Koolhydraat- of vetbeperking: geen verschil

 

Het aanpassen van de voeding is de beste strategie voor gewichtsverlies, maar niet iedereen bereikt hetzelfde resultaat. Onderzoekers hebben nu gekeken of er verschillen zijn tussen vet- en koolhydraatbeperking en of het genotype misschien een rol speelt.1 Dat lijkt niet zo te zijn.

Studie
Voor de studie (DIETFITS-studie) zijn 609 gezonde deelnemers (18-50 jaar) met overgewicht of obesitas (BMI 28-40 kg/m2) in twee groepen gedeeld. De ene groep volgde één jaar lang een gezond koolhydraatbeperkt dieet en de andere groep een gezond vetbeperkt dieet, beide onder regelmatige begeleiding van een diëtist. De eerste acht weken werd gestart met 20 gram koolhydraten en 20 gram vetten per dag. Dit werd vervolgens langzaam opgehoogd tot een niveau dat de deelnemers dachten vol te kunnen houden. Er werden geen instructies gegeven om de energie-inname te beperken. Wel werd er geadviseerd om veel groente te eten en een minimale hoeveelheid toegevoegde suikers en geraffineerd meel en om vooral te kiezen voor minimaal bewerkte voedingsmiddelen met een hoge voedingsstoffendichtheid. Om te kijken of individuele factoren mee kunnen spelen is er gekeken naar de insuline-afgifte en naar drie genvarianten die betrokken zijn bij de koolhydraat- en vetstofwisseling.

Resultaten: het maakt niks uit
• Koolhydraatbeperkt na 12 maanden: 29,5% koolhydraten, 44,6% vetten, 22,9% eiwitten.
• Vetbeperkt na 12 maanden: 48,4% koolhydraten, 28,7% vetten, 20,6% eiwitten.
• Hoewel er geen restricties waren voor de energie-inname, was die in beide groepen ongeveer 500-600 kcal lager dan bij aanvang.
• Er was geen verschil in gewichtsverlies na 12 maanden (5,3-6,0 kg).
• De insuline-afgifte bij aanvang en het genotype hadden geen invloed op het gewichtsverlies.

Conclusie
Deze studie laat zien dat er geen verschil is in gewichtsverlies tussen één jaar koolhydraatbeperking of vetbeperking.


Referentie

    1. Gardner CD, et al. Effect of Low-Fat vs Low-Carbohydrate Diet on 12-Month Weight Loss in Overweight Adults and the Association With Genotype Pattern or Insulin Secretion: The DIETFITS Randomized Clinical Trial. JAMA. 2018 Feb 20;319(7):667-679.

Zuivel opnieuw geassocieerd met lager risico darmkanker

 

Dat de totale zuivel- en melkconsumptie geassocieerd is met een lager risico op darmkanker is overtuigend aangetoond. Spaanse onderzoekers hebben nu ook gekeken naar die associatie bij een groep ouderen met een hoog risico op hart- en vaatziekten.1

Studie
Voor de analyse zijn gegevens gebruikt van de PREDIMED-studie (PREvención con DIeta MEDiterránea). Dit is een interventie-studie waarbij de deelnemers (55-80 jaar) met een hoog risico op hart- en vaatziekten in drie groepen werden verdeeld a)mediterrane voeding met extra olijfolie, b) mediterrane voeding met extra noten, c) controlegroep (vetarm). Bij aanvang en elk volgend jaar hebben de deelnemers een uitgebreide voedselfrequentievragenlijst ingevuld. Op die manier werd in kaart gebracht welke zuivelproducten er allemaal gegeten en gedronken werden, in welke hoeveelheden en of er verbanden zijn met het risico op darmkanker. Omdat de oorspronkelijke interventies niet belangrijk waren, zijn de groepen samengevoegd en als een observationele studie geanalyseerd.

Zuivel verlaagt risico op darmkanker
• Gedurende een mediane duur van zes jaar waren er 97 incidenten van darmkanker opgetreden bij 7.216 deelnemers.
• De mediane zuivelconsumptie was 350 g/dag (220 gram melk, 65 gram yoghurt, 26 gram volvette zuivelproducten, 25 gram kaas).
• De deelnemers met de hoogste zuivelconsumptie (hoogste tertiel) hadden een 45% lager risico op darmkanker vergeleken met deelnemers met de laagste zuivelconsumptie (laagste tertiel).
• De deelnemers die de meeste magere- en halfvolle melk dronken, hadden een 46% lager risico op darmkanker vergeleken met deelnemers die de minste melk dronken.
• Voor andere zuivelproducten (waaronder yoghurt, kaas, volle zuivel, gezoete zuivel en gefermenteerde zuivel) werden geen lagere risico’s gevonden.

Conclusie
Deze studie laat zien dat de consumptie van totaal zuivel en magere melk is geassocieerd met een verlaagd risico op darmkanker.


Referentie

  1. Barrubés L, et al. Dairy product consumption and risk of colorectal cancer in an older Mediterranean population at high cardiovascular risk. Int J Cancer. 2018 Apr 16.

Hollandse kazen goede vitamine K2 bron

Tekst: Rob van Berkel

Kaas is een goede leverancier van vitamine K2, maar het assortiment aan kazen loopt sterk uiteen. Er zijn verschillen in vetpercentage, rijpingsduur en land van herkomst. Onderzoekers van Maastricht hebben nu gekeken of er daardoor ook verschillen zijn in de hoeveelheid vitamine K2. Het blijkt dat de (half)harde Hollandse kazen een goede bron van vitamine K2 zijn. Sommige buitenlandse kazen scoren duidelijk minder. Hun bevindingen hebben ze onlangs gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift ‘Nutriënts’.1

 

Wat is vitamine K2?

Vitamine K staat met name bekend om de essentiële rol die het speelt bij de bloedstolling. Het vet-oplosbare vitamine doet echter meer. Zo is het ook betrokken bij de botgezondheid en het behoud van soepele bloedvaten. In onze voeding komen voornamelijk twee verschillende soorten vitamine K voor: K1 (phylloquinone) en K2 (menaquinone). Ongeveer 90% van de vitamine K die we binnenkrijgen is K1, wat te vinden is in groene (blad)groenten, algen en sommige plantaardige oliën. De overige 10% is K2 wat te vinden is in gefermenteerde zuivelproducten zoals kaas en kwark en een beetje in vlees, lever en eieren. Onze darmbacteriën produceren ook vitamine K2, maar de opname ervan is waarschijnlijk beperkt.2 Er zijn verschillende vormen vitamine K2, aangegeven met het aantal zijketens. Je komt ze tegen als MK4 t/m MK14. Hoewel we met onze voeding name K1 binnenkrijgen, dragen vitamine K1 en K2 in vergelijkbare mate bij aan de vitamine K-status. Dat komt omdat vitamine K2 uit dierlijke producten beter wordt opgenomen dan vitamine K1 uit plantentaardige producten. De opname van vitamine K1 kun je wel verbeteren door er vet aan toe te voegen. Een ander verschil is dat de inname van vitamine K2, en niet van K1, is geassocieerd met een verlaagd risico op coronaire hartziekten.3, 4 Vandaar ook de interesse die er is in met name vitamine K2. Tot slot is er nog een derde vorm, maar dat is een pro-vitamine zonder biologische activiteit: vitamine K3 (menadion). Deze vorm wordt toegevoegd aan diervoer en darmbacteriën kunnen het omzetten in het actieve MK4.

Hoeveel vitamine K2 zit er in kaas?

Kaas is een belangrijke bron van vitamine K2. Maar zijn er verschillen in de hoeveelheid vitamine K2 tussen de verschillende soorten kaas? En hebben het vetpercentage en de rijpingsduur daar invloed op? Onderzoekers van Maastricht hebben die vragen proberen te beantwoorden.1 Ze hebben daarvoor verschillende kazen gekocht bij Nederlandse supermarkten, biologische winkels (rauwmelkse kaas) en speciaalzaken (buitenlandse kazen) en het vitamine K-gehalte ervan geanalyseerd. Het vitamine K-gehalte hebben ze ook geanalyseerd van andere voedingsmiddelen om die met kaas te kunnen vergelijken. Het blijkt dat er kleine, maar ook grote verschillen zijn.

Rijpingstijd

  • In oude kaas zit wat meer vitamine K2 dan in jonge kaas. Dit komt door de aanwezigheid van K2 die door bacteriën tijdens de rijping (fermentatie) wordt gevormd. De Goudse 48+ met een rijpingstijd van 4 weken bevatte bijvoorbeeld 472 ng/g vitamine K2, terwijl die met een rijpingstijd van 13 weken 650 ng/g bevatte.
  • Kwark bevatte weinig vitamine K2 (94-140 ng/g).

Vetpercentage

  • 20+ kazen bevatten gemiddelde tot behoorlijke hoeveelheden vitamine K2 (270-387 ng/g).
  • 40-45+ kazen waren rijk aan vitamine K2 (490-647 ng/g).
  • Rauwmelkse kazen van lokale zuivelboerderijen waren rijk aan vitamine K2 (604-789 ng/g).    

   

         Hoeveelheid vitamine K1 en K2 in Hollandse kazen.

Europese kazen

  • Kaas uit Mediterrane landen (feta, mozarella, Gorgonzola, pecorino) bevatte weinig vitamine K2 (maximaal 117 ng/g). Parmezaanse kaas bevatte zelfs nauwelijks iets (3 ng/g).
  • De Franse kazen Boursin en Brie bevatten weinig vitamine K2 (respectievelijk 111 en 125 ng/g). Roquefort en Camembert bevatte duidelijk meer (respectievelijk 381 en 681 ng/g). Van de Franse kazen zat de meeste vitamine K2 in Münster, gemaakt van rauwe ongepasteuriseerde melk (801 ng/g).
  • De Britse kazen Cheddar en Stilton bevatte gemiddelde tot behoorlijke hoeveelheden vitamine K2 (respectievelijk 323 en 433 ng/g).
  • De Zwitserse kazen Raclette en Emmenthal bevatten ook gemiddelde tot behoorlijke hoeveelheden vitamine K2 (respectievelijk 235 en 494 ng/g), terwijl Gruyère maar weinig bevatte (65,3 ng/g).
  • De Noorse kazen Norvegia en Gamalost bevatten veel vitamine K2 (respectievelijk 415 en 542 ng/g).

         Hoeveelheid vitamine K1 en K2 in een aantal Europese kazen.

Non-zuivel voedingsmiddelen

  • Herten-, varkens- en rundvlees bevatten maar weinig vitamine K2 (8,8-18,9 ng/g). Kippenvlees, rundergehakt en runderlever bevatten wat meer vitamine K2 (76,1-112 ng/g)
  • Vis (makreel, schol, garnalen, zalm, haring) bevatte meestal weinig vitamine K2 (0,7-52,8 ng/g). Paling bevatte daarentegen veel vitamine K2 (631 ng/g). Waarschijnlijk komt dit omdat paling tegenwoordig gekweekt wordt en voer krijgt waar vitamine K3 (menadion) aan wordt toegevoegd. De paling bevatte namelijk alleen maar MK4, wat gevormd kan worden uit vitamine K3.
  • Bij de gefermenteerde groente valt nattō op. Deze gefermenteerde sojabonen bevatten maar liefst 10.985 ng/g vitamine K2. In Nederland wordt het echter nauwelijks gegeten. De bij ons meer bekende zuurkool blijft steken op 55 ng/g.

         Hoeveelheid vitamine K1 en K2 in vlees, vis en groenten.


Referenties

  1. Beulens JW, Booth SL, van den Heuvel EG, Stoecklin E, Baka A, Vermeer C. The role of menaquinones (vitamin K2) in human health. Br J Nutr. 2013 Oct;110(8):1357-68.
  2. Geleijnse JM, Vermeer C, Grobbee DE, Schurgers LJ, Knapen MH, van der Meer IM, Hofman A, Witteman JC. Dietary intake of menaquinone is associated with a reduced risk of coronary heart disease: The Rotterdam Study. Nutr. 2004, 134, 3100–3105.
  3. Gast GC, de Roos NM, Sluijs I, Bots ML, Beulens JW, Geleijnse JM, Witteman JC, Grobbee DE, Peeters PH, van der Schouw YT. A high menaquinone intake reduces the incidence of coronary heart disease. Nutr Metab Cardiovasc Dis. 2009 Sep;19(7):504-10.
  4. Vermeer C, et al. Menaquinone Content of Cheese. Nutrients. 2018 Apr 4;10(4). pii: E446.

Duurzaam eten is meestal ook gezond

Tekst: Rob van Berkel

Hoe kunnen de voedingskundige kwaliteit en ecologische duurzaamheid van onze voeding gelijktijdig geoptimaliseerd worden? Het beantwoorden van die vraag was het doel van het promotie-onderzoek van Corné van Dooren die op 20 maart promoveerde aan de Vrije Universiteit van Amsterdam.1 Van Dooren werkt als kennisspecialist duurzaam eten bij het Voedingscentrum. Volgens van Doorens onderzoek kunnen voedingskundige kwaliteit en duurzaamheid hand in hand gaan en is een flexitarisch of vegetarisch voedingspatroon met wekelijks vis het meest optimale.

Wat zijn duurzame voedingspatronen?

Duurzame voedingspatronen zijn voedingspatronen die het milieu weinig belasten, en bijdragen aan de voedselveiligheid en een gezond leven voor de huidige en toekomstige generaties. Duurzame voedingspatronen beschermen en respecteren de biodiversiteit en ecosystemen, zijn cultureel acceptabel, toegankelijk, economisch eerlijk en betaalbaar, nutritioneel adequaat, veilig en gezond terwijl natuurlijke en menselijke bronnen geoptimaliseerd worden.2

Hoe meet je ecologische duurzaamheid van voeding?

Hoe meet je de ecologische duurzaamheid van onze voeding? Dat is lastig, maar de indicatoren broeikasgasemissies en landgebruik blijken representatief en goed bruikbaar te zijn. Ongeveer een derde van de menselijke bijdrage aan de broeikasgasemissies is bijvoorbeeld gerelateerd aan voeding en de voedselketen. De volgende formule is gebruikt om de ecologische duurzaamheid (Sustainability Score) te berekenen.(GHGE=broeikasgasemissies, LU=landgebruik):

 

Voor de effecten van voeding op de gezondheid is naar tien indicatoren gekeken die gerelateerd zijn aan verschillende voedingsgerelateerde gezondheidsproblemen zoals obesitas, hart- en vaatziekten en kanker. Naast voedingsstoffen zijn er ook voedingsgroepen meegenomen (groente, fruit en vis). De volgende formule is gebruikt om de ‘Health Score’ te berekenen:

 

 

Bovenstaande scores (Sustainability Score en Health Score) zijn door Van Dooren gebruikt om het Nederlandse voedingspatroon (VCP 1998), te vergelijken met de Richtlijnen goede voeding 2006 en het flexitarisch, vegetarisch, veganistisch en mediterrane voedingspatroon. Daaruit blijkt dat voedingskundige kwaliteit en ecologische duurzaamheid bijna altijd hand in hand gaan (zie tabel 1). Een hoge ecologische duurzaamheid resulteert gelijktijdig in een hogere ‘Health Score’. Met name het aantal calorieën en de hoeveelheid rood vlees is hierbij bepalend. Het meest optimale is om flexitarisch te eten (af en toe vlees) of vegetarisch met wekelijks vis. Bovendien hoeft een duurzaam voedingspatroon niet duurder te zijn. Voor minder dan €40,- per week kan een tweepersoonshuishouden gezond en duurzaam eten (prijzen van 2013).

Het meest optimale is om flexitarisch te eten (af en toe vlees) of vegetarisch met wekelijks vis.

  Sustainability Score Health Score GHGE-index LU-index
VCP 1998 68 75 80 56
RGV 2006 90 105 90 89
Flexitarisch 98 103 96 100
Vegetarisch 109 100 102 115
Veganistisch 130 118 123 137
Mediterraan 102 122 96 107

Tabel 1: Overzicht van zes voedingspatronen en hun ‘Sustainability Scores‘, ‘Health Scores’, broeikasgasemissies (GHGE-index) en landgebruik (LU-index). LU-index 100 = 2,97 m2*jaar/dag. GHGE 100 = 3,27 kg CO2eq/dag.

De ‘Sustainable Nutrient-Rich Foods’ index

Om de gevonden synergie van de voedingskundige kwaliteit en ecologische duurzaamheid te combineren, ontwikkelde Van Dooren de ‘Sustainable Nutrient-Rich Foods’ index (SNRF-index). Hierbij zijn zeven indicatoren voor de voedingskundige kwaliteit meegenomen die correleren met de broeikasgasemissies:

  1. essentiële vetzuren
  2. verzadigde vetzuren
  3. plantaardige eiwitten
  4. natrium
  5. voedingsvezels
  6. toegevoegd suiker
  7. energiedichtheid

Er is dus niet alleen gekeken naar stoffen die de gezondheid negatief beïnvloeden, maar ook naar stoffen die de gezondheid positief beïnvloeden. Voedselgroepen, zoals terug te vinden zijn in de ‘Health Score’ (groente, fruit en vis), zijn niet meegenomen. De volgende formule is gebruikt om de SNRF te berekenen, waarbij alle indicatoren even zwaar wegen:

 

 

 

Op basis van de SNRF kunnen producten gerangschikt worden in vier categorieën met ieder een eigen kleur (zie tabel 2). Producten in de groene groep, zoals groente, fruit en peulvruchten zijn het meest duurzaam en hebben de beste voedingskundige kwaliteit. Consumenten kunnen deze score gebruiken om hun voedingspatroon gelijktijdig gezonder en duurzamer te maken, aldus Van Dooren.

Rood Wit Bruin Groen
SNRF <-1 SNRF -1 tot 0 SNRF 0 tot 1 SNRF >1
Producten rijk aan natrium, verzadigd vet en/of toegevoegd suiker Dierlijke producten met een gemiddelde voedingsstoffendichtheid Plantaardige producten met een gemiddelde voedingsstoffendichtheid die veel energie leveren Plantaardige voedingsmiddelen met een hoge voedingsstoffendichtheid die weinig energie leveren
Vlees (rund, varken, schaap), bewerkt vlees, weekdieren, boter, kaas, room, chocolade Vis, gevogelte, kalfsvlees, wild, magere melkproducten, yoghurt, eieren, snacks Aardappelen, brood, pasta, rijst, meel, olie, margarine, noten Groente, fruit, peulvruchten, sojaproducten, paddenstoelen, bessen, soep

Tabel 2: Overzicht van de eigenschappen en kenmerken van de vier verschillende SNRF-categorieën.

We eten geen voedingsstoffen, maar voedingsmiddelen

Voor het berekenen van de SNRF is gebruik gemaakt van voedingskundige criteria (voedingsstoffen). Tegenwoordig is echter de tendens om minder te kijken naar voedingsstoffen, maar meer naar voedingsmiddelen en de effecten ervan op en/of verbanden met veelvoorkomende chronische ziekten of risicofactoren. In de Richtlijnen goede voeding van de Gezondheidsraad wordt op basis daarvan geadviseerd om enkele porties zuivel per dag te nemen en om één keer per week vis, bij voorkeur vette vis, te eten.3 Bij het berekenen van de SNRF zijn die onderzoeksresultaten niet meegenomen. En hoe zit het met de duurzaamheid van de producten die we als vervanger voor zuivel nemen om toch dezelfde essentiële voedingsstoffen binnen te krijgen? De voordelen voor de duurzaamheid lijken dan tegen te vallen.4 Daarnaast zijn er aanwijzingen dat verzadigd vet uit zuivel beschermt tegen hart- en vaatziekten en verzadigd vet uit vlees het risico erop verhoogt.5 Dit geeft aan dat het effect van voeding op de gezondheid moeilijk te vangen is met de aan- of afwezigheid van voedingsstoffen.

Eet minder en eet minder (rood) vlees. De Schijf van Vijf sluit daar goed bij aan

Advies

De twee belangrijkste en best onderbouwde adviezen van van Doorens onderzoek om zowel gezond als duurzaam te eten zijn: eet minder en eet minder (rood) vlees. De Schijf van Vijf van het Voedingscentrum sluit daar goed bij aan.


Referenties

  1. Van Dooren C. Simultaneous optimisation of the nutritional quality and environmental sustainability of diets. PhD thesis, VU Amsterdam, the Netherlands, 2018.
  2. FAO (2010). Final document: International Scientific Symposium Biodiversity and Sustainable Diets: United against Hunger. 3-5 November 2010, Food and Agriculture Organisation, Rome
  3. Richtlijnen goede voeding 2015. Den Haag: Gezondheidsraad, 2015; publicatienr. 2015/24.
  4. http://www.nzo.nl/sites/default/files/page/attachment/milieueffecten_van_zuivelvervanging_brochure_nzo.pdf
  5. de Oliveira Otto MC, Mozaffarian D, Kromhout D, Bertoni AG, Sibley CT, Jacobs DR Jr, Nettleton JA. Dietary intake of saturated fat by food source and incident cardiovascular disease: the Multi-Ethnic Study of Atherosclerosis. Am J Clin Nutr. 2012 Aug;96(2):397-404.

Kaas verlaagt het risico op hart- en vaatziekten

kaas-verlaagt-het-risico-op-hart-en-vaatziektenNederland is een echt kaasland. In 2016 aten we bijna 60 gram kaas per persoon per dag.1 Kaas bevat veel gunstige voedingsstoffen zoals calcium, magnesium, zink, vitamine A, vitamine B2, B12 en eiwitten, maar ook verzadigd vet. En dat laat het LDL-cholesterol stijgen; wat een risicofactor is voor hart- en vaatziekten. Verhoogt het eten van kaas dan het risico op hart- en vaatziekten? Een onlangs verschenen meta-analyse heeft daarnaar gekeken en laat het tegenovergestelde gezien.2

Aanleiding onderzoek

Het algemene voedingsadvies is om de hoeveelheid verzadigd vet in de voeding zo laag mogelijk te houden, waardoor alleen 10+, 20+ en 30+ kaas in de Schijf van Vijf is opgenomen. Er is echter discussie of en in welke mate verzadigd vet het risico op hart- en vaatziekten verhoogt. Daarnaast zijn er ook aanwijzingen dat de voedingsmatrix een rol speelt. We zien bijvoorbeeld dat verzadigd vet uit zuivelproducten het risico verlaagt, terwijl verzadigd vet uit vlees het risico verhoogt of niet beïnvloedt.3,4 Een onlangs verschenen meta-analyse heeft gekeken wat nu het risico is van het eten van kaas op hart- en vaatziekten.

De meta-analyse

Voor de meta-analyse voldeden vijftien observationele studies aan de opgestelde criteria, waarvan er dertien een follow up hadden van minsten tien jaar. Er is gekeken naar de consumptie van kaas en het risico op hart- en vaatziekten, coronaire hartziekten en beroerte. Hierbij is niet alleen de hoogste kaasconsumptie met de laagste kaasconsumptie vergeleken, maar er is ook een dosis-respons relatie uitgevoerd. Dat laatste is belangrijk omdat de kaasconsumptie tussen populaties sterk kan verschillen. Wat een hoge kaasconsumptie is in de ene studie kan een lage kaasconsumptie zijn in de andere studie. Met een dosis-respons relatie wordt dit gelijk getrokken.

Kaas beschermt tegen hart- en vaatziekten

De meta-analyse laat zien dat de consumptie van kaas is geassocieerd met een 10-14% lager risico op hart- en vaatziekten, coronaire hartziekten en beroerte. Interessant is het verschil tussen mannen en vrouwen. Alleen bij vrouwen wordt namelijk een verlaagd risico gevonden, hoewel het verschil met mannen niet significant is. Dit zou kunnen komen door het kleine aantal studies in de subanalyse, maar het kan ook zijn dat vrouwen meer kaas eten met een lager vetgehalte of dat hormonen en genen van invloed zijn.

Bij de dosis-respons relatie is er een U-vormig verband gevonden tussen kaasconsumptie en het risico op hart- en vaatziekten. Het laagste risico wordt gevonden bij 40 gram/dag (-16%). Het risico op coronaire hartziekten blijft geleidelijk afnemen naarmate de consumptie toeneemt (tot -20% bij 120 gram/dag). Het risico op beroerte was het laagst bij een consumptie van 40 tot 120 gram/dag (-9%). Geen enkele keer wordt er een verhoogd risico gevonden.

Verklaringen voor een beschermd effect

Er is een aantal verklaringen waarom kaas beschermt tegen hart- en vaatziekten. Kaas is bijvoorbeeld een goede bron van vitamines en mineralen die mogelijk beschermen tegen hart- en vaatziekten. Calcium uit voeding is bijvoorbeeld geassocieerd met een verlaagd risico op beroerte en sterfte aan hart- en vaatziekten.5,6 Een andere verklaring is het vetzuur CLA (conjugated linoleic acid) dat in diermodellen het proces van atherosclerose remt en enkele markers van inflammatie (TNF-α, IL-6) laat dalen.7,8

Opmerkingen

De meta-analyse is gebaseerd op observationele studies waardoor niet gesproken kan worden van een oorzakelijk verband. Verstorende factoren (confounders) kunnen van invloed zijn geweest, al hebben de meeste studies voor een groot aantal gecorrigeerd. Ook misclassificatie van de kaasconsumptie kan een rol hebben gespeeld omdat in de studies gebruik is gemaakt van zelfrapportage. Tot slot was het door een gebrek aan gegevens niet mogelijk om een onderscheid te maken in het vetgehalte van de kaas.

Conclusie

Deze meta-analyse laat zien dat de consumptie van kaas is geassocieerd met een verlaagd risico op hart- en vaatziekten. Het laagste risico wordt gevonden bij 40 gram/dag.

Referenties

  1. https://www.zuivelonline.nl/zuivel/kaas/cijfers/
  2. Praagman J, et al. The association between dietary saturated fatty acids and ischemic heart disease depends on the type and source of fatty acid in the European Prospective Investigation into Cancer and Nutrition-Netherlands cohort. Am J Clin Nutr. 2016 Feb;103(2):356-65.
  3. de Oliveira Otto MC, et al. Dietary intake of saturated fat by food source and incident cardiovascular disease: the Multi-Ethnic Study of Atherosclerosis. Am J Clin Nutr. 2012 Aug;96(2):397-404.
  4. Chen GC, et al. Cheese consumption and risk of cardiovascular disease: a meta-analysis of prospective studies. Eur J Nutr. 2017 Dec;56(8):2565-2575.
  5. Wang X, Chen H, Ouyang Y, Liu J, Zhao G, Bao W, Yan M (2014) Dietary calcium intake and mortality risk from cardiovascular disease and all causes: a meta-analysis of prospective cohort studies. BMC Med 12:158 52.
  6. Larsson SC, et al. Dietary calcium intake and risk of stroke: a dose-response meta-analysis. Am J Clin Nutr. 2013 May;97(5):951-7.
  7. Mitchell PL, et al. Conjugated linoleic acid and atherosclerosis: studies in animal models. Biochem Cell Biol. 2008 Aug;86(4):293-301.
  8. O’Shea M, Bassaganya-Riera J, Mohede IC. Immunomodulatory properties of conjugated linoleic acid. Am J Clin Nutr. 2004 Jun;79(6 Suppl):1199S-1206S.

Vitamine D en K werken samen voor sterke botten en schone vaten

Vitamine D en K werken samen voor sterke botten en schone vatenTekst: Dr.ir. Hanne van Ballegooijen (VU Medisch Centrum Amsterdam)

Het is al langer bekend dat een combinatie van vitamine D en K goed is voor de botgezondheid. Hun gezamenlijk effect op de vaatgezondheid was minder goed onderzocht. Hanne van Ballegooijen schreef, samen met een onderzoeksgroep in het Oostenrijkse Graz, een overzichtsartikel over het effect van vitamine D gecombineerd met vitamine K voor sterke botten en schone vaten.1

Vitamine D is nodig om calcium in het lichaam op te nemen. Dat is belangrijk voor de groei en het behoud van stevige botten en tanden. Daarnaast speelt vitamine D een rol bij een goede werking van de spieren en het immuunsysteem. Van vitamine K is bekend dat het nodig is voor een goede bloedstolling. Er zijn echter steeds meer aanwijzingen dat vitamine K ook een rol speelt bij de aanmaak van botten en mogelijk invloed heeft op de vaatgezondheid.

Synergie vitamine D en K

Vitamine D en vitamine K zijn beide vet-oplosbare vitamines en spelen een belangrijke rol in de calciumhuishouding. Het lichaam kan vitamine D opslaan in vetweefsel en organen, zoals de lever. Vitamine K kan slechts in beperkte mate worden opgeslagen in vet vergeleken met andere vet-oplosbare vitamines. Daarom is een dagelijkse aanvoer van vitamine K gewenst door producten te eten die rijk zijn aan vitamine K. Vitamine D stimuleert mogelijk de productie van vitamine K-afhankelijke eiwitten, zoals osteocalcine en het matrix gla-eiwit. Deze eiwitten hebben vitamine K nodig om optimaal te functioneren. In figuur 1 is te zien hoe vitamine K zorgt voor de activatie (carboxylering) van deze eiwitten. (Figuur 1)

Bronnen vitamine D

De belangrijkste bron van vitamine D is zonlicht. Het lichaam kan onder invloed van zonlicht zelf vitamine D aanmaken in de huid. Daarnaast zit vitamine D van nature ook in vette vis, en in mindere mate in vlees, eieren, en paddenstoelen. Vitamine D wordt toegevoegd aan halvarine, margarine en bak- en braadproducten. De Gezondheidsraad adviseert jonge kinderen, ouderen, mensen met een getinte huidskleur, mensen die weinig buiten komen en zwangere vrouwen om extra vitamine D te nemen.

Bronnen vitamine K

Er bestaan meerdere soorten vitamine K. Vitamine K1 zit met name in groente en gefermenteerde zuivelproducten en zit en in mindere mate in plantaardige oliën, fruit, zuivel en brood. Vitamine K2 komt voor in vlees, kaas en eieren. De meeste vitamine K2 wordt aangemaakt door bacteriën in de dikke darm. Pasgeboren kinderen krijgen in de eerste maanden na de geboorte extra vitamine K toegediend.

Een optimale spiegel van zowel vitamine D als vitamine K zorgt voor een betere elasticiteit van de vaten

Suppletie en botgezondheid

Verschillende interventiestudies hebben de effecten van suppletie van vitamine D en K suppletie voor de botgezondheid onderzocht bij met name ouderen vrouwen met een hoog risico op osteoporose. De meeste studies voor botgezondheid zijn uitgevoerd in Japan. In Japan wordt veel Natto gegeten. Deze plakkerige variant van gefermenteerde sojabonen is een grote bron van vitamine K. In Japan zijn zowel vitamine D als K onderdeel van de behandeling van osteoporose; in Nederland geldt dat alleen voor vitamine D. Niet alle interventiestudies vonden positieve effecten, maar uit het merendeel bleek dat suppletie van vitamine D en K zorgt voor een beter behoud van botgezondheid, ook in Nederland.2 Dit effect is groter dan het effect van vitamine D- of vitamine K-suppletie apart. Bij studies met een looptijd korter dan 1 jaar is het twijfelachtig of veranderingen in botdichtheid aangetoond kunnen worden omdat het lang duurt voordat deze zichtbaar zijn. Op basis van de studies met een looptijd van minimaal 2 jaar (Tabel 1) kan geconcludeerd worden dat er sterke aanwijzingen zijn dat vitamine D-suppletie gecombineerd met vitamine K kan bijdragen aan het behoud van botgezondheid bij ouderen vrouwen. Meer onderzoek is nodig bij mannen en andere leeftijdsgroepen, evenals bij mensen met chronische ziekten zoals diabetes type 2 en hart- en vaatziekten.

Tabel 1: Samenvatting van studies over vitamine D en K suppletie in relatie tot botgezondheid met een studieduur ≥ 2 jaar. NB: niet alle kolommen zijn direct zichtbaar; gebruik de scrollbalk onder de tabel.
Auteur,
jaar
Land Studie-
deelnemers
Behandeling Studie-
duur
Uitkomst Resultaat
Iwamoto, 2000 Japan  N=92 vrouwen met osteoporose na de menopauze ­Calcium
Vitamine D
Vitamine K
Vitamine D
+ vitamine K
2 jaar Bot-
dichtheid
Vitamine D en K gecombineerd verhoogt botdichtheid
Ushiro-
yama, 2002
Japan N=126 post-vrouwen met osteoporose na de menopauze Dieet
Vitamine D
Vitamine K
Vitamine D
+ vitamine K
 2 jaar

 

Bot-
dichtheid

Vitamine D en K gecombineerd verhoogt botdichtheid
Braam,
2003
Nederland N=155 vrouwen na de menopauze Placebo
Vitamine D
Vitamine D
+ vitamine K
3 jaar Bot-
verlies
Vitamine D en vitamine K zorgt voor verminderde afname bot
Sato,
2005
Japan N=200 ouderen vrouwen met Alzheimer Placebo
Vitamine K
+ vitamine D + calcium
2 jaar Bot-
dichtheid
en
fracturen
Vitamine D en K gecombineerd verhoogt botdichtheidVitamine D
en K verlaagt fractuur risico
Bolton-Smith,
2007
 UK N=244 gezonde oudere vrouwen ­Placebo
Vitamine K
Vitamine D
+ calcium
Vitamines D
+ K + calcium
2 jaar Botdichtheid Vitamine D en K gecombineerd verhoogt botdichtheid
Booth,
2008
VS N= 401 gezonde mannen en vrouwen Multivitamine + vitamine D + calcium
Multivitamine + vitamine D + calcium + vitamine K
3 jaar Botdichtheid Vitamine D
en K geen verschil botdichtheid
Cheung, 2008 Canada N=440 vrouwen met verminderde botdichtheid na de menopauze Vitamine D
+ calcium
Vitamine D
+ K + calcium
2-4 jaar Botdichtheid Vitamine D en K geen verschil botdichtheid

Elasticiteit vaten

Naast botgezondheid krijgt ook de interactie tussen vitamine D en vitamine K in relatie tot de gezondheid van hart en bloedvaten meer aandacht van onderzoekers. Enkele studies bij gezonde vrijwilligers laten zien dat een optimale spiegel van zowel vitamine D als K zorgt voor een betere elasticiteit van de vaten. Ook zijn er verbanden gevonden dat een optimale spiegel van zowel vitamine D als vitamine K invloed heeft op de systolische en diastolische bloeddruk en op het ontstaan van hypertensie bij ouderen in Nederland.3 Tot nu toe zijn er slechts enkele interventiestudies uitgevoerd naar vitamine D- en K-suppletie bij oudere studiedeelnemers. Deze suppletiestudies laten geen eenduidig beeld zien. Er zijn positieve effecten voor vaatgezondheid en geen effecten voor het tegengaan van aderverkalking. De studies ondersteunen de hypothese dat het mogelijk is dat suppletie van vitamine D en K meer effect heeft op vaatelasticiteit. Enkele andere suppletiestudies zijn inmiddels uitgevoerd bij groepen met een hoog risico: diabetes type 2 patiënten die lijden aan hartziekten en patiënten met nierfalen. Deze studies laten positieve effecten zien voor vitamine D- en K-suppletie op vaatwanddikte gemeten in de slagader. De dikte van de vaatwand wordt vooral bepaald door de mate van aderverkalking (atherosclerose). Uit meerdere studies is gebleken dat er een verband bestaat tussen de vaatwanddikte in de halsslagader en de mate van aderverkalking op andere plaatsen in het lichaam, met name rondom het hart. Aderverkalking is een normaal verouderingsproces en komt nagenoeg bij iedereen voor maar wordt versneld door een aantal factoren, zoals leeftijd, geslacht, cholesterol, gewicht en bloeddruk. Aderverkalking is een belangrijke risicofactor voor het ontstaan van hart- en vaatziekten zoals een hart- of herseninfarct. Er zijn nog maar enkele studies uitgevoerd op het gebied van vitamine D- en K-suppletie en vaatgezondheid maar er zijn aanwijzingen dat deze combinatie kan bijdragen aan de gezondheid van hart- en bloedvaten.

Versimpeld overzicht synergie vitamine D en KVitamine D-status

In het lichaam wordt vitamine D in de lever deels omgezet naar 25-hydroxyvitamine D. Deze vorm is niet actief in het lichaam maar het gehalte in het bloed is geschikt om de hoeveelheid vitamine D in het lichaam vast te stellen. In de nieren wordt 25-hydroxyvitamine D vervolgens omgezet naar 1,25-dihydroxyvitamine D, de actieve vorm van vitamine D.

De ‘double burden of atherosclerosis and osteoporosis’

Een grote groep mensen wordt door de Gezondheidsraad geadviseerd om iedere dag vitamine D-supplementen te gebruiken. Omdat 25-hydroxyvitamine D omgezet wordt in actief vitamine D, stimuleert vitamine D-suppletie de aanmaak van actief vitamine D. Deze actief vitamine D is betrokken bij de aanmaak van vitamine K-afhankelijke eiwitten. Dit betekent dat vitamine D-suppletie op lange termijn de productie van vitamine K-afhankelijke eiwitten stimuleert die nodig zijn voor de bot- en vaatgezondheid. Als daar mogelijk niet voldoende vitamine K tegenover staat, blijven deze vitamine K-afhankelijke eiwitten inactief. Deze onbalans kan ervoor zorgen dat calcium neerslaat in de vaten in plaats van in de botten. Dit wordt ook wel aangeduid als de ‘double burden of atherosclerosis and osteoporosis’. Dezelfde persoon heeft dan osteoporose en atherosclerose.

Een gevarieerd voedingspatroon met voldoende bronnen van vitamine D en K kan bijdragen aan sterke botten en schone vaten

Gevarieerd voedingspatroon

Het onderzoek van Van Ballegooijen laat zien dat vitamine D in combinatie met vitamine K gunstige effecten heeft op de bot- en vaatgezondheid. Bij een goede balans tussen vitamine D en K slaat calcium neer in de botten en zorgt voor sterke botten en schone vaten waardoor het risico op fracturen en hart- en vaatziekten vermindert. Het nut van suppletie van vitamine D en K moet verder worden uitgezocht om te kunnen bepalen of advies hierover nodig is. Dit onderzoek naar de combinatie van vitamine D en K geeft opnieuw aan dat een gezond en gevarieerd voedingspatroon met voldoende bronnen van vitamine D en K, zoals groente en gefermenteerde zuivelproducten, kan bijdragen aan sterke botten en schone vaten.

Referenties

  1. van Ballegooijen et al. The Synergistic Interplay between Vitamins D and K for Bone and Cardiovascular Health: A Narrative Review. Int J of Endocr. Volume 2017, https://doi.org/10.1155/2017/7454376
  2. Braam et al. Vitamin K1 supplementation retards bone loss in postmenopausal women between 50 and 60 years of age. Calcif Tissue Int. 2003 Jul;73(1):21-6.
  3. van Ballegooijen et al. Joint Association of Low Vitamin D and Vitamin K Status With Blood Pressure and Hypertension. 2017 Jun;69(6):1165-1172.

Hanne van Ballegooijen heeft een persoonlijke beurs van de Nierstichting Kolff junior postdoc grant (16OKG02).

Koffie ook na een hartinfarct goed voor het hart

koffie-drinken-goed-na-hartinfarctTekst: Rob van Berkel

Koffieconsumptie is geassocieerd met een verlaagd risico op het overlijden aan hart- en vaatziekten. Maar of dat ook zo is bij mensen die eerder een hartinfarct hebben doorgemaakt was onduidelijk. Wageningse onderzoekers hebben dit onlangs onderzocht en vonden ook daarbij een verlaagd risico.1

Nederlandse Alpha Omega Cohort

Voor de studie is gebruik gemaakt van 4.365 deelnemers (60-80 jaar) uit het Nederlandse Alpha Omega Cohort. De deelnemers hadden maximaal 10 jaar geleden een hartinfarct doorgemaakt en waren voornamelijk mannen (79%). Met een uitgebreide voedselfrequentievragenlijst werd naar de voeding gevraagd. Informatie over de methode van koffiezetten was niet beschikbaar, maar veruit de meeste koffie in Nederland wordt met een papieren filter gezet. Na een mediane follow-up van 7,1 jaar is er gekeken naar een verband tussen de consumptie van koffie en overlijden aan hart- en vaatziekten (HVZ) en ischemische hartziekten (IHZ). Daarbij is gecorrigeerd voor verschillende verstorende factoren.

Resultaten

  • Koffieconsumptie was geassocieerd met een 20 tot 30% verlaagd risico op overlijden aan HVZ en IHZ. Vergeleken met 0 tot 2 kopjes (0-250 ml), was het drinken van 2 tot 4 kopjes koffie per dag geassocieerd met een verlaagd risico op overlijden aan HVZ en IHZ van respectievelijk 31% en 28%.
  • Er werden geen verschillen gevonden tussen normale en cafeïnevrije koffie.
  • Het verlaagde risico bleef bestaan wanneer melk en/of suiker werd toegevoegd, maar dit was meestal niet meer statistisch significant.
  • Het laagste overlijdensrisico werd gevonden bij een inname van 4 kopjes per dag.
  • Omdat slechts 10% van de deelnemers meer dan 6 kopjes koffie per dag dronk konden daar geen zinvolle conclusies over getrokken worden.

Conclusie

Deze studie laat zien dat het drinken van koffie kan bijdragen aan een lager risico op overlijden aan HVZ en IHZ bij mensen die een hartinfarct hebben doorgemaakt.

Referentie
  1. van Dongen LH, et al. Coffee consumption after myocardial infarction and risk of cardiovascular mortality: a prospective analysis in the Alpha Omega Cohort. Am J Clin Nutr. 2017 Oct;106(4):1113-1120.

Melkconsumptie geassocieerd met minder heupfracturen

Mature woman drinking milk

Tekst: Rob van Berkel

De invloed van melk op het voorkomen van heupfracturen is onduidelijk. Een meta-analyse uit 2011 laat geen verband zien.1 Een Amerikaanse studie onder oudere volwassenen laat nu zien dat het drinken van melk is geassocieerd met een verlaagd risico op een heupfractuur.2

De studie-opzet

Voor de studie is gebruik gemaakt van een update van twee Amerikaanse cohorten onder gezondheidsprofessionals. De Nurses’ Health Study met 80.600 postmenopauzale vrouwen en de Health Professionals Follow-up Study met 43.306 mannen van 50 jaar en ouder. De deelnemers zijn gemiddeld respectievelijk 20,8 en 17,5 jaar lang gevolgd. Met een voedselvragenfrequentielijst werd iedere 4 jaar de voeding nagevraagd. De navraag over de gezondheid en leefstijl gebeurde elke 2 jaar. Op basis van de ingevulde vragenlijsten is er gekeken naar een verband tussen de consumptie van melk(producten) en het krijgen van heupfracturen, waarbij is gecorrigeerd voor verschillende verstorende factoren.

Resultaten

  • Bij mannen en vrouwen gecombineerd was de consumptie van ieder glas melk per dag (240 ml) geassocieerd met een 8% lager risico op een heupfractuur. Bij vrouwen werd ook een 8% lager risico gevonden en bij mannen een niet-significant 9% lager risico.
  • Voor alle melkproducten samen werd per portie een 6% lager risico gevonden bij mannen en vrouwen gecombineerd.
  • Er werd geen verband gevonden tussen de consumptie van yoghurt (door de lage consumptie) en kaas en het krijgen van een heupfractuur.
  • Het beschermende effect van melk werd niet verklaard door de bijdrage van calcium, vitamine D en eiwitten in melk.

Conclusie

In deze groep van oudere volwassenen is melkconsumptie geassocieerd met een lager risico op een heupfractuur.

Referenties

  1. Feskanich D, et al. Milk and other dairy foods and risk of hip fracture in men and women. Osteoporos Int. 2017 Oct 27.
  2. Bischoff-Ferrari HA, et al. Milk intake and risk of hip fracture in men and women; a meta-analysis of prospective cohort studies. J Bone Miner Res. 2011 26(4):833–839.

Zinkopname uit melk en de invloed van verdunnen of steriliseren (Talsma EF, et al)

zinkopname uit melk en de invloed van verdunnen of steriliseren talsma ef et al

Melk is een belangrijke bron van zink en naar verluid zou melk de opname van zink kunnen bevorderen. Mogelijk spelen melkeiwitten hierbij een rol. De eiwitstructuur van melkeiwit verandert als melk wordt gesteriliseerd. Daarom hebben Nederlandse onderzoekers onderzocht of hittebehandeling van het melkeiwit invloed heeft op de opname van zink uit melk.1

De melkstudie

De onderzoekers hebben twee crossover-studies gedaan met gezonde jonge Nederlandse vrouwen (18-25 jaar): de melkstudie (n=19) en de rijststudie (n=18). In de melkstudie werd gekeken naar de fractionele opname van zink na het drinken van 800 ml van a) volle melk die een hittebehandeling heeft ondergaan (UHT-melk), b) rauwe melk zonder hittebehandeling, c) met water verdunde volle UHT-melk (1:1) en d) water.

Zink uit fytaatrijke maaltijd

In de rijststudie is gekeken of melk de opname van zink uit een fytaatrijke maaltijd kan bevorderen. Daarvoor werd de fractionele opname van zink onderzocht uit een fytaatrijke maaltijd (90 gram rijst met 297 mg fytaat), waarbij 600 ml lang houdbare (UHT) melk of water werd gedronken. In beide studies is ervoor gezorgd dat de hoeveelheid zink telkens gelijk was, namelijk circa 4 mg. De verschillende interventies werden van elkaar gescheiden door een wash-out periode van één maand.

Resultaten

De fractionele opname van zink uit lang houdbare melk (UHT) was vergelijkbaar met die van rauwe melk (respectievelijk 25,5% en 27,8%). De opname was lager uit verdunde melk (19,7%) en hoger uit water (72,3%). De fractionele opname van zink uit een fytaatrijke maaltijd was hoger wanneer er melk bij werd gedronken dan water (20,7% versus 12,8%).

Conclusie

Deze studie laat zien dat een hittebehandeling van volle melk geen invloed heeft op de opname van zink en dat lang houdbare melk de opname van zink uit een fytaatrijke maaltijd bevordert.

Referentie
  1. Talsma EF, et al. Zinc Absorption from Milk Is Affected by Dilution but Not by Thermal Processing, and Milk Enhances Absorption of Zinc from High-Phytate Rice in Young Dutch Women. J Nutr. 2017 Jun;147(6):1086-1093.

Krijgen kinderen sterke botten van zuivel?

melk gezonde botten kinderen

Tekst: Rob van Berkel

Tot ongeveer het dertigste levensjaar gaat de botopbouw sneller dan de -afbraak. Daarna krijgt de afbraak langzaam de overhand en worden de botten zwakker. Het is dus belangrijk om voor je dertigste een hoge piekbotmassa te hebben. Zuivelconsumptie op jonge leeftijd kan daar waarschijnlijk aan bijdragen. Dat blijkt uit een systematic review met elf gerandomiseerde en gecontroleerde studies.¹ Daarnaast werd gekeken naar het effect van de zuivelconsumptie op lichaamsgewicht en lichaamssamenstelling.

Verschillende maten voor sterke botten

Voor de review hebben de onderzoekers gezocht naar gerandomiseerde, gecontroleerde studies (RCT’s) waarin gekeken is naar het effect van zuivelconsumptie op het lichaamsgewicht, lichaamslengte, lichaamssamenstelling en verschillende uitkomstmaten voor de botgezondheid (botmineraaldichtheid, botmineraalgehalte en markers voor het botmetabolisme). Hierbij hebben ze zich beperkt tot kinderen en adolescenten (≤ 18 jaar). De studies die aan de criteria voldeden werden op kwaliteit beoordeeld aan de hand van de JADAD-score. Deze score kijkt naar de blindering, randomisatie en uitvallers en loopt van 0-5, waarbij 5 de hoogste kwaliteit aangeeft.

Vijftien studies voldeden aan de criteria

In totaal voldeden vijftien studies aan de opgestelde criteria. De studieduur varieerde van 3 weken tot en met 3 jaar en had een gemiddeld aantal deelnemers van 135. In de meeste gevallen (n=9) werd alleen melk als interventie gebruikt (236-900 ml/dag); in de andere gevallen een combinatie van melk, yoghurt en kaas. De kwaliteit van de studies werd als ‘goed’ beoordeeld. Twee studies hadden een JADAD-score van 2, acht van 3 en de overige vijf studies hadden een score van 3.

Toename botmineraaldichtheid

De belangrijkste resultaten staan in onderstaande tabel. Zuivelconsumptie laat meestal een gunstig effect zien op de stevigheid van de botten. Gemiddeld nam de botmineraaldichtheid na zestien maanden zuivelconsumptie met 8% toe. Een effect op het lichaamsgewicht en de lichaamssamenstelling werd in de meeste gevallen niet gevonden.

Aantal studies Toename Geen effect
Lichaamslengte 13 2 11
Lichaamsgewicht 14 2 12
Vetvrije massa 11 1 10
Vetmassa 10 0 10
BMC en BMD 11 8 3
Botmarkers 6 2 4
Tabel: Overzicht van de belangrijkste resultaten.
BMC = botmineraalgehalte, BMD = botmineraaldichtheid

Tekortkomingen

De studies kenden enkele tekortkomingen die invloed kunnen hebben gehad op de resultaten. Zo is het aantal deelnemers vaak klein, berustte de voedingsinname vaak op zelfrapportage en is bij de meeste studies niet gecorrigeerd voor verstorende factoren zoals energie-inname en lichaamsbeweging. De onderzoekers geven dan ook aan dat in de toekomst meer onderzoek nodig is zonder deze tekortkomingen.

Conclusie

Deze systematic review van vijftien studies laat zien dat zuivelconsumptie gunstige effecten heeft op de stevigheid van de botten van kinderen en adolescenten. Er werd onvoldoende bewijs gevonden voor een effect van zuivelconsumptie op het lichaamsgewicht en de lichaamssamenstelling.

Referentie:
1. Kouvelioti R, et al. The effects of dairy consumption on body composition and bone properties in youth: a systematic review. Curr Dev Nutr. Vol. 1, Issue 7, 1 Jul 2017.