helpt bij het opstellen van het juiste en tevens volwaardige dieet voor hun kind.
15.00u Afsluiting en borrel

 

Koffie ook na een hartinfarct goed voor het hart

koffie-drinken-goed-na-hartinfarctTekst: Rob van Berkel

Koffieconsumptie is geassocieerd met een verlaagd risico op het overlijden aan hart- en vaatziekten. Maar of dat ook zo is bij mensen die eerder een hartinfarct hebben doorgemaakt was onduidelijk. Wageningse onderzoekers hebben dit onlangs onderzocht en vonden ook daarbij een verlaagd risico.1

Nederlandse Alpha Omega Cohort

Voor de studie is gebruik gemaakt van 4.365 deelnemers (60-80 jaar) uit het Nederlandse Alpha Omega Cohort. De deelnemers hadden maximaal 10 jaar geleden een hartinfarct doorgemaakt en waren voornamelijk mannen (79%). Met een uitgebreide voedselfrequentievragenlijst werd naar de voeding gevraagd. Informatie over de methode van koffiezetten was niet beschikbaar, maar veruit de meeste koffie in Nederland wordt met een papieren filter gezet. Na een mediane follow-up van 7,1 jaar is er gekeken naar een verband tussen de consumptie van koffie en overlijden aan hart- en vaatziekten (HVZ) en ischemische hartziekten (IHZ). Daarbij is gecorrigeerd voor verschillende verstorende factoren.

Resultaten

  • Koffieconsumptie was geassocieerd met een 20 tot 30% verlaagd risico op overlijden aan HVZ en IHZ. Vergeleken met 0 tot 2 kopjes (0-250 ml), was het drinken van 2 tot 4 kopjes koffie per dag geassocieerd met een verlaagd risico op overlijden aan HVZ en IHZ van respectievelijk 31% en 28%.
  • Er werden geen verschillen gevonden tussen normale en cafeïnevrije koffie.
  • Het verlaagde risico bleef bestaan wanneer melk en/of suiker werd toegevoegd, maar dit was meestal niet meer statistisch significant.
  • Het laagste overlijdensrisico werd gevonden bij een inname van 4 kopjes per dag.
  • Omdat slechts 10% van de deelnemers meer dan 6 kopjes koffie per dag dronk konden daar geen zinvolle conclusies over getrokken worden.

Conclusie

Deze studie laat zien dat het drinken van koffie kan bijdragen aan een lager risico op overlijden aan HVZ en IHZ bij mensen die een hartinfarct hebben doorgemaakt.

Referentie
  1. van Dongen LH, et al. Coffee consumption after myocardial infarction and risk of cardiovascular mortality: a prospective analysis in the Alpha Omega Cohort. Am J Clin Nutr. 2017 Oct;106(4):1113-1120.

Melkconsumptie geassocieerd met minder heupfracturen

Mature woman drinking milk

Tekst: Rob van Berkel

De invloed van melk op het voorkomen van heupfracturen is onduidelijk. Een meta-analyse uit 2011 laat geen verband zien.1 Een Amerikaanse studie onder oudere volwassenen laat nu zien dat het drinken van melk is geassocieerd met een verlaagd risico op een heupfractuur.2

De studie-opzet

Voor de studie is gebruik gemaakt van een update van twee Amerikaanse cohorten onder gezondheidsprofessionals. De Nurses’ Health Study met 80.600 postmenopauzale vrouwen en de Health Professionals Follow-up Study met 43.306 mannen van 50 jaar en ouder. De deelnemers zijn gemiddeld respectievelijk 20,8 en 17,5 jaar lang gevolgd. Met een voedselvragenfrequentielijst werd iedere 4 jaar de voeding nagevraagd. De navraag over de gezondheid en leefstijl gebeurde elke 2 jaar. Op basis van de ingevulde vragenlijsten is er gekeken naar een verband tussen de consumptie van melk(producten) en het krijgen van heupfracturen, waarbij is gecorrigeerd voor verschillende verstorende factoren.

Resultaten

  • Bij mannen en vrouwen gecombineerd was de consumptie van ieder glas melk per dag (240 ml) geassocieerd met een 8% lager risico op een heupfractuur. Bij vrouwen werd ook een 8% lager risico gevonden en bij mannen een niet-significant 9% lager risico.
  • Voor alle melkproducten samen werd per portie een 6% lager risico gevonden bij mannen en vrouwen gecombineerd.
  • Er werd geen verband gevonden tussen de consumptie van yoghurt (door de lage consumptie) en kaas en het krijgen van een heupfractuur.
  • Het beschermende effect van melk werd niet verklaard door de bijdrage van calcium, vitamine D en eiwitten in melk.

Conclusie

In deze groep van oudere volwassenen is melkconsumptie geassocieerd met een lager risico op een heupfractuur.

Referenties

  1. Feskanich D, et al. Milk and other dairy foods and risk of hip fracture in men and women. Osteoporos Int. 2017 Oct 27.
  2. Bischoff-Ferrari HA, et al. Milk intake and risk of hip fracture in men and women; a meta-analysis of prospective cohort studies. J Bone Miner Res. 2011 26(4):833–839.

Esther van Etten: In 2018 gaan we allemaal voor… de Gouden Sportkantine

sportkantineHet belang van goede en gezonde voeding wordt steeds duidelijker. Neem nou groente: het dagelijkse advies om 250 gram groente per dag te eten krijgt terecht veel aandacht. Maar alleen vertellen dat veel groente goed is voor ons, is niet voldoende. Onze omgeving doet er ook toe!

Uit de voedselconsumptiepeiling blijkt dat we gemiddeld uitkomen op slechts 130 (!) gram groente per dag. Voor een flinke groep Nederlanders is het eten van dit gezonde goedje nog een hele klus. Zou de omgeving waarin we wonen, werken en sporten daarbij een bepalende factor zijn? Ik ben ervan overtuigd.

Op de werkplek: een kleiner aandeel ongezond

Een bureau of werkplek met fruitschaal en snoeptomaatjes stimuleert ons meer groente en fruit te eten. Vooral als er geen andere alternatieven neergezet worden. Zo simpel kan het zijn. Maar in de praktijk blijkt het lastiger. De één vindt het een goed initiatief, terwijl de ander het een enorme betutteling vindt. We moeten dus op zoek naar de gulden middenweg. Meer gezond, met een klein aandeel ongezonde opties die af en toe gegeten kunnen worden. In plaats van de ongezonde hap die nu ten alle tijden overal te koop wordt aangeboden.

In de sportkantine: broodje bal

Dat geldt ook voor de omgeving waarin we sporten en daar waar we na een sportuurtje nog even nazitten: de sportkantine. Je zou denken ‘waar gesport wordt, kun je ook gezond eten’. Niets blijkt minder waar. Veel sportkantines zitten nog in de frituur- en broodje bal-sfeer.

Wel een stijgende vraag naar gezond

Dat blijkt ook uit onderzoek van de NOS onder meer dan 2000 clubs, afgelopen september. Minder dan 1 op de 5 kantines bleek fruit te verkopen en de vette hap vult nog steeds de menukaart. Gelukkig is er wel een stijgende vraag naar meer gezonde producten in de kantine. Dat blijkt uit onderzoek van het Mulier Instituut en GFK. Ook het aanbod van gezond en ongezond zou volgens de ondervraagden gelijk moeten zijn. Verenigingsbestuurders zijn op de hoogte van die wens, maar weten vaak niet hoe ze er invulling aan moeten geven.

Goed voor de gezondheid én voor de verenigingskas

En dat is ook lastig, want de meeste kantines worden gerund door vrijwilligers. De vereniging wil hen niet opzadelen met “lastige” veranderingen. Alleen als het makkelijk is en praktisch kan. Daarbij moeten we niet vergeten dat de nieuwe gezonde snacks ook goed verkocht moeten worden. De opbrengst van de kantine is immers belangrijk voor de club en verenigingskas. Gezonde producten in de sportkantine krijgen, is dus een hele uitdaging. Maar één die we niet uit de weg moeten gaan!

Twee “Gouden” Sportkantines in Nederland

In Nederland hebben we sinds dit jaar 2 verenigingen met een “Gouden” Sportkantine-certificaat; in Rotterdam en Twello. In deze sportkantines worden sporters, supporters en medewerkers automatisch gestimuleerd om betere keuzes te maken. Alle sportclubs en -verenigingen in Nederland zouden deze  kleur moeten gaan bekennen. Vind je ook dat de omgeving waar gesport wordt gezonder moet worden? Neem zelf het voortouw en ga samen aan de slag! Kleine veranderingen in het assortiment zijn helemaal niet moeilijk toe te passen en kunnen het startsignaal zijn voor grootse prestaties.

Een mooi streven voor 2018: de gouden sportkantine!