Prof. Dagnelie over De Maastricht Studie: ‘Een derde van de bewoners van Zuid-Limburg heeft type 2 diabetes of prediabetes’

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Ons land heeft een sterke traditie met gezondheidswetenschappelijk cohortonderzoek. Vroegere cohorten brachten de effecten in beeld van voeding en andere risicofactoren op het ontstaan van chronische ziekten en kanker. Die studies vormen, samen met interventiestudies, de basis van ons huidige gezondheidsbeleid. Nieuwere studies met recentere generaties – en dito leefstijl – bieden belangrijke kennis voor toekomstig gezondheidsbeleid. Daarom staat vanaf nu in elk Voeding Magazine een groot Nederlands cohortonderzoek: wie zijn de deelnemers, waarop ligt de focus en welke resultaten zijn er tot nu toe? Deel 1: De Maastricht Studie.

Tekst: Pieter C. Dagnelie (Department of Internal Medicine, CARIM School for Cardiovascular Diseases, Maastricht University), Simone J.P.M. Eussen (Department of Epidemiology, CARIM School for Cardiovascular Diseases, Maastricht University), Stephan Peters en Jolande Valkenburg (Nederlandse Zuivel Organisatie)
Illustratie: Dannes Wegman
Foto’s: Jonathan Vos Photography

De Maastricht Studie is een observationeel prospectief populatie-gebaseerd cohortonderzoek dat in 2010 is gestart onder de Zuid-Limburgse bevolking. De studie richt zich op Type 2 Diabetes (T2D) en onderzoekt de etiologie (ziekteoorzaken), pathofysiologie (zieke organen), complicaties en comorbiditeiten. Doel van de studie is om mechanismen te ontrafelen achter het ontstaan van klassieke complicaties bij T2D, zoals hart- en vaatziekten, nierproblemen en afwijkingen aan de ogen (retinopathie) en het zenuwstelsel (neuropathie). Daarnaast wordt gekeken naar andere comorbiditeiten van T2D, zoals cognitieve achteruitgang, depressie en gastro-intestinale, spier-, skelet- en respiratoire ziekten. Hoe deze aandoeningen zich verhouden tot de kwaliteit van leven en het gebruik van zorg wordt ook in kaart gebracht.

Cohort

De deelnemers van De Maastricht Studie zijn geworven in de regio Maastricht en Heuvelland (gemeenten Eijsden-Margraten, Meersen en Valkenburg) in de periode 2010-2018 en worden vanaf de werving blijvend gevolgd in de tijd. Het uiteindelijk streven is om ongeveer 10.000 deelnemers in de leeftijd van 40-75 jaar te includeren. De deelnemers met T2D – ongeveer 30% – worden gerekruteerd uit het Regionaal Diabetes Patiënten Register van de regio ‘Maastricht en Heuvelland’. De controlegroep wordt geselecteerd uit de gemeentelijke basisadministratie.

Het uiteindelijk streven is om 10.000 deelnemers te includeren

Metingen en vragenlijsten

In het onderzoekscentrum van de Maastricht Studie worden alle deelnemers bij aanvang van de studie gedurende vier halve meetdagen uitgebreid onderzocht (zgn. deep phenotyping). Daarnaast wordt jaarlijks follow-up informatie verzameld over ziekten door middel van vragenlijsten. Speerpunten in de metingen zijn hart en bloedvaten (o.a. echografie, microcirculatie, vaatstijfheid), ogen, brein (MRI), cognitietests en botstelsel (hoog-resolutie extreme CT). Leefstijlfactoren die gemeten worden zijn o.a. voeding (uitgebreide voedselfrequentielijst), lichamelijke activiteit (7-daagse bewegingsmeter) en roken. Daarnaast worden erfelijke eigenschappen, leefomgeving, sociale netwerken en andere sociaaleconomische factoren in kaart gebracht.1
Figuur 1: Ziekten die bij De Maastricht Studie in beeld gebracht worden.

Stand van zaken

De Maastricht Studie is eind 2010 met de werving van deelnemers gestart. De eerste jaren van het onderzoek zijn voornamelijk gericht geweest op de dataverzameling. Inmiddels zijn ruim 7500 deelnemers geïncludeerd en de verwachting is dat de inclusie van deelnemers eind 2019 afgerond kan worden. De eerste analyses worden momenteel uitgevoerd bij de eerste groep van 3450 deelnemers, van wie ongeveer 1000 gediagnosticeerd zijn met T2D. Inmiddels zijn zo’n 70 publicaties in internationale wetenschappelijke tijdschriften en 18 proefschriften over De Maastricht Studie verschenen. Momenteel is een nieuw initiatief in voorbereiding met het doel om vanaf 2020 alle deelnemers op te roepen voor een herhaling van alle metingen, zowel qua leefstijl als fenotypering.

Voedingsonderzoek

De voedselfrequentievragenlijst (FFQ) in De Maastricht Studie is een van de meest uitgebreide vragenlijsten die in epidemiologische studies is gebruikt. De FFQ bevat 101 vragen over voedselconsumptie over het afgelopen jaar, met 23 productgroepen en 253 individuele voedingsmiddelen (items). Daarnaast zijn in de FFQ van De Maastricht Studie aanvullende vragen toegevoegd om de inname van advanced glycation endproducts (AGEs) via de voeding te meten. AGEs ontstaan door chemische verbindingen van suikers en eiwitten of suikers en vetten van bewerkte voedingsmiddelen of bij de bereiding van eten. AGEs in onze voeding kunnen ook terecht komen in het lichaam en worden in verband gebracht met onder andere insulineresistentie en ontstekingsgerelateerde ziekten. De Maastricht Studie is een van de eerste studies ter wereld waarin de epidemiologische relatie tussen de inname van AGEs en relevante uitkomsten nauwkeurig onderzocht kan worden.

Chrono-nutrition

Bij een subpopulatie van De Maastricht Studie wordt ook de timing van voedingsinname (chrono-nutrition) onderzocht. Eerdere studies wijzen erop dat niet alleen wat we eten, maar ook de tijdstippen waarop we eten verband heeft met overgewicht, diabetes en verhoogde bloeddruk. Binnen de Maastricht Studie worden verschillende aspecten van chrono-nutrition in kaart gebracht en gerelateerd aan 24-uurs ritmes van bloedwaarden van glucose, slapen, bewegen, bloeddruk- en hartritmevariabiliteit en aan gedetailleerde fenotypes van metabole, cardiovasculaire en mentale gezondheid. Dankzij alle informatie die wordt verzameld kunnen relaties worden onderzocht tussen specifieke afzonderlijke voedingsstoffen, voedingsmiddelen en voedingspatronen (zowel kwaliteit als timing) en bekende en onbekende oorzaken en gevolgen van type 2 diabetes.1

Resultaten tot nu toe

In de eerste jaren van De Maastricht Studie is veel tijd en energie geïnvesteerd in dataverzameling. Naar verwachting zullen de verzamelde data een schat aan informatie opleveren over de oorzaken en gevolgen T2D. De eerste cross-sectionele analyses (op één tijdstip) laten onder meer de volgende resultaten zien:

Hoe vaak komt (pre)diabetes voor?

Uit de resultaten bij de eerste 3450 deelnemers blijkt, dat ongeveer een derde van de inwoners van Zuid-Limburg T2D of prediabetes heeft. Daarbij blijkt niet alleen T2D, maar ook prediabetes hand in hand te gaan met meetbare veranderingen in bloedvaten, nieren, ogen en hersenen.

Ongeveer een derde van de bewoners van Zuid-Limburg heeft type 2 diabetes of prediabetes

Voeding en betacelfunctie

In de Maastricht Studie wordt door middel van een orale glucosetolerantietest (OGTT met 7 meettijdstippen) niet alleen de insulinegevoeligheid gemeten, maar ook de functie van de pancreas (betacelfunctie). Een eerste proefschrift (L. den Biggelaar, december 2017) geschreven op basis van de eerste 3450 deelnemers in de Maastricht Studie, beschrijft de relatie tussen voeding en glucosemetabolisme. De eerste resultaten laten zien dat een hogere inname van enkelvoudig onverzadigde vetzuren en vezels en een lagere inname van transvetten samenhangen met een betere bètacelfunctie en/of insulinegevoeligheid. De consumptie van kunstmatig gezoete frisdranken bleek samen te hangen met een verminderde bètacelfunctie, terwijl geen relatie tussen de consumptie van suikerhoudende dranken en bètacelfunctie werd gevonden. Er zijn verdere studies nodig om deze resultaten te bevestigen en verder uit te diepen.

Zuivelproducten en (pre)diabetes

De totale inname van zuivelproducten wordt in eerdere epidemiologische studies in verband gebracht met een lager risico op het ontstaan van type 2 diabetes. De FFQ van de Maastricht Studie bevat ongeveer 50 zuivelproducten. Dit biedt de mogelijkheid om de relatie tussen specifieke zuivelproducten en het ontstaan van T2D gedetailleerd te onderzoeken. In cross-sectionele analyses van de eerste 3450 deelnemers van De Maastricht Studie werd gevonden dat een hogere inname van magere en gefermenteerde zuivelproducten, kaas en yoghurt geassocieerd was met een lagere kans op het hebben van prediabetes. Daarnaast hing een hogere inname van totaal zuivel, gefermenteerde zuivel, en yoghurt samen met een lagere kans op het hebben van T2D, terwijl een hogere inname van volvette zuivel samenging met een grotere kans op het hebben van T2D.2

Zitten of bewegen?

Door het volgen van deelnemers met een bewegingsmeter (driedimensionale accelerometer) is het dagelijkse zit- en beweeggedrag (liggen, zitten, staan, lopen) gedetailleerd in kaart gebracht. Uit de eerste cross-sectionele analyses blijkt dat het vervangen van 30 minuten zittijd per dag door staan of stappen geassocieerd is met een lagere kans op het hebben van metabool syndroom, type 2 diabetes, en met een betere tailleomtrek en BMI en met gunstigere waarden van cholesterol, triglyceriden en insulineconcentraties in het bloed.3 De verschillen in activiteit tussen metabool gezonde en ongezonde mensen werden bevestigd in een andere publicatie op basis van de Maastricht Studie.4 Ook bleek in cross-sectionele analyses dat het ‘vervangen’ van zitten door laag-intensief bewegen samenhangt met een gunstiger cardiovasculaire conditie en dat dit effect groter is bij vervanging van zitten door hoog-intensief bewegen.5

Psychosociale factoren en depressie in relatie tot (pre)diabetes

Patiënten met T2D ervaren meer psychische problemen dan mensen met een normale glucosestofwisseling.6 Bij ruim 200 T2D patiënten werd met behulp van de Groningen Intelligentie Test vastgesteld dat patiënten met een lagere verbale intelligentie een grotere kans hebben op de aanwezigheid van diabetescomplicaties.7 Daarnaast blijken verhoogde ontstekingsparameters en een verslechterde endotheelfunctie samen te gaan met een grotere kans op het hebben van depressie.8 Ook afwijkingen in bloeddrukwaarden (zowel verhoogde als verlaagde) waren geassocieerd met verminderde cognitieve functies zoals snelheid van informatieverwerking en het geheugen.9

De onderzoekers

Prof.dr.ir. Pieter C. Dagnelie: ‘Mijn belangrijkste motivatie is, vanuit een breed perspectief bij te dragen aan de oplossing van voedingsgerelateerde problemen waarvoor de samenleving zich geplaatst ziet. Epidemiologisch onderzoek kan hieraan bijdragen door het beter begrijpen van de rol van de voeding in het ontstaan en beloop van ziekten. Voeding heeft een sterk maatschappelijke context, denk bijvoorbeeld aan gezondheidszorg, sociale netwerken, beweging, werkklimaat,  biodiversiteit en duurzaamheid.’

Dr.ir. Simone J.P.M. Eussen: ‘Met de inzichten die we opdoen in het voedingsonderzoek binnen de Maastricht Studie hoop ik een steentje bij te kunnen dragen aan de gezondheid van mensen. De Maastricht Studie biedt een unieke kans om te kijken naar relaties tussen aspecten van voeding en uitkomstmaten – bekende en onbekende oorzaken en gevolgen van T2D – die nog nooit eerder zijn onderzocht.’

Structuur en financiering van de Maastricht Studie

De Maastricht Studie is opgezet als breed multidisciplinair initiatief van het Maastricht Universitair Medisch Centrum. Onderzoekers van binnen en buiten Maastricht kunnen een data-aanvraag indienen om met behulp van de gegevens in De Maastricht Studie specifieke vraagstellingen te onderzoeken. In het algemeen wordt hiervoor een vergoeding in geld of ‘in kind’ gevraagd. Elke data-aanvraag wordt beoordeeld door het management team (MT) van De Maastricht Studie, dat op dit moment bestaat uit Prof.dr. C.D.A. Stehouwer, Prof.dr. N.C. Schaper, Prof.dr.ir. P.C. Dagnelie, Dr. M.T. Schram, Dr. R.M.A. Henry, Dr. C.J. van der Kallen, Dr. A. Koster, Dr. M.M.J. van Greevenbroek en Dr. A. Wesselius.


Referenties:

1.      Schram et al. Eur J Epidemiol 2014 jun;29(6):439-51 The Maastricht Study: an extensive phenotyping study on determinants of type 2 diabetes, its complications and its comorbidities.
2.      Eussen et al. Br J Nutr. 2016 Apr;115(8):1453-61 Consumption of dairy foods in relation to impaired glucose metabolism and type 2 diabetes mellitus: the Maastricht Study
3.      Van der Berg et al. Med Sci Sports Exerc. 2017 Jul;49(7):1351-1358 Replacement Effects of Sedentary Time on Metabolic Outcomes: The Maastricht Study
4.      De Rooij et al. PLoS One. 2016 May 3;11(5) Physical Activity and Sedentary Behavior in Metabolically Healthy versus Unhealthy Obese and Non-Obese Individuals – The Maastricht Study
5.      Van der Velde et al. Med Sci Sports Exerc. 2017 Aug;49(8):1583-1591 Sedentary Behavior, Physical Activity, and Fitness-The Maastricht Study.
6.      Van Dooren et al. Brain Behav Immun. 2016 Aug;56:390-6 Associations of low grade inflammation and endothelial dysfunction with depression – The Maastricht Study
7.      Spauwen et al. Diabet Med. 2016 Dec;33(12):1632-1639 Lower verbal intelligence is associated with diabetic complications and slower walking speed in people with Type 2 diabetes: the Maastricht Study
8.      Van Dooren et al. BMC Psychiatry. 2016 Jan 27;16:17 Psychological and personality factors in type 2 diabetes mellitus, presenting the rationale and exploratory results from The Maastricht Study, a population-based cohort study
9.      Spauwen et al. Diabetes Care. 2015 Aug;38(8):1473-80 Both Low and High 24-Hour Diastolic Blood Pressure Are Associated With Worse Cognitive Performance in Type 2 Diabetes: The Maastricht Study

Drie thema’s in Nationaal Preventieakkoord

Staatssecretaris Paul Blokhuis (VWS) heeft aangekondigd dat in het Nationaal Preventieakkoord drie thema’s centraal komen te staan: roken, overgewicht en alcoholgebruik. Het akkoord wordt komende maanden ingevuld met verschillende partijen en zal na de zomer klaar zijn.

Het Nationaal Preventie Akkoord is erop gericht de gezondheid van Nederlanders te verbeteren en gezondheidsverschillen kleiner te maken. De staatssecretaris heeft voor de invulling van het Akkoord gekozen voor de thema’s roken, overgewicht en problematisch alcoholgebruik. Deze drie problemen leiden tot een groot gezondheidsverlies en veroorzaken een hoge ziektelast.

Grote gezondheidsverschillen tussen bevolkingsgroepen

Bijkomend probleem is dat roken en overgewicht meer voor bij mensen met een lage opleiding en een laag inkomen. Vaak zijn er achterliggende problemen zoals armoede en schulden. Dit leidt tot grote gezondheidsverschillen bij de Nederlandse bevolking. Om de gezondheid over de hele breedte van de bevolking te verbeteren, krijgen deze problemen ook aandacht in het akkoord.

Drie thematafels, drie voorzitters

De drie thema’s krijgen ieder een eigen voorzitter, die om de tafel gaan met zo’n 40 deelnemende organisaties. Eric van de Burg, wethouder in Amsterdam, is de voorzitter  van de thematafel die zich richt op het terugdringen van overgewicht. Jolande Sap, voorzitter Federatie voor Gezondheid, en Leon Meijer, wethouder in Ede, zullen respectievelijk de thematafels  roken en alcoholgebruik voorzitten.

In het Nationaal Preventie Akkoord zal het ministerie met verschillende partijen afspraken en maatregelen vastleggen, waarop alle betrokken partijen elkaar kunnen aanspreken.

Feiten en cijfers over lactose-intolerantie

Tekst: dr. Jan Steijns (FrieslandCampina Innovation Centre) en dr. Stephan Peters (NZO)

In Nederland heeft ongeveer 2% van de volwassenen lactose-intolerantie. Er bestaan veel misverstanden over overgevoeligheid voor lactose. Wat zijn de belangrijkste feiten en voor welke producten kunnen mensen met lactose-intolerantie wel kiezen.

Zuivel staat in de Schijf van Vijf en dat is niet voor niets. Zuivelconsumptie is geas­socieerd met een kleinere kans op de ontwikkeling van darmkanker en type 2 diabetes en daarnaast bevatten melk en melkproducten veel belangrijke voedingsstoffen zoals calcium, B­-vitaminen en essentiële aminozuren via de melk­eiwitten. Het komt echter voor dat mensen een allergie voor melkeiwit of een voedsel­overgevoeligheid voor lactose hebben. Bij aangetoonde koemelkeiwitallergie is het noodzakelijk om geen producten met melkeiwit te consumeren. Bij lactose­-intolerantie ligt dat genuanceerder. Iemand die last heeft van lactose-­intole­rantie kan vaak door de juiste product­keuze nog steeds zuivel consumeren en op die manier veel voedingsstoffen binnen krijgen. Dit artikel geeft een overzicht van wat we weten over lactose-­intolerantie en hoe men er mee om kan gaan.

De feiten over lactose-intolerantie en wereldwijde prevalentie

• Het enzym lactase is nodig voor de vertering van lactose (melksuiker) in melk.
• Na zuigelingenleeftijd neemt bij veel kinderen de lactase-activiteit geleidelijk af.

• In Nederland heeft ongeveer 2% van de volwassen bevolking last van lactose-intolerantie, gedeeltelijk te verklaren uit de allochtone populatie.
• Lactose-intolerantie komt weinig voor bij Europeanen, maar komt meer voor in Azië en Afrika.
• Er bestaat ook een erfelijke vorm van lactose-intolerantie (congenitale lactose-intolerantie). Dit is zeer zeldzaam. Vanaf de geboorte wordt er dan geen lactase aangemaakt. Baby’s kunnen dan geen melkproducten (ook geen borstvoeding) consumeren.

Wat gebeurt er bij lactose-intolerantie?

Bij lactose-­intolerantie is er niet voldoende van het enzym lactase aanwezig in de dunne darm. Daardoor kan lactose niet worden omgezet in de suikers glucose en galactose. Lactose wordt vervol­gens door de darmflora omgezet in organische zuren en osmotisch actieve stoffen. Deze zorgen voor  gasvorming en verhogen de kans op vochtuitscheiding en diarree.

Lactose­-intolerantie is iets anders dan koemelkallergie. Bij een intolerantie kan er wel nog wat melk gedronken worden, zie verderop in dit artikel, terwijl de behandeling bij koemelkallergie bestaat uit het niet consumeren van producten met koemelkeiwit.

De diagnose lactose-intolerantie stellen

Er zijn verschillende methoden om de diagnose lactose-­intolerantie te stellen. In Nederland wordt meestal gebruik gemaakt van een van de volgende onderzoeken:

  • Waterstof-ademtest
    Bij dit onderzoek wordt de hoeveel­heid waterstof (H2) vóór en na het drinken van een suikeroplossing met lactose in de uitgeademde lucht gemeten. Bij lactose­-intolerantie produceren darmbacteriën water­stofgas, dat in de uitgeademde lucht
    terecht komt; de diagnose wordt gesteld indien een bepaalde drem­pelwaarde wordt overschreden.
  • Lactose Tolerantie Test (LTT)
    Bij dit onderzoek wordt een bepaalde hoeveelheid lactose gegeven. Als het bloedglucose­gehalte hier niet door stijgt, is de lactose niet goed verteerd en is er sprake van lactose­-intolerantie.
  • Eliminatie-provocatietest
    Als na een lactosevrije periode de klachten verdwenen zijn, worden producten met lactose weer geïn­troduceerd in de voeding. De diag­nose lactose-­intolerantie kan gesteld worden als de klachten terugkeren.

Wat kun je wel eten bij lactose-intolerantie?

De meeste mensen die last hebben van lactose-intolerantie kunnen best wat melk drinken. Twee glazen per dag (300-400 ml) moet lukken, mits goed verspreid over de dag of in combinatie met een maaltijd. Dit is een kwestie van maatwerk. Zure zuivelproducten zoals yoghurt en karnemelk bevatten minder lactose en worden meestal wel verdragen. Nederlandse (harde) kaas zoals Goudse kaas bevat geen of nauwelijks lactose, omdat de lactose door de rijping van de kaas vrijwel volledig is afgebroken.

 

Lactose komt behalve in koemelkproducten ook voor in onder andere geiten-, schapen- en paardenmelk, zachte geiten- en schapenkaas en in zoetjes, vitaminepreparaten en geneesmiddelen. Tegenwoordig kun je in het zuivelschap ook lactosevrije melk krijgen. In deze melk is lactose deels verwijderd via filtratie en daarna met lactase behandeld waardoor de lactose is opgesplitst in glucose en galactose. Hierdoor blijft de smaak van melk behouden. Als iemand geen melk wil consumeren, is een sojadrink die verrijkt is met calcium, vitamine A, D en B12 een alternatief. Bij de apotheek zijn ook druppeltjes of tabletten met lactase verkrijgbaar die in de melk worden gedaan, zodat de lactose wordt afgebroken.

Lactose op het etiket

Als producten koemelkeiwit of lactose bevatten, moet dit – net als andere voedselallergenen – op het etiket van het voedingsmiddel herkenbaar worden gemaakt. Bij zuivelproducten die lactose bevatten, staan op het etiket in de ingrediëntendeclaratie de vetgedrukte woorden ‘bevat melkeiwit’ of ‘bevat lactose’.

Gezond door de overgang: wat is het beste voedingsadvies

Coverillustratie met tekstTekst: Karin Lassche, Beeld: Dannes Wegman

De overgang is voor veel vrouwen een lastige levensfase. Gezond eten en voldoende bewegen helpen om overgangsklachten te verminderen en zijn ook daarna cruciaal. Want met de overgang neemt de kans op osteoporose en hart en vaatziekten flink toe.

Weinig vrouwen ervaren de overgang als een rustig en geleidelijk proces. Meestal gaat deze periode gepaard met pieken en dalen in de hormoonhuishouding, met allerlei klachten tot gevolg. Volgens het CBS zijn er in Nederland ruim 1,6 miljoen vrouwen in de leeftijd van 45 tot 60 jaar. Naar schatting 1,2 miljoen vrouwen zijn in de overgang, waarvan 1 miljoen een beetje tot veel last van overgangsklachten heeft, zoals slapeloosheid, opvliegers, gewrichtsklachten en depressieve gevoelens. Een derde van de werkende vrouwen tussen de 45 en 60 jaar meldt zich om deze reden regelmatig ziek.1,2

Perimenopauze

Het zijn de eierstokken die het overgangsproces inluiden. Deze maken onder andere de hormonen oestrogeen en progesteron aan die zorgen voor de rijping van het eiblaasje, de eisprong en de opbouw van baarmoederslijmvlies. Naarmate vrouwen ouder worden, neemt de voorraad eicellen in de eierstokken af. Ongeveer zes jaar voor de menopauze – de laatste menstruatie (zie kader) – begint de perimenopauze; dit is de periode waarin klachten kunnen  voorkomen omdat de hormonen oestrogeen en progesteron niet meer in evenwicht zijn. Een van de eerste veranderingen tijdens de perimenopauze is de afname van progesteron. Daardoor kan de menstruatie veranderen en bijvoorbeeld heviger worden. Gedurende de perimenopauze wordt steeds minder oestrogeen en progesteron aangemaakt.3 De gemiddelde tijd tussen het onregelmatig worden van de menstruaties en de menopauze is vier jaar. Overgangsklachten kunnen echter vijf, tien of zelfs meer jaren voorkomen.

De menopauze

De menopauze is de laatste menstruatie die een vrouw heeft; gemiddeld is dat bij 51 jaar. Sommige vrouwen hebben hun laatste menstruatie op 46-jarige leeftijd; anderen pas op 56-jarige leeftijd. Zo’n negentig procent van de vrouwen ouder dan 56 jaar heeft de overgang achter de rug.

Overgangsklachten

Typische klachten die horen bij de overgang zijn opvliegers en hevig transpireren (nachtzweten). Dat heeft te maken met de ‘thermostaat’ in de hersenstam. Die reguleert de lichaamstemperatuur met behulp van oestrogenen. Door de afname van oestrogenen in het bloed reageert de thermostaat alsof er sprake is van een te hoge lichaamstemperatuur. De huidbloedvaten openen zich om de warmte via de huid kwijt te raken (zweten). Naast opvliegers is er een lange lijst van klachten die ook andere oorzaken kunnen hebben en daarom niet altijd worden herkend als overgangsklachten. Voorbeelden zijn hartkloppingen en gewrichtsklachten. Andere niet-typische klachten zijn minder zin in seks, stemmingswisselingen, vermoeidheid, haaruitval, slaap- en concentratieproblemen, geheugenverlies en migraine.

Gezonde voeding

Helaas zijn er weinig studies gedaan naar de effecten van voeding op overgangsklachten Het advies is om in ieder geval gezond en gevarieerd te eten met voldoende groente en fruit. Daarnaast is het belangrijk goed te letten op voldoende inname van ijzer. Dat is zeker belangrijk als een vrouw veel bloed verliest omdat de menstruatie heftiger of frequenter is of langer duurt. Een ander aandachtspunt is dat vrouwen in deze periode voldoende calcium en vitamine D moeten binnenkrijgen. Die inname moet voldoende zijn, omdat de kans op osteoporose (zie verderop) tijdens de perimenopauze toeneemt. Tot slot is het van belang om op het lichaamsgewicht te letten. Veel vrouwen komen aan in deze periode, als gevolg van een langzamere stofwisseling.

dietist Aileen de VogelDiëtist Aileen de Vogel: ‘Deze vrouwen zijn echt bereid om grote stappen te zetten’

Aileen de Vogel (27) richt zich met haar praktijk specifiek op vrouwen en op issues zoals vruchtbaarheid, zwangerschap en overgang. De problemen waarmee vrouwen in de overgang bij haar aankloppen zijn heel divers. ‘Vaak speelt gewichtsproblematiek een rol. Ook willen veel vrouwen weten hoe ze gezond ouder kunnen worden. Daar speelt een gezond gewicht ook een rol bij. In mijn adviezen neem ik nadrukkelijk ook zaken als stress, emoties, slaap en acceptatie mee. Dat zijn belangrijke randvoorwaarden voor een gezondere leefstijl. Wie gestresst en moe is, heeft sneller de neiging te gaan snoepen. Verder is het belangrijk te accepteren dat je lichaam verandert, ook al is dat altijd niet gemakkelijk. Als het om voeding gaat, merk ik dat vrouwen over het algemeen weinig zuivel eten. Bij vervangende producten vraag ik hen erop te letten dat het product voldoende calcium en niet te veel toegevoegde suikers bevat. Voeding met fyto-oestrogenen adviseer ik niet specifiek. Maar minder vlees en vaker kiezen voor alternatieven als soja en peulvruchten is een gezonde gewoonte die ik graag promoot. Ik vind werken met vrouwen in deze leeftijd heel dankbaar, omdat ze leergierig zijn en het belang inzien van een gezonde leefstijl. Ze zijn echt bereid om grote stappen te zetten.’

5 tips van Aileen

1. Zoek een bewegingsactiviteit die je leuk vindt.
2. Eet zoveel mogelijk vers en onbewerkt.
3. Let op toegevoegde suikers.
4. Kies voor voeding in plaats van vulling.
5. Eet vaker vis of andere omega 3-bronnen.

Fyto-oestrogenen

Er wordt vaak verwezen naar onderzoek waaruit zou blijken dat fyto-oestrogenen uit voeding of supplementen helpen tegen overgangsklachten. Deze komen vooral voor in soja, linzen, kikkererwten en andere peulvruchten. Eigenlijk zijn er alleen studies gedaan naar mogelijke effecten van de bekendste fyto-oetrogenen, de soja-isoflavonen, op klachten in de perimenopauze. De Europese voedselveiligheidsautoriteit (EFSA) acht deze gezondheidsclaims niet voldoende bewezen.4 De EFSA geeft aan dat er bij de huidige hoeveelheden isoflavonen in supplementen ook geen veiligheidsrisico’s zijn te verwachten.5

Hormoontherapie

Wanneer vrouwen ernstige klachten houden, kan hormoontherapie uitkomst bieden. Het tekort aan oestrogeen wordt dan aangevuld met een lage hoeveelheid kunstmatige hormonen. Hiermee verminderen de overgangssymptomen. Internationaal is er consensus dat, mits er rekening wordt gehouden met een aantal criteria, hormoontherapie meer voor- dan nadelen heeft.6 Tot slot zijn er alternatieve middelen en kruidenpreparaten om met name opvliegers te bestrijden. Dat zijn bijvoorbeeld ‘black cohosh’ (zilverkaars) en rode klaver dat veel fyto-oestrogenen bevat. De effectiviteit hiervan is echter niet bewezen, terwijl bijwerkingen wel mogelijk zijn. Een waarschuwing voor deze middelen is daarom op zijn plaats.7

Krachttraining zorgt voor sterkere botten, is goed voor de spieren en houdt de stofwisseling op peil

Gericht sportadvies

Naast gezonde voeding zijn voldoende nachtrust en weinig stress belangrijk om overgangsklachten te verminderen. Activiteiten als ademhalingsoefeningen, yoga, visualisaties en meditatie kunnen helpen om spanning kwijt te raken. Maar vooral intensief bewegen heeft een positief effect. Gewichtsdragende sporten en oefeningen, zoals hardlopen, wandelen en tennis, zijn goed voor de botopbouw. Het meest effectief zijn korte en intensieve bewegingen, zoals bij als krachttraining, waarmee het skelet meerdere keren per dag flink wordt belast. Krachttraining zorgt ook voor sterkere botten, omdat het zorgt voor een betere vastlegging van calcium in het bot. Voldoende inname van calcium en vitamine D is dan wel een vereiste. Krachttraining is bovendien goed voor de spieren en houdt de stofwisseling op peil. Om osteoporose te voorkomen of te vertragen, is voldoende beweging heel belangrijk. Een minuut touwtje springen is goed, maar ook stevig traplopen of op en neer springen zorgen voor een belasting van het skelet. Zwemmen en fietsen hebben minder effect.8 Gericht sportadvies kan daarom belangrijk bijdragen aan een goede botgezondheid op latere leeftijd.

Osteoporose

Na de menopauze is een gezonde leefstijl voor vrouwen belangrijker dan ooit. Omdat het lichaam veel minder oestrogeen aanmaakt, valt de natuurlijke bescherming tegen hart- en vaatziekten weg. Veel vrouwen krijgen er kilo’s bij en het lichaamsvet gaat zich meer in de buik nestelen, waar het meer kwaad doet dan het vet bij de billen en heupen.9 Oestrogenen spelen ook een rol bij het vernieuwen van bot. Door de afname in oestrogenen kan het botverlies wel zes procent per jaar bedragen.10 Niet voor niets is van alle mensen met osteoporose ongeveer zeventig procent vrouw.

dietist Odette BrulsDiëtist Odette Bruls: ‘Je moet verder kijken dan de voeding’

Odette Bruls (48) studeerde in 2010 af bij de opleiding Voeding & Diëtetiek op de rol van voeding in de overgang en geeft online voedingsadvies, veelal gericht op gewichtsbeheersing. ‘Gemiddeld komen vrouwen een paar kilo aan. Dat komt deels door een tragere stofwisseling bij het ouder worden. De hormonen beïnvloeden vooral de lichaamssamenstelling. Spierweefsel verdwijnt ten gunste van vetweefsel en het wordt anders verdeeld over het lichaam; de taille wordt breder. Sommige vrouwen hebben daar veel moeite mee. Ik kom vrouwen tegen met een prima gewicht die er net zo uit willen zien zoals op hun 30ste. Dat is niet reëel. Daarnaast merk ik dat vrouwen de  meeste aandacht besteden aan korte termijneffecten. Ze staan er niet bij stil dat ze na de overgang meer risico lopen op chronische ziekten als hart- en vaatziekten, diabetes en osteoporose. Daar ligt nog een flinke uitdaging. Er moet ook aandacht zijn voor sociaal-psychologische aspecten, omdat er tijdens deze levensfase veel dingen veranderen. Wanneer de kinderen uit huis gaan, wordt het sociale leven anders en dat beïnvloedt het eetpatroon. Als vrouwen meer tijd hebben, kunnen ze echter ook een nieuwe sport oppakken of kookworkshops volgen.’

5 tips van Odette

1. Zet kwaliteit boven kwantiteit.
2. Vergeet hypes en ‘go mediterranean’.
3. Kies de complexe koolhydraten en meer vis, plantaardige eiwitten en vetten.
4. Neem je vitamine D-supplement en beweeg (buiten).
5. Geniet van wat je eet (20% ongezond mag!), met mensen die je liefhebt.

Extra vitamine D en calcium

Om osteoporose te voorkomen, wordt vrouwen vanaf 50 jaar aangeraden om naast een gezond eetpatroon volgens de Schijf van Vijf ook dagelijks een kwartier onbeschermd met de handen en het gezicht in de zon te zijn en daarnaast nog eens extra vitamine D te slikken. Voor vrouwen tot 70 jaar is de aanbevolen hoeveelheid 10 microgram (µg) vitamine D per dag; voor vrouwen boven de 70 jaar is dat 20 microgram (µg).11 Met het oog op voldoende calcium adviseert het Voedingscentrum vrouwen boven de 50 jaar een extra portie melk of yoghurt per dag: drie tot vier porties, en daarnaast nog eens 40 gram kaas (beleg voor twee boterhammen).12 Op dit moment wordt nog onderzoek gedaan  naar de effecten van extra vitamine K op het voorkomen van osteoporose.13 Met name vitamine K2 (menaquinon) zorgt ervoor dat calcium in de botten terecht komt, en niet neerslaat in de aderen. Vitamine K2 zit onder meer in groene (blad)groenten, vooral broccoli, spruitjes, spinazie en boerenkool en in kwark en harde (oude) kaas.

Het Voedingscentrum adviseert vrouwen boven de 50 jaar een extra portie melk of yoghurt per dag

Voedings- en leefstijladvies voor vrouwen in de overgang

Deze adviezen zijn gebaseerd op de Schijf van Vijf, de Beweegnorm en de Canadian Consensus on Female Nutrition: Adolescence, Reproduction, Menopause, and Beyond (J Obstet Gynaecol).

  1. Probeer een eventuele gewichtstoename af te remmen door een beperkte calorierestrictie met voldoende eiwitinname (0.8-1.2 g/kg verdeeld over 3 maaltijden).
  2. De kans op insulineresistentie neemt toe met de leeftijd. Kies daarom voor complexe koolhydraten met een lage glycemische index.
  3. Doe aan krachttraining voor sterkere botten en het behoud van spiermassa.
  4. Zorg voor voldoende calciuminname en neem een vitamine D-supplement van 10 microgram (µg) per dag.

Dit artikel verscheen eind december in Voeding Magazine: Gezond-door-de-overgang in VoedingMagazine 4, 2017.

Referenties
  1. http://www.vrouwenindeovergang.nl/ziekteverzuim-omlaag-bij-aandacht-voor-werkende-vrouw-en-overgang
  2. Hoe houd je vrouwen gezond en gelukkig aan het werk tijdens de overgang? Pauline Ottervanger, Wilma Smit, Tijdschrift voor Bedrijfs- en Verzekeringsgeneeskunde TBV, jaargang 24, nr. 2, februari 2016
  3. Patiëntenvoorlichting: De Overgang. Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie, 2002, www.nvog.nl
  4. Risk assessment for peri- and post-menopausal women taking food supplements containing isolated isoflavones.. EFSA Journal 2015;13(10):4246
  5. Soy isoflavone related claims (further assessment). EFSA Journal 2012;10(8):2847 [36 pp.] Last updated 7 september 2012
  6. T. J. de Villiers, J. E. Hall, J. V. Pinkerton, S. Cerdas Pérez, M. Rees, C. Yang & D. D. Pierroz (2016): Revised Global Consensus Statement on Menopausal Hormone Therapy, Climacteric, 20 juni 2016
  7. Auto-immuunhepatitis door zilverkaars. Hendrik W.P.C. van de Meerendonk, Florence P.A.M. van Hunsel en Hans E. van der Wiel. Ned Tijdschr Geneeskd. 2009;153:B146
  8. https://osteoporosevereniging.nl/behandeling/bewegen/
  9. Canadian Consensus on Female Nutrition: Adolescence,Reproduction, Menopause, and Beyond; J Obstet Gynaecol Can 2016;38(6):508-554
  10. https://osteoporosevereniging.nl/12-vragen-botontkalking-osteoporose/
  11. Evaluatie van de voedingsnormen voor vitamine D. Gezondheidsraad, 2012.
  12. http://www.voedingscentrum.nl/nl/gezond-eten-met-de-schijf-van-vijf/hoeveel-en-wat-kan-ik-per-dag-eten-.aspx
  13. http://www.vitamine-info.nl/nieuwsartikel/article/vitamine-k-voor-sterke-botten-en-schone-bloedvaten-2/

Voedingscentrum legt uit: welke yoghurt is gezond?

Yoghurt met blauwbessen

Het Voedingscentrum legt op haar site uit wat het verschil is tussen alle yoghurts in het schap. Wat is het verschil in vetgehalte tussen Griekse en Bulgaarse yoghurt? Hoe worden skyr en kefir gemaakt? En welke yoghurts staan in de Schijf van Vijf?

Yoghurt bevat veel goede voedingsstoffen, waaronder eiwit, calcium en vitamine B12 en B2. Het eten en drinken van zuivelproducten hangt samen met een lager risico op darmkanker en diabetes type 2. Het Voedingscentrum geeft aan dat je voor je gezondheid het beste kunt kiezen voor de magere of halfvolle yoghurt, en dan de ‘naturel’ variant zonder toegevoegd suiker.

Welke yoghurt staat in de Schijf van Vijf?

Een yoghurt past in de Schijf van Vijf als deze per 100 gram:

  • Minder dan 1,1 gram verzadigd vet bevat
  • Maximaal 6 gram suiker bevat
  • Er in een plantaardige variant (op basis van soja of amandel bijvoorbeeld) eiwit, calcium en vitamine B12 zit

Wanneer staat yoghurt niet in de Schijf van Vijf?

Yoghurtsoorten met relatief veel verzadigd vet staan niet in de Schijf van Vijf. Het gaat hierbij om “volle” yoghurts met meer dan 1,1 gram verzadigd vet per 100 gram. Magere yoghurt bevat nauwelijks verzadigd vet. Verzadigd vet verhoogt het slechte LDL-cholesterol. Een te hoog cholesterol vergroot het risico op hart- en vaatziekten. Ook magere en halfvolle yoghurtsoorten met meer dan 6 gram suiker per 100 gram staan niet in de Schijf van Vijf.

Welke soorten yoghurt zijn er?

Grofweg is er roeryoghurt en standyoghurt. Roeryoghurt is glad geroerd voordat het de verpakking in gaat. Standyoghurt rijpt in de verpakking, het is dik en niet schenkbaar. Griekse en Turkse yoghurt zijn hier voorbeelden van. Lees meer over Bulgaarse, Griekse en Turkse yoghurt op Voedingscentrum.nl.

 

Bewegen is goed; meer bewegen is nog beter

bewegen is goed meer bewegen is nog beter

 

Tekst: drs. Anneke Palsma (voedingswetenschapper en sportdiëtist)

De Nederlandse Gezondheidsraad heeft eind augustus de nieuwe beweegrichtlijnen bekend gemaakt. Wat is er veranderd ten opzichte van de oude normen? En hoe is de invloed van bewegen op het voorkomen van ziekten onderzocht?

Vorig jaar mei werd er door het Ministerie van Volks­gezondheid, Welzijn en Sport een advies gevraagd aan de Gezondheidsraad om de beweegnorm uit 1998 te evalueren. Ook werd gevraagd om een advies over spier­ en botversterkende oefeningen en om een norm voor zitgedrag.¹ De nieuwe beweegnorm van 2017 maakt geen onderscheid meer tussen volwassenen vanaf 18 jaar en 55­plussers. Wel is er een aparte norm voor kinderen tot 18 jaar. Voor beide leeftijdsgroepen is er een set richtlijnen waarin adviezen worden gegeven voor spier­ en botversterkende oefeningen en balansoefeningen.

Alle beetjes helpen

In de vorige beweegnorm werd aangegeven dat een activiteit pas telde als deze ten minste 10 minuten achtereen werd uit­gevoerd; nu mogen alle kleine beetjes meegerekend worden. Dus wie 5 minuten actief is mag dit meetellen als beweging. Evenals bij de vorige beweegnorm is de huidige norm ook de laagste aanbeveling voor het behalen van gezondheidswinst. In de huidige richtlijnen staat dan ook ver­meld: Bewegen is goed en meer bewegen is nog beter.²

Ziekten en risicofactoren

De Commissie Beweegrichtlijnen keek naar het effect van bewegen en zitgedrag op een groot aantal aspecten: vroegtijdige sterfte, chronische ziekten zoals hart­ en vaatziekten, diabetes, chronisch obstruc­tief pulmonary syndroom (COPD) en darm­- en longkanker, lichamelijke beperkingen bij ouderen, fracturen, artrose, blessures, dementie, cognitieve achteruitgang, depressie en depressieve symptomen. Bij kinderen is ook het effect op attention deficit hyperactivity disorder (ADHD) bekeken. Verder zijn er RCT’s meegenomen naar de invloed van bewegen en zitgedrag op risicofactoren voor chronische ziekten, zoals bloeddruk, en op bloedlipidenprofiel, gewicht en lichaamssamenstelling, buikvet, buikomtrek en botdichtheid (bij kinderen).5

Sterkste bewijs

Als uitgangspunt werden de gegevens gebruikt die de basis vormen voor de Australische beweegrichtlijnen die in 2012 werden vastgesteld. Deze gegevens zijn aangevuld met onderzoek dat tot en met oktober 2016 is gepubliceerd. De uitkom­sten van de geïncludeerde onderzoeken zijn per ziektebeeld gebundeld om tot zo nauwkeurig mogelijke conclusies te komen. Vervolgens zijn de meest sterke verbanden tussen bewegen, duurtraining, krachttraining en balansoefeningen met de (risicofactoren voor) chronische ziek­ten als basis genomen voor het vaststellen voor de beweegrichtlijnen. De laagste grenswaarde van het bewegen die in de onderzoeken werd gevonden voor het bereiken van een positief effect op de gezondheid is daarbij steeds als basis genomen voor de beweegnormen. In de bestudeerde onderzoeken werd meestal geen onderscheid gemaakt tussen volwas­senen in de leeftijdsgroep van 18-­55 jaar en mensen van 55 jaar en ouder. Daarom is er op basis van alle verzamelde onder­zoekgegevens geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende leeftijdsgroepen vanaf 18 jaar.6

Krachttraining voor elk

Opvallend in de nieuwe norm is dat er spier­ en botversterkende oefeningen worden geadviseerd. Krachttraining waarbij de botten worden belast, zorgt voor een betere vastlegging van calcium in het bot en sterkere spieren. Maar dan is er naast voldoende calcium ook voldoende vita­mine D nodig in de voeding.7 Uit de bestudeerde onderzoeken bleek dat een dagelijkse stevige wandeling voor ouderen leidt tot een betere rompstabiliteit, een sterker spierkorset en een verlaagd risico op valpartijen en fracturen. Ook voor kinderen tot 18 jaar wordt drie keer per week krachttraining geadviseerd om het botweefsel en de spierkracht te versterken.6 De botmineraaldichtheid neemt toe tot de jonge volwassenheid en zorgt voor een goede basis voor de botdichtheid en spier­kracht op latere leeftijd. Een vereiste is wel dat men op elke leeftijd voldoende aan krachttraining blijft doen. 6,7


Ook voor kinderen wordt drie keer per week krachttraining geadviseerd


Minder depressief

Het onderzoek voor deze beweegnorm leverde ook een sterk bewijs op voor een verband tussen duur­ en krachttraining en het verminderen van depressieve klachten voor alle leeftijdsgroepen. Voor ouderen geldt dat dagelijks een weinig lichamelijk actief zijn al riscioverlagend werkt op het ontstaan van dementie en cognitieve ach­teruitgang. Op basis van de cohortonder­zoeken blijkt verder dat matige beweging is geassocieerd met een lagere sterftekans, een lagere kans op hart­ en vaatziekten, diabetes mellitus type 2, borst­ en colon­kanker, lichamelijke beperkingen bij ouderen en fracturen.6

 


 

Norm gebaseerd op uitgebreid onderzoek

Voor het vaststellen van de beweegnorm is gekeken wat het effect van bewegen en zitgedrag is op het voorkomen van sterfte, (risicofactoren voor) chronische ziekten, lichamelijke beperkingen en fitheid. Daarbij werd onderscheid gemaakt in onderzoek bij kinderen, adolescenten, volwassenen en ouderen. Bij kinderen werd vooral gekeken naar het effect op fitheid en bij ouderen op het voorkomen van lichamelijke beperkingen. Er is niet gekeken naar het effect van bewegen op het voorkomen van overgewicht en obesitas, omdat dat al in 2003 in het advies over overgewicht en obesitas is verwerkt. 3  Voor het vaststellen van de beweegrichtlijnen is bij het evalueren van de literatuur dezelfde werkwijze gehanteerd als die door de commissie Richtlijnen Goede Voeding 2015 is toegepast. 4  Voor het effect van bewegen en zitgedrag op sterfte en ziekte is vooral gebruik gemaakt van gepoolde meta-analyses, meta-analyses en systematische reviews van prospectief onderzoek zoals cohort onderzoek, genest patiënt controleonderzoek en case-controle onderzoek en waar mogelijk van Randomised Controled Trials (RCT’s). Onderzoeken waarin beweeginterventies gecombineerd werden met voedingsaanpassingen zijn niet in deze analyses meegenomen om een zo zuiver mogelijk effect van bewegen op de harde eindpunten in kaart te brengen. 5

 


 

Geen zitnorm

Uit de bestudeerde onderzoeken blijkt dat er een sterke verband is aangetoond tussen langdurig zitten en sterfterisico. In het achtergronddocument over zitgedrag wordt gesproken over een verhoogd sterfterisico voor alle doodsoorzaken, maar er wordt vervolgens alleen een sterk verband gevonden tussen zitgedrag en overlijden ten gevolge van hart­ en vaatziekten. Toch is er op basis van de huidige beschik­bare gegevens nog geen aanbeveling op te stellen voor een maximale zitduur voor een maximaal aantal minuten per dag of per aaneengesloten periode per dag. In de onderzoeken is de zitduur onderzocht door het aantal uren dat er besteed werd aan tv­kijken per dag uit te vragen. Zo konden de onderzoekers het effect van weinig zitten per dag vergelijken met heel veel zitten. Om die reden is er (nog) geen nauwkeurige zitnorm vast te stellen. Dit heeft tot de aan­beveling geleid om veel zitten te vermijden.8

Disclaimer

Uiteraard geeft voldoende bewegen geen garantie dat al deze ziektebeelden niet zullen optreden en het geeft ook geen garantie dat vroegtijdig overlijden voor­komen wordt. Regelmatig bewegen en zorgen voor voldoende spier­ en botver­sterkende oefeningen volgens deze norm kan wel bijdragen tot het verlagen van de kans op het ontstaan van deze ziekten, zowel als aan het behoud van een betere lichamelijke en geestelijke balans en het verlagen van de kans op vroegtijdig over­lijden.

 


 

Nieuw beweegadvies

Volwassenen en  ouderen:
•  150 minuten per week matige of zware inspanning, verspreid over meerdere dagen;
•  2x per week spier- en botversterkende oefeningen, inclusief balansoefeningen;
•  stil zitten voorkomen.

Kinderen tot 18 jaar:
•  minimaal 1 uur per dag matig of zwaar intensieve inspanning;
•  minimaal 3x per week spier- en botversterkende oefeningen;
•  stilzitten voorkomen.

 


 

Conclusie

Voor jong en oud geldt: wie van zichzelf houdt, neemt de tijd voor bewegen. Nu investeren in bewegen, vergroot de kans dat de levenskwaliteit en mobiliteit langer behouden blijft. Extra beweegminuten zijn gemakkelijk bij elkaar te sprokkelen door vaker de trap te nemen in plaats van de roltrap of de lift en vaker te lopen of te fietsen in plaats van de auto te pakken. Hiervoor worden regelmatig tips gegeven, maar men moet zelf beoordelen wat het beste past.

Volop keuze om te sporten

De beweegnormen schrijven niet voor dat je “lid moet worden van de sportschool of sportvereniging” om meer te bewegen. Maar het kan wel gezellig zijn om met meerdere mensen te sporten of om andere sporters te ontmoeten. Tegenwoordig zijn er meer sporten die alleen beoefend worden, zonder contributieverplichting, en kan men steeds meer sporten waar en wanneer men maar wil. Kortom: er is volop keuze om te bewegen en daarmee te streven naar behoud van gezondheid en mobiliteit.

Referenties
1   Adviesaanvraag beweegnormen Schippers E.I. (2016, 19 mei).
2   Beweegrichtlijnen 2017. Den Haag: Gezondheidsraad, 2017; publicatienr. 2017/08
3   Overgewicht en obesitas. Den Haag: Gezondheidsraad, 2003; publicatienr. 2003/07
4   Werkwijze van de Commissie Richtlijnen goede voeding 2015 – Achtergronddocument. Den Haag: Gezondheidsraad, 2015; publicatienr. A15/03
5   Werkwijze bij de evaluatie van de literatuur. Den Haag: Gezondheidsraad, 2017; publicatienr. 2017/08A
6   Physical activity and risk of chronic diseases. Den Haag: Gezondheidsraad, 2017; publicatienr. 2017/08B
7   Evaluatie voor de voedingsnormen voor vitamine D.  Den Haag: Gezondheidsraad 2012; publicatienr. 2012/15
8   Sedentary behavior and risk of chronic diseases. Den Haag: Gezondheidsraad, 2017; publicatienr. 2017/08C

Een gezonder productaanbod over de hele breedte

een gezonder productaanbod over de hele breedte

 

Auteurs: Stephan Peters en Peter Wolfs, Nederlandse Zuivel Organisatie

De ambities van het Akkoord Verbetering Productsamenstelling zijn soms hoog en soms laag. Ook het verbeteren van producten kent z’n grenzen. Maar er worden resultaten geboekt. Een overzicht van productverbetering in Nederland.

In Europa is Nederland een van de voor lopers als het gaat om product­ verbetering. Al sinds 2006 wordt er gewerkt aan het verlagen van de hoeveelheid zout in brood, groent­e-conserven en kaas. Sinds de start van het Akkoord Verbetering Product­samenstelling in 2014 werkt de Nederlandse voedingsmiddelenindustrie aan het struc­tureel en stapsgewijs terugdringen van zoutgehaltes, verzadigd vet en calorieën (vet en suiker) in een breed scala aan levensmiddelen. Dankzij de inspanningen van minister Schippers staat product-verbetering sinds 2016 ook op de Europese agenda.

Minder zout

Voordat het Akkoord in werking trad, werd er bij drie productgroepen al gewerkt aan zoutverlaging. Sinds 2009 is de hoeveel­heid zout in Nederlands brood met een kwart verlaagd en sinds 2006 is de hoe­veelheid zout in Goudse 48+ kaas met 22% gereduceerd. Bij beide productgroepen is de zoutverlaging in een langzaam tempo doorgevoerd, waarbij dit niet gecommuni­ceerd is aan de consument. Dankzij deze strategie is de consument stapsgewijs gewend geraakt aan een minder zoute smaak en is men automatisch minder zout gaan eten, zonder over te stappen op een ander product. Sinds 2011 is ook de hoeveelheid toegevoegd zout in groen teconserven met ongeveer een derde teruggebracht.

Akkoord Verbetering Productsamenstelling

Het Akkoord Verbetering Productsamen­stelling (hierna: het Akkoord) kan gezien worden als voortzetting van de succesvolle productherformuleringen sinds 2006. ‘Gezondere producten kiezen, kan en moet makkelijker worden voor consumenten’ luidt de eerste zin van het Akkoord. De doelstelling is dan ook om in de periode 2014-­2020 het productaanbod in de hele breedte gezonder te maken. Het Akkoord werd in 2014 ondertekend door verschil­lende partijen die een belangrijke rol spelen in het voedselaanbod:
•   Het Centraal Bureau Levensmiddelen­handel (CBL)
•   De Federatie Nederlandse Levensmid­delen Industrie (FNLI)
•  Koninklijke Horeca Nederland (KHN)
•   Vereniging Nederlandse Cateringorga­nisaties (Veneca)
•   Minister van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS).

Stand van zaken

Op de website www.akkoordverbetering­productsamenstelling.nl staat de stand van zaken en de voortgang van product­verbetering door verschillende product­groepen. Alle sectoren uit de voedingsmiddelenindustrie zetten zelf hun ambities op de website, waarna ze worden getoetst door een onafhankelijke wetenschappelijke adviescommissie (WAC) die door de minis­ter is aangesteld. Het is de taak van de WAC om de ambities van de keten­brede afspraken te toetsen op ambitieniveau en relevantie. De meeste afspraken die productgroepen op de website hebben geplaatst, worden door de WAC beoor­deeld als ‘matig ambitieus’. Dit betekent dat bij de meeste productgroepen nog aanvullende stappen gemaakt zouden moeten worden. Positieve uitzonderingen zijn de ambities voor zoutverlaging in groenteconserven en vleesconserven; deze krijgen een betere waardering van de WAC. Over de zoutverlagingen in brood en Goudse kaas heeft de WAC geen uitspraak gedaan, wellicht omdat deze reducties al voor de start van het Akkoord zijn gefor­muleerd en in gang gezet.


Positieve uitzonderingen zijn de ambities voor zoutverlaging in groenteconserven en vleesconserven


Lopende herformuleringen

Op de genoemde website van het Akkoord zijn alle ambities per productgroep uitge­breid omschreven en in een aantal gevallen kan men voortgangsrapportage vinden. Sinds de ondertekening van het Akkoord worden de volgende voedingsmiddelen geherformuleerd (percentages ten opzichte van 2015):
•   Sauzen: verlaging zout met gemiddeld 5­10%
•   Soepen en bouillons: verlaging zout met gemiddeld 5%
•   Vla, yoghurt, kwart, zuiveldranken en toetjes: verlaging toegevoegd suiker met gemiddeld 5%
•   Margarine in cake: afname verzadigd vet met gemiddeld 6,7%
•   Vleesconserven: afname zout en ver­zadigd vet met 5­10%
•   Vers vleesbereidingen (zoals gepa­neerde schnitzels en worstjes): afname zout met gemiddeld 10%
•   Chips, noten en zoutjes: afname zout met gemiddeld 10%
•   Kant­en­klaarmaaltijden: afname ver­zadigd vet en zout met gemiddeld 10%
De frisdrankenindustrie heeft aangegeven dat zij voornamelijk via gerichte marketing de inname van de hoeveelheid suikers via frisdranken in de periode 2015­-2020 met 10% wil doen afnemen. Sinds dit jaar wordt gewerkt aan voorstellen voor product­herformulering bij productgroepen en ­categorieën die gericht zijn op:
•   de afname van zout in diepvriessnacks, hartige broodjes, groenteconserven, smeerkaas en pizza’s
•   de afname van verzadigd vet in diepvriessnacks en hartige broodjes
•   de afname van toegevoegd suiker in ontbijtgranen

Deze plannen worden beoordeeld door de WAC. Er zijn nog geen concrete plannen ingediend voor het terugdringen van portiegrootten.

Grenzen aan herformulering

Het terugbrengen van zout, verzadigd vet of suiker uit producten kan niet onbegrensd plaatsvinden. Vet en suiker hebben nog andere functies in voedingsmiddelen dan alleen smaak. Ze zorgen ook voor volume en spelen een belangrijke rol bij de textuur van een product. Suiker in jam kun je bij­voorbeeld niet vervangen door intensieve zoetstoffen, omdat deze in tegenstelling tot suiker geen volume hebben. Een ander voorbeeld is de vulling van een koek. Als je het verzadigd vet in koek vervangt door onverzadigd vet, zou de vulling er uitlopen. Zout speelt een rol bij de houdbaarheid van veel producten, onder andere omdat het een bacterieremmende werking heeft. Dat geldt bijvoorbeeld voor kaas. Een ver­dere zoutverlaging in Goudse kaas is niet te verwachten wegens ongewenste effecten op de samenstelling, textuur en houdbaar­heid.

Acceptatie consument

De acceptatie van een ‘geherformuleerd’ product door de consument is een belang­rijk aspect bij productherformulering. Als de smaak van een bekend merk verandert, is dat voor veel consumenten reden om voor andere (zoetere of zoutere) merken te kiezen. In het verleden hebben verschil­lende producenten in grote stappen geher­formuleerd. Zij zagen vervolgens dat hun producten niet meer werden verkocht. Dat gebeurde onder ander bij zuivelproducten na een te snelle suikerverlaging en bij instant soepen na een grote zoutverlaging. Een te snelle productherformulering kan er ook toe leiden dat consumenten zelfsuiker of zout aan producten gaan toe­voegen. De meest succesvolle producther­formuleringen zijn de trajecten waarbij in kleine stapjes en over een langere periode de verlaging is doorgevoerd, zoals bij zout in brood en Goudse kaas.

Effect op inname zout

Een belangrijke vraag is of de product­herformuleringen een significant effect hebben op het verlagen van de dagelijkse inname van zout, verzadigd vet en suiker. De zogenaamde herformuleringsmonitor houdt het effect bij van de herformuleringen en meet de voortgang. De berekeningen worden uitgevoerd door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en de Nederlandse Voedsel­ en Waren­autoriteit (NVWA) en zijn gebaseerd op metingen in producten en etiketinformatie. Van twee gerealiseerde productherformu­leringen is het effect berekend, namelijk van zoutverlaging in brood en Goudse kaas. Het RIVM heeft een schatting gemaakt van het effect van zoutverlaging in brood op de gemiddelde zoutinname in de afgelopen 6 jaar. Bij de berekeningen is uitgegaan van een gemiddelde zoutinname van 8,7 gram per kilogram lichaamsgewicht. Hiervan komt 6,9 gram voor rekening van voedings­middelen; 1,8 gram komt uit het zoutpotje van de consument zelf. Volgens het RIVM krijgt de Nederlander dankzij de zoutver­laging in brood 0,4 gram minder zout bin­nen per dag ten opzichte van NEVO 2011. Tellen we volgens dezelfde berekeningen de gerealiseerde zoutverlaging in Goudse kaas hierbij op, dan zorgen de gerealiseerde productherformuleringen in brood en kaas dat de Nederlander gemiddeld 0,47 gram minder zout per dag binnen krijgt ten opzichte van de NEVO 2011. Dit aandeel is 7% van het totaal van de 6,9 gram zout die we gemiddeld via voedingsmiddelen binnen krijgen. Een significante afname dus.


Het effect van alle productherformuleringen samen is een zoutverlaging van 0,5 gram per dag


Resultaten 2017

Het is nog te vroeg om voor suiker en verzadigd vet berekeningen te maken van de effecten van productherformuleringen. Maar voor zout zijn naast de zoutverlagin­gen in brood en Goudse kaas ook andere productherformuleringen in gang gezet die resultaat laten zien. Omdat brood en kaas tot de grootste leveranciers van zout in ons voedingspatroon behoren – respec­tievelijk 28% en 10% van de dagelijkse zoutinname – blijven de effecten van andere productherformuleringen relatief klein. De herformuleringmonitor 2017 laat zien dat het effect van alle product­herformuleringen samen – in brood, kaas, vleeswaren, vlees(bereidingen), hartige snacks, sauzen en soepen – een zoutverla­ging is van gemiddeld 0,5 gram per dag.

Minister Schippers: ‘Gezonder voedsel moet overal en voor iedereen toegankelijk zijn’

Tekst: Stephan Peters en Jolande Valkenburg
Beeld: Arenda Oomen en ANP

NZO-webshare-09461

De gezonde keuze moet de makkelijke keuze worden als we willen dat mensen gezonder gaan eten. Dat is de overtuiging van demissionair minister Schippers. Volgens de minister zijn we op de goede weg: ‘Zowel overheid als consument en bedrijfsleven zijn zich ervan bewust dat voeding gezonder kan en moet.’

Edith Schippers is sinds 2010 minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. In die twee kabinetsperioden heeft de minister haar stempel gedrukt op de zorg, vooral door de stijging van de zorgkosten af te remmen. Ook op het gebied van voeding en gezondheid zijn belangrijke stappen gezet. In 2014 ondertekende minister Schippers samen met het bedrijfsleven het Akkoord Verbetering Productsamenstelling. Doel van het akkoord was – en is nog steeds – om de samenstelling van producten te verbeteren door de gehaltes aan zout, verzadigd vet en calorieën te verlagen.

Nu we aan de vooravond staan van een nieuw kabinet en de minister bekend heeft gemaakt niet terug te keren als minister is hét moment aangebroken om het net op te halen. Wat heeft de minister bereikt op het gebied van productverbetering. En wat moet er volgens haar nog meer gebeuren om Nederland gezonder te maken?

Waarom vind u het zo belangrijk dat producten in hun samenstelling worden verbeterd?

‘Als het voor mensen makkelijker wordt om de gezonde keuze te maken, dan wordt een gezond voedingspatroon uiteindelijk voor iedereen vanzelfsprekend. Maar als je kijkt naar de aanbevelingen van de Gezondheidsraad (dagelijks maximaal 6 gram zout, en minder calorieën uit suiker of vet) dan was het voor een gewone consument nauwelijks mogelijk om niet te vet of te zout te eten. Het was dus nodig om de productsamenstelling aan te passen.’

Hoe bent u te werk gegaan om productherformulering in gang te zetten? 

‘Vanaf 2009 proberen we samen met producenten brood, kaas en vleeswaren minder zout  te maken. Dat ging heel goed en daarom hebben we  in januari 2014 het Akkoord Verbetering Productsamenstelling gesloten met de retail (CBL), industrie (FNLI), horeca (KHN) en catering (Veneca). Hiermee is de hele keten van productie en aanbod aan de consument vertegenwoordigd. Gezonder voedsel moet overal en voor iedereen toegankelijk zijn.’

Wat houdt het Akkoord Verbetering Productsamenstelling precies in?  

‘Retailpartijen, de Koninklijke Horeca Nederland en cateringorganisaties hebben afgesproken hun producten, maar bijvoorbeeld ook hun gerechten, met minder zout, minder verzadigd vet en minder suikers samen te stellen. De afspraken die we hebben gemaakt, worden steeds getoetst door de Wetenschappelijke Adviescommissie. Op deze manier ligt de focus op het verbeteren van de producten met de hoogste gehaltes zout, suiker en verzadigd vet. Per productcategorie – sauzen bijvoorbeeld – maken we afspraken om stapsgewijs minder zout of suiker toe te voegen. In de horeca en catering leggen we de focus vooral op een bewuste inkoop, verantwoord aanbod, de bordsamenstelling en de grootte van porties.’

‘De focus ligt op het verbeteren van de producten met de hoogste gehaltes zout, suiker en verzadigd vet’

Welke producten zijn verbeterd wat betreft de samenstelling? En bent u tevreden met het behaalde resultaat?

Rjiksportret 026-ao-schippers-20150709_1

‘Het Akkoord loopt tot 2020, dus we zijn halverwege. Als ik kijk naar hoe kaas, brood, vleeswaren, groente- en fruitconserven inmiddels zijn samengesteld, dan hebben we echt grote stappen gemaakt. Maar er zijn ook categorieën waar het minder goed gaat. Ik vind samen met de Wetenschappelijke Adviesraad dat het over de gehele linie sneller zou moeten. Natuurlijk moet het geleidelijk. Als een product ineens heel anders smaakt, dan kopen consumenten het niet meer en kiezen ze alsnog voor de ongezondere optie. Productverbetering is ingewikkeld. Het raakt de smaak, textuur en houdbaarheid van producten. Maar de afspraken met het bedrijfsleven zijn niet vrijblijvend. De koplopers laten zien dat het kan. Er is dus geen excuus voor de achterblijvers om niet aan te haken.’

Het Nederlands Europees voorzitterschap heeft een enorme boost gegeven aan productverbetering in Europa. In Nederland wordt al sinds 2009 aan productverbetering gewerkt, waarmee Nederland koploper is in Europa en in de rest van de wereld. In andere Europese landen bestond tot vorig jaar nog veel weerstand tegen het herformuleren van producten. Die houding veranderde opvallend tijdens het Nederlands Europees voorzitterschap in 2016. Minister Schippers heeft met haar ministerie de verbetering van productsamenstelling hoog op de Europese agenda gezet. En met succes. Een groot aantal Europese bedrijven en koepelorganisaties besloot na het Nederlands voorzitterschap aan de slag te gaan met het herformuleren (verbeteren) van producten.

  ‘Gezondere producten door een verbeterde samenstelling is nu een gedeelde ambitie in Europa. Dat is een mooie start’

Wat heeft u tijdens het Nederlands Europees voorzitterschap gedaan om productverbetering zo succesvol op de Europese agenda te zetten?

‘In heel Europa groeit het aantal mensen met overgewicht sterk en daarmee ook het aantal diabetespatiënten. Dat is voor die mensen zelf heel vervelend, maar veroorzaakt ook hogere zorgkosten. We delen in Europa niet alleen een vrije interne markt, we delen ook dezelfde problemen. Eén blik in de supermarkt leert je dat de voedingsmiddelenindustrie een wereldwijde industrie is. Als we die gezonder willen maken, dan kunnen we dat als Nederland niet alleen. Dan moeten we als Europese Unie  de handen ineen slaan. Daarom heb ik het onderwerp verbetering van productsamenstelling nadrukkelijk op de Europese agenda gezet. Daarvoor was het belangrijk om Europese lidstaten, Europese Commissie, WHO, bedrijfsleven en ngo’s te laten inzien dat mensen alleen gezondere keuzes gaan maken als die keuze onontkoombaar en makkelijk is. De Nederlandse sectororganisaties, waaronder de Nederlandse Zuivel Organisatie, hebben in Europa hetzelfde gedaan en hun partners betrokken. Dat gaf een enorme slagkracht. Tijdens de conferentie in februari 2016 is een Roadmap for Action on food product improvement onderschreven door een unieke combinatie van lidstaten, bedrijven en Europese sectororganisaties. Gezondere producten door een verbeterde samenstelling is nu een gedeelde ambitie in Europa. Dat is een mooie start. Het staat prominent op de agenda. De Roadmap moet ervoor zorgen dat dit een eerste stap is en we daadwerkelijk resultaten boeken.’

Op welk moment tijdens het EU-voorzitterschap raakten andere Europese landen ervan overtuigd dat productverbetering noodzakelijk is?

‘Het zal niet één moment zijn geweest waarop er een omslag is bereikt in de denkwijze over productverbetering in Europa. Het was vooral een kwestie van heel goed voorbereiden, partijen laten weten wat productverbetering is en waarom het noodzakelijk is. Dat betekent dus veel praten. Maar meer nog is het belangrijk geweest dat alle partijen (overheid, bedrijfsleven, NGO’s) hun inzet hebben gebundeld door samen op te trekken. Zij hebben laten zien dat de voedselindustrie een wereldwijde markt is, en dat we die in Nederland niet in ons eentje gezonder kunnen maken. Daarvoor moeten we écht de handen ineen slaan. Uiteindelijk draait het erom dat je intrinsiek gemotiveerd bent om echt een omslag te bewerkstelligen. Dat waren deze partijen. En dat geeft power. Het is ook het besef dat als je deze omslag niet maakt, het uiteindelijk ook marktaandeel kan kosten. Dit zijn namelijk geen gemakkelijk op te lossen problemen. De aandacht hiervoor zal de komende jaren alleen maar groter worden.’

Hoe ziet u de toekomst wat betreft productherformulering? Wanneer bent u tevreden?

‘Ik ben pas tevreden als de gezonde keuze voor iedereen de makkelijke keuze is. Dat vraagt – helaas – om een lange adem, maar we zijn op de goede weg. Het is nu cruciaal dat we doorpakken en versnellen. Het is nooit af. We moeten blijven kijken naar hoe producten gezonder kunnen worden. Hier in Nederland, en in Europa moet er een zogeheten level playing field komen, want alleen zo wordt een gezonde keuze écht gemakkelijk.’

De wens om te herformuleren staat soms op gespannen voet met de behoefte van de consument. Hoe kijkt u aan tegen smaakverandering en dat consumenten daardoor kiezen voor producten die niet verbeterd zijn?

‘Binnen het Akkoord hebben we vanaf het begin aandacht gehad voor zowel smaakgewenning bij de consument, als voor het feit dat het alleen werkt als iedereen meedoet.’

ANP-1600_47712210 lr

Wat doet de overheid nog meer om Nederlanders gezonder te laten eten of leven?

‘Voeding speelt een cruciale rol, maar een gezonde leefstijl hangt ook samen met niet roken, matig drinken en voldoende bewegen. Met het Nationaal Programma Preventie willen we voorkomen dat mensen chronische ziektes ontwikkelen. En met programma’s als JOGG proberen we kinderen en jongeren meer te laten bewegen en ze te leren wat gezonde voeding is en waarom gezond eten zo belangrijk is. We hebben bijna 4000 buurtsportcoaches in onze gemeenten paraat om iedereen die geen lid is van een sportclub de mogelijkheid te geven om dichtbij huis te sporten. Ook is samen met inmiddels 2100 partijen het programma Alles is Gezondheid gestart. Scholen, bedrijven, maar ook sportkantines slaan de handen ineen om Nederland gezonder te maken. Hieruit blijkt hoe belangrijk het is om de verbinding te zoeken. Niet alleen de overheid is aan zet, wij moeten allemaal aan de slag. Gemeenten doen zelf ook veel om jongeren op gezond gewicht te krijgen. Zo is het in een aantal gemeenten gelukt om de groei van obesitas onder kinderen niet alleen te stuiten, maar het aantal kinderen met obesitas ook te laten slinken. Tot slot werken ook steeds meer ziektekostenverzekeraars samen met gemeenten op het terrein van preventie. Voorkomen is beter dan genezen. Als er ergens veel in beweging is gezet met enthousiaste partners dan is het wel op het terrein van preventie.’

‘We moeten blijven kijken naar hoe producten gezonder kunnen worden’

In welke oplossingen in de strijd tegen overgewicht heeft u het meeste vertrouwen?

‘Overgewicht heeft niet één oorzaak en er is dus ook niet één hapklare oplossing. We krijgen alleen een gezond Nederland als we daar als samenleving met elkaar onze schouders onder zetten. Op het gebied van voeding zijn er mooie initiatieven. Op de Voedseltop eerder dit jaar kwamen ruim 150 invloedrijke beslissers uit de Nederlandse voedselwereld bij elkaar. Nederland moet over vijf tot tien jaar wereldwijd de onbetwiste koploper zijn in gezonde en duurzame voeding. Dat kan door samen te werken: boeren, producenten, supermarkten, horeca, scholen, cateraars, zorginstellingen, sportkantines, maatschappelijke organisaties, onderzoekers en de overheid.’

‘Ik heb op de Voedseltop gezien hoeveel power, ideeën en enthousiasme er is onder bedrijven, wetenschappers, instellingen, overheden en nog veel meer partijen om echt het verschil te gaan maken. Voor consumenten moet het mogelijk zijn om lekker en gezond te eten door een gezond aanbod in de schappen van de supermarkt, in de horeca, in zorginstellingen, onderweg, in de kantine op het werk, op school en bij de sportclub. Het Voedingscentrum heeft ook een app ontwikkeld die mensen daarbij helpt. Dit soort praktische initiatieven kunnen het verschil maken!’

‘Niet alleen de overheid is aan zet, wij moeten allemaal aan de slag’

Als u terugkijkt op de afgelopen jaren: waar bent u als minister dan het meest trots op als het gaat om voeding en gezondheid?

‘Als het specifiek over dit onderwerp gaat, dan ben ik er vooral trots op dat we als Nederland voorop lopen als het gaat om productverbetering. Zowel overheid als consument en bedrijfsleven zijn zich ervan bewust dat voeding gezonder kan en moet. Al die initiatieven die ik hiervoor heb genoemd komen van enthousiaste mensen die bereid zijn tijd en energie te stoppen in deze belangrijke missie. Vanuit die voortrekkersrol is het ons samen ook  gelukt om productverbetering nadrukkelijk op de Europese agenda te zetten.‘

Wat zou uw advies aan de volgende minister zijn?

‘Benut de kracht die in mensen en in de samenleving zit. Uiteindelijk bereik je samen veel meer!’

De nieuwe Vlaamse voedingsdriehoek

Eind september introduceerde het Vlaams Instituut Gezond Leven het vernieuwde voorlichtingsmodel voor gezonde voeding. De nieuwe voedingsdriehoek staat op z’n kop, maar lijkt in veel opzichten op de Nederlandse Schijf van Vijf: meer groenten en fruit en minder rood vlees.

de nieuwe vlaamse voedingsdriehoek

Het doel van de nieuwe Vlaamse voedingsdriehoek is om elke Vlaming bewust te maken en te motiveren om evenwichtiger te eten. Het model is overzichtelijk en prettig vormgegeven. Net als de Schijf van Vijf is ook de voedingsdriehoek het resultaat van een holistische kijk op voeding en gezondheid, met oog voor milieuaspecten en voedingsgewoonten.

Donkergroen: meer groenten en fruit, volkoren producten en noten
De driehoek bestaat uit drie lagen, waarbij de nadruk ligt op de bovenste groene laag. Het advies is om meer uit die laag te eten vanwege een gunstig effect op de gezondheid. De laag bestaat uit groenten en fruit, volkoren producten, aardappelen, peulvruchten, tofu en noten en andere vetstoffen die rijk zijn aan onverzadigde vetzuren.

Lichtgroen: aanvullen met onder andere vis, yoghurt, melk en eieren
De middelste lichtgroene laag is die van de dierlijke producten met een gunstig, neutraal of nog niet eenduidig bewezen effect op de gezondheid. Dit zijn de weinig of niet bewerkte voedingsmiddelen van dierlijke oorsprong, zoals vis, yoghurt, melk, kaas, eieren en gevogelte.

Oranje: minder rood vlees en minder vetten en oliën met verzadigde vetzuren
Voor de onderste oranje laag geldt het advies om daaruit minder te eten. In deze laag bevinden zich rood vlees, boter, kokos- en palmolie en andere plantaardige vetstoffen die rijk zijn aan verzadigde vetzuren.

Rood: liever niet ultrabewerkt
Buiten de driehoek staan in een rode cirkel de producten die de Vlaming volgens haar overheid zo min mogelijk zou moeten eten. Dit zijn de ultrabewerkte producten van dierlijke of plantaardige oorsprong die bij een hoge consumptie een ongunstig effect hebben op de gezondheid. Aan deze producten is vaak veel suiker, vet en of zout toegevoegd. Dit zijn bijvoorbeeld snoep, koek, gesuikerde dranken, alcohol, snacks en bewerkte vleeswaren.

Meer informatie: www.gezondleven.be.

‘Voedselveiligheid van Nederlandse melk van zeer hoog niveau’

Nederlandse melk en zuivelproductenHoe staat het met de voedselveiligheid van melk en zuivelproducten in Nederland? Onlangs publiceerde de Nederlandse Voedsel Waren Autoriteit (NVWA) een rapport hierover. De conclusie van de NVWA: het niveau van voedselveiligheid van melk en zuivelproducten is zeer hoog.  

Onlangs publiceerde de NVWA een integrale risicoanalyse van de zuivelketen. “De risicobeheersing in de verwerking van melk is goed”, stelt de NVWA in dat rapport. “Dit resulteert in een zeer hoog niveau van voedselveiligheid van melk en zuivelproducten. Dat is een verheugende conclusie”.

NVWA en voedselveiligheid

De Nederlandse Voedsel Waren Autoriteit (NVWA) neemt regelmatig een gehele voedselproductieketen in Nederland onder de loep. Daarmee kunnen ze risico’s voor de volksgezondheid in kaart brengen en waar nodig maatregelen nemen.

Extra eisen voor kwaliteit en dierenwelzijn

De zuivelsector heeft een kwaliteitsborgingssysteem om de veiligheid van melk en zuivelproducten te garanderen. Dat is gebaseerd op Europese en Nederlandse wetgeving. Alle gezamenlijke zuivelondernemingen in Nederland stellen daar bovenop ook extra eisen op het gebied van kwaliteit en veiligheid en van dierenwelzijn.