‘Wij arme mensen lopen vooral vast op de vaste lasten’

Veel mensen in Nederland leven in armoede. Het onderwerp staat hoog op de agenda bij politici en beleidsmakers. Maar mensen die in armoede leven, vinden dat er vooral óver en niet mét hen wordt gepraat. Daarom komen zij hier aan het woord om te vertellen hoe het is om te leven met weinig geld, waar ze tegenaan lopen, wat ze eten en welke maatregelen wel en niet helpen.

Voor mensen met gebrek aan geld is gezond leven moeilijk. Zij hebben veel stress en zorgen, en schaamte en wantrouwen vormen een drempel om hulp te zoeken. Liesbeth Oerlemans interviewde vijf van hen, waaronder Marion (58) uit Utrecht. 

Interview: Liesbeth Oerlemans 

Marion woont alleen in Utrecht. Haar kinderen zijn uit huis en wonen in de buurt. Marion is opgeleid als socioloog, maar wilde voor haar kinderen zorgen toen ze klein waren. Daarna was het lastig om werk te vinden. Uiteindelijk vond ze werk bij een buurthuis. Sinds die baan is wegbezuinigd, zit Marion in de bijstand.

‘Ik ben ook een slachtoffer van de toeslagenaffaire, niet van de kindertoeslag maar de huurtoeslag. De schuldenproblematiek is vooral door de overheid veroorzaakt. Door de omgekeerde bewijslast is het zo goed als onmogelijk om onterechte beslissingen terug te draaien. Uiteindelijk heb ik gelijk gekregen, maar het heeft me heel veel energie gekost en ik ben er af en toe depressief door.’

‘Ik heb nooit genoeg geld en moet overal op besparen. Op kleding, de kapper maar ook de bus. Maar je moet eten, dus ik zorg dat ik daar voldoende geld voor overhoud. Ik hou van koken en ik ben ook handig geworden in lekker koken met weinig geld. Ik ga naar een goedkope supermarkt en kies altijd groente die in de reclame is en vlees dat is afgeprijsd. Niet dat ik veel vlees eet. Maar als je een half onsje spek kruimelig bakt, geeft dat je pastasaus net wat meer smaak.’

‘Toen de nieuwe Schijf van Vijf werd gepubliceerd een paar jaar geleden, heb ik ernaar gekeken. Ik las dat je elke dag een handje noten moet eten. Lijkt me lekker, maar dat is heel duur. Het Voedingscentrum mag van mij wat meer teruggaan naar de basis en naar seizoenproducten. Dat is financieel voor iedereen haalbaar. Ik heb wel wat tips voor ze, hoe je al die hippe zooi goedkoop kan vervangen’.

‘Als een btw-verlaging op groente 10 euro per maand op gaat leveren, zorgt dat bij mij niet voor betere voedingskeuzes. Wij arme mensen lopen vooral vast op de vaste lasten. En dat gaat om veel meer geld.’

‘Gefrituurd eten is vaak wel goedkoper dan een gezonde maaltijd’

Veel mensen in Nederland leven in armoede. Het onderwerp staat hoog op de agenda bij politici en beleidsmakers. Maar mensen die in armoede leven, vinden dat er vooral óver en niet mét hen wordt gepraat. Daarom komen zij hier aan het woord om te vertellen hoe het is om te leven met weinig geld, waar ze tegenaan lopen, wat ze eten en welke maatregelen wel en niet helpen.

Voor mensen met gebrek aan geld is gezond leven moeilijk. Zij hebben veel stress en zorgen, en schaamte en wantrouwen vormen een drempel om hulp te zoeken. Liesbeth Oerlemans interviewde vijf van hen, waaronder Renny (65) die met zijn vrouw in een Twents dorpje woont.

Interview: Liesbeth Oerlemans | Fotografie: Michel Campfens

Renny zat in de commerciële buitendienst, maar kwam door een reorganisatie op straat te staan. Met 56 jaar bleek het niet eenvoudig te zijn om nieuw werk te vinden. Toen hij in de bijstand terechtkwam, kon hij zijn financiële verplichtingen niet meer voldoen. Hij belandde in een driejarig schuldhulpverleningstraject. Nu zijn ze schuldenvrij en passen hun uitgaven bij het lagere inkomen. Renny werkt 24 uur per week in de commerciële binnendienst en is vrijwilliger bij de Voedselbank.

‘Heb je het tv-programma ‘Beter!’ van Antoinette Hertsenberg gezien? Daar zag je hoe je omgeving bepaalt welke keuzes je maakt. Een man in een rolstoel at een patatje en dronk een biertje. Dat was in die wijk de gewoonte, om toch nog wat plezier te hebben in het leven. Onze wijk is anders en dat helpt wel. Wij eten gezond, ook tijdens het schuldhulpverleningstraject. Gewoon een beetje logisch verstand. Niet te vaak friet en uiteraard variëren.’

‘We hebben onze inkomsten en uitgaven in een overzicht staan. Tijdens het schuldhulptraject hadden we met z’n tweeën 80 euro per week voor alles: eten, toiletartikelen en kleding. Dat was krap, maar het ging wel. Nu is ons wekelijkse budget 90 euro voor eten en drinken. Daarmee kunnen we ook af en toe een keer uit eten.’

‘Ik hoef geen advies over gezond eten. Dat lukt wel met logisch verstand. Als coördinator inpakken bij de Voedselbank kijk ik af en toe op de site van het Voedingscentrum voor informatie over voedselveiligheid. Mensen die bij de Voedselbank komen, zijn trouwens meer bezig met overleven dan met hoe je gezond moet eten. En gefrituurd eten is vaak wel goedkoper dan een gezonde maaltijd. Voor alleenstaanden zou het helpen als mensen samen zouden koken en eten.’

‘Een btw-verlaging op groenten die 10 euro per maand oplevert? Dat zal weinig helpen, want als je bezig bent met overleven, mis je die 10 euro op andere vlakken. Ik las deze week dat de Tweede Kamer wil dat supermarkten stoppen met prijsstunten met groente, fruit, zuivel en vlees. Misschien logisch, maar dan wordt alles nóg duurder.’

‘Vers is te duur voor ons’

Veel mensen in Nederland leven in armoede. Het onderwerp staat hoog op de agenda bij politici en beleidsmakers. Maar mensen die in armoede leven, vinden dat er vooral óver en niet mét hen wordt gepraat. Daarom komen zij hier aan het woord om te vertellen hoe het is om te leven met weinig geld, waar ze tegenaan lopen, wat ze eten en welke maatregelen wel en niet helpen.

Voor mensen met gebrek aan geld is gezond leven moeilijk. Zij hebben veel stress en zorgen, en schaamte en wantrouwen vormen een drempel om hulp te zoeken. Liesbeth Oerlemans interviewde vijf van hen, waaronder Paula(53) die met haar man en zoon (15) in Zwolle woont.

Tien jaar geleden kreeg Paula drie keer achter elkaar een herseninfarct. Sindsdien kan ze niet meer werken en ontvangt ze een WIA-uitkering. (Op verzoek van de geïnterviewde is de naam Paula gefingeerd)

Interview: Liesbeth Oerlemans 

‘Ik had een goede baan achter de lopende band. Maar door m’n herseninfarct heb ik een slechte coördinatie in m’n arm en ging dat niet meer. Om mijn balans te verbeteren, sport ik nu vier dagen per week. Op vrijdag ga ik gezellig koffiedrinken in het buurtcafé en keer per maand eet ik er met m’n man. Dat is goedkoop. Soms spreken we af dat we allemaal iets meenemen en eten we daar samen.’

‘Vroeger deed ik de geldzaken, maar dat lukt niet meer. Mijn man vindt het ook lastig. Zo ontstonden er schulden. Gelukkig hebben we die niet meer en helpt een bewindvoerder ons. Per week hebben we 140 euro voor alles wat we nodig hebben. Dat is te veel om eten van de Voedselbank te krijgen.’

‘Als ontbijt en lunch eet ik bruinbrood met boterhamworst of ham. Altijd met een augurk, want dat vind ik lekker. Mijn man let op aanbiedingen en kookt meestal. Bij de warme maaltijd eten we meestal groente uit een pot of diepvriesgroente. Vers is te duur voor ons. Verder eten we appels en bananen. We hebben weinig snoep in huis, maar wel een trommel met speculaasjes. Die is na een week op.’

‘Ik ben minstens dertig kilo te zwaar, maar ik wil niet meer naar een diëtist. Dat was zo’n heel magere vrouw, die alles beter wist en van wie niets mocht. Mijn man gaat wel naar een diëtist. Daar heb ik ook wat aan. Nu eten we bijvoorbeeld niet meer elke dag chips, maar alleen op woensdag.’

‘Je moet roeien met de riemen die je hebt’

Veel mensen in Nederland leven in armoede. Het onderwerp staat hoog op de agenda bij politici en beleidsmakers. Maar mensen die in armoede leven, vinden dat er vooral óver en niet mét hen wordt gepraat. Daarom komen zij hier aan het woord om te vertellen hoe het is om te leven met weinig geld, waar ze tegenaan lopen, wat ze eten en welke maatregelen wel en niet helpen.

Voor mensen met gebrek aan geld is gezond leven moeilijk. Zij hebben veel stress en zorgen, en schaamte en wantrouwen vormen een drempel om hulp te zoeken. Liesbeth Oerlemans interviewde vijf van hen, waaronder Daniëlle (38) die alleen woont met haar zoontje van vijf jaar oud. Door een fysieke beperking heeft ze een Wajong-uitkering. Voor haar kind ontvangt ze alimentatie. (Op verzoek van de geïnterviewde is de naam Daniëlle gefingeerd)

Interview: Liesbeth Oerlemans

‘Sinds alles steeds duurder wordt, heb ik een overzicht gemaakt van m’n inkomsten en uitgaven. Dat is wel handig. Een klein aantal maanden redde ik het niet en kreeg ik een paar weken lang een voedselpakket met groente, fruit, aardappelen, vlees, soms sap. Wel gezond, maar volgens mijn voedingscoach is koolhydraatarm eten beter voor mij. Maar dat kan ik niet betalen. En ik was zo blij met die pakketten, dat ik daar niet moeilijk over wil doen. Ik kies zoveel mogelijk voor gezond eten, maar je moet roeien met de riemen die je hebt. En ja, ongezonder eten is vaak goedkoper.’

‘Ik hou van koken en ik vind het belangrijk dat mijn zoontje en ik het lekker vinden. Ik let niet alleen op mijn budget. Vroeger maakte ik altijd een weekmenu, maar nu kijk ik welke groente in de aanbieding is. Als de wortelen, bloemkool, boerenkool, sperziebonen of broccoli 10 cent goedkoper is, neem ik die. Af en toe koop ik iets lekkers. Maar sfeer kun je ook maken met een creatief gedekte tafel. M’n zoontje vindt dat ook leuk.’

‘Ik hou vooral van basic eten, gewoon de Hollandse pot. Nee, ik kijk nooit op Voedingscentrum.nl voor tips. Daar staan vast van die ongebruikelijke recepten met hippe snufjes voor dit en dat sausje. Veel te duur. Ik hoorde iets over een mogelijke btw-verlaging op groente en fruit. Als dat 10 euro per maand scheelt, zou dat fijn zijn. Dan kan ik vaker een borrelplank maken met groenten, worst en kaas. Dat vindt mijn zoontje heerlijk.’

Was het wel keto?

Lezers reageerden op het vetverrijkte keto-experiment van Yneke Kootstra en Marie Louise Schipper. Drie weken lang aten ze dagelijks een beperkte hoeveelheid koolhydraten (max 40 g) en 1000 calorieën extra aan vet. Hieronder twee reacties die ingekort verschenen in Voeding Magazine (verschijningsdatum 26 juni).

Yvo Sijpkens, internist en medisch adviseur stichting Je Leefstijl Als Medicijn:

‘Yneke Kootstra en Marie Louise Schipper hebben aan den lijve ervaren dat hun keto-experiment tot hun eigen verrassing goed uitpakt. Beide vrouwen beperkten gedurende 3 weken de dagelijks koolhydraatinname tot minder dan 40 g per dag en verhoogde hun vetinname met ca 1000 calorieën per dag. Yneke (65 kg) ervoer zowel mentaal als fysiek verbetering met vooral een afname van haar migraine. Bij Marie Louise (97 kg) leidde het nieuwe voedingspatroon tot ‘intermittend fasting’ met afname van honger, gewicht en triglyceridengehalte. Vanwege de positieve ervaring willen zij de nieuwe manier van lekker eten voortzetten.’

Wat is de verklaring voor de goede resultaten?
‘Dit kan zowel te maken hebben met de verlaging van de hoeveelheid koolhydraten als de toename van het eiwit- en vetpercentage per maaltijd. Volwaardige voeding levert de micronutriënten (vitaminen, mineralen, essentiële amino- en vetzuren) voor verzadiging waardoor het aantal eetmomenten beperkt kan worden. Voedingsketose is slechts een bijproduct van vetvertering en hoeft bij de meeste mensen geen doel op zich te zijn. Het lichaam heeft enkele maanden tijd nodig om zich goed aan te passen aan primaire vetverbranding. Hoge spiegels van beta-hydroxy boterzuur lijken wel een meerwaarde te hebben bij refractaire epilepsie en neurodegeneratieve ziekten.’

Waar blijft de overtollige energie?
‘De vraag werd gesteld waar de overtollige energie uit de extra vetinname naartoe is gegaan. Dit kan mogelijk verklaard worden door de extra warmteproductie bij een hogere eiwitinname, het thermogene effect. Op langere termijn kan ook meer metabool actief bruin vet ontstaan. Doordat elk lichaam weer verschillend omgaat met calorieën, heeft het tellen hiervan niet zoveel zin.’

Metabole gezondheid
‘In plaats van een echt ketogeen dieet lijkt het experiment echter meer op een volwaardig koolhydraatarm voedingspatroon welke ik sinds 2018 met succes aanbeveel bij mijn patiënten met metabole ziekten als obesitas, diabetes, hoge bloeddruk en atherogeen vaatlijden. Alleen in de eerste fase van sterke koolhydraatbeperking heeft extra vet een plaats om honger tegen te gaan en de vetverbranding op gang te brengen. Voor afname van visceraal vet, levervet, triglyceriden, glucose en insuline is het essentieel om juist het eiwitpercentage in de voeding, vooral bij de eerste maaltijd van de dag, geleidelijk te verhogen. Men hoeft niet bang te zijn voor vet uit echte voeding. Bij toename van insuline gevoeligheid, activiteit en spiermassa ontstaat min of meer ruimte voor complexe koolhydraten uit groenten en fruit. In combinatie met goed slapen, ontspannen, bewegen, liefhebben, zonlicht- en natuur expositie is een levenslange gezonde voeding op deze wijze de beste garantie voor metabole gezondheid als buffer tegen de enorme fysieke en mentale ziektelast van tegenwoordig.’

Wilma Bouwman en Alie Lourens, Managementteam Dieetzorg Friesland:

‘Wat een goed idee om eens te experimenteren met de macronutriënten-inname en anders te redeneren dan “als je minder calorieën eet dan dat je verbruikt, val je af”. Hoewel een N=2 onderzoek natuurlijk niet echt betrouwbaar is om conclusies uit te kunnen trekken. Ook in onze diëtistenpraktijk liepen we er vroeger tegenaan dat een caloriebeperking niet altijd tot gewichtsdaling leidde. In 2013 hoorden we voor het eerst over insulineresistentie en hoge insulinespiegels waardoor vetafbraak geremd zou worden en vetopslag juist gestimuleerd zou worden. En dat je bij inname tot 6 gram koolhydraten geen insulineproductie op gang brengt. Deze 2 dingen samen hebben bij ons geleid tot ons eigen “experiment” van een dieet met 6x per dag 6 gram koolhydraten, het 6×6 dieet. Ook onze cliënten/deelnemers ervaarden dezelfde prettige effecten als de 2 deelnemers van het vetverrijkte keto-experiment. ze voelden zich veel energieker, minder gestresst, hielden minder vocht vast (minder opgeblazen) en ze vielen af. Dus zeker iets om door te gaan met ons eigen experiment en te zoeken naar meer evidence dat het inzetten van het 6×6 dieet nuttig is. En dat wetenschappelijk bewijs is er middels twee onderzoeken ook gekomen!’

In zo’n korte periode al positieve effecten
‘Als je al jaren op de calorieën hebt gelet en dan nu ineens veel meer vet mag eten, dat is echt wennen (Marie Louise noemt het terecht “vetangst”). Dat je minder honger hebt en lekker verzadigd bent als je minder koolhydraten en wél meer vet mag eten, is ook iets wat wij terug horen. En vet is lekker, dus over het algemeen eet men heel lekker. Uit ervaring weten we dat deze effecten ook aanhouden na 3 weken, dus op de lange termijn.’

Was het wel keto?
‘Wat is ketogeen? Op pagina 21 (van Voeding Magazine 2, 2022) wordt aangegeven dat als je minder dan 40-50 gram koolhydraten neemt en “niet al teveel” eiwit, dat je dan in ketose komt. Op pagina 23 staat dat je max 30-60 gram KH eet en dat de eiwitinname rond de 1,2-2 gram per kg lichaamsgewicht moet liggen. Dat lijkt veel eiwit, zeker veel meer dan ‘niet al teveel’. En de vraag is of het per kg huidig lichaamsgewicht is of per kg ideaal lichaamsgewicht. Bij ons weten kom je bij een hoge eiwitinname niet snel in ketose, omdat er gluconeogenese plaats vindt. In het experiment wordt niet aangegeven dat de ketonenwaarde gemeten is, dus de vraag is of men echt in ketose gekomen is.’

Insulineresistentie
‘Het is de vraag of je je beter voelt door de hogere ketonenwaarde of door de lagere insulinespiegels tgv het eten van veel minder koolhydraten. Verder onderzoek zou zinvol kunnen zijn.’

Invloed op het gewicht
‘Doel van het vetverrijkte keto-experiment was niet specifiek gericht op het in gang zetten van gewichtsdaling, maar op o.a. de vraag wat er met het gewicht gebeurt als je ineens veel extra vet gaat eten bij een koolhydraatarm eetpatroon. Uit dit experiment kun je misschien concluderen dat je niet meteen gaat groeien als je meer vet eet bij een lage koolhydraatinname. Maar stel dat je wel wilt afvallen en daarom koolhydraatarm wilt gaan eten, dan lijkt het toch niet verstandig om de vetinname ineens met 111 gram (1000 calorieën) te gaan verhogen zoals in het experiment is gedaan. Wat zou er gebeuren als je de hoeveelheid calorieën eet die het lichaam ongeveer nodig heeft, maar dan de inname van koolhydraten vermindert naar < 40 gram per dag, ruim voldoende eiwit neemt en dan de rest van de calorieën in de vorm van vet neemt? Feitelijk is dat wat wij doen met het 6×6 dieet waarbij wij het aantal koolhydraten per eetmoment limiteren, ruim eiwit adviseren en géén vetbeperking opleggen. En dat blijkt heel goed te werken.’ (zie https://6x6dieet.nl/wetenschappelijk-onderbouwd/)

Invloed van vetrijke voeding op lipiden
‘Meer vet en vooral meer verzadigd vet eten wordt geassocieerd met verhoging van LDL-cholesterol en vergroten van het risico op hart- en vaatziekten. In het vetverrijkte keto-experiment heeft na 3 weken al een vervolgmeting van de lipiden plaatsgevonden. Dit is waarschijnlijk te snel om er conclusies uit te trekken over het effect van het eten van veel vet in combinatie met weinig koolhydraten op het lipidenspectrum. In onze praktijk zien we op de langere termijn verschillende effecten op de lipiden. Bij sommige mensen gaat het LDL- en totaal cholesterolgehalte naar beneden, terwijl bij een andere groep het LDL juist toeneemt. De vraag is of dit een probleem is. Ook bij gewichtsreductie door minder calorieën zie je vaak ten tijde van de gewichtsdaling (vetafbraak) een verandering van de lipiden. Het zou interessant kunnen zijn om dit nog eens beter te onderzoeken. Mogelijk dat ook het soort LDL nog beter bepaald moet worden om te kijken of het schadelijk is.’

Klopt de berekening macronutriënten in het experiment?
‘In het experiment was het de bedoeling om de dagelijks 1000 calorieën extra aan vet te nemen. 1000 calorieën staat gelijk aan 111 gram vet. Als wij met onze diëtistenblik kijken naar de berekening dan ontdekken we dat bij het ontbijt een grote fout in de berekening zit. Er staat dat het ontbijt 100 gram vet bevat, maar het beschreven ontbijt bevat ‘slechts’ 58-65 gram vet. Dus dat is al 35-42 gram vet minder dan de bedoeling. Het ontbijt bestaat uit .80 gram mascarpone ( = 32-39 gram vet, afhankelijk van merk), 100 gram volle kwark ( = 10 gram vet), 50 gram frambozen (= 0 gram vet) en 30 gram noten (= 16 gram vet).’

Samenstelling van het ‘ketogeen dagmenu’
‘De meeste mensen die een koolhydraatarm of ketogeen dieet gaan volgen, zullen dat doen omdat ze willen afvallen. Doel is dus afvallen en niet weer aankomen, niet jojo-en, en dus is aanpassing van de leefstijl nodig.
Om je eetgewoonten blijvend te kunnen veranderen is het van belang dat de basis van het eetpatroon ook op de lange termijn prettig is en waarbij je voldoende variatiemogelijkheden hebt. Het dagmenu uit het experiment lijkt daar niet aan te voldoen. Zoveel vet eten is heel lastig en beperkt ontzettend de productkeuze, waardoor het snel saai wordt. In het dagschema wordt uitgegaan van 150 gram mascarpone en meer dan 100 gram noten en pinda’s. Dit lijkt moeilijk vol te houden, zeker op de wat langere termijn. Ook is het moeilijk om op de lange termijn zo weinig koolhydraten te blijven eten. Dat is ook de reden dat wij bij ons eigen 6×6 dieet na het behalen van voldoende gezondheidsresultaat, de koolhydraten voorzichtig weer opbouwen zolang het gewicht of andere parameters niet weer verslechteren.’

De invloed van beweging
‘Beide deelnemers zijn lekker actief en voldoen ruim aan de norm voor gezond bewegen. Zou het nog verschil maken als jet het vetverrijkte ketodieet gaat volgen als je minder of niet beweegt. Vooral wanneer je fors overgewicht hebt is bewegen vaak moeizaam en soms ook echt niet mogelijk. Zou dit nog verschil maken voor het wel of niet groeien van het extra vet?’

Conclusie en aanbeveling
‘Heel fijn dat er onderzoek gedaan is naar een andersoortig eetpatroon, een eetpatroon dat totaal niet aansluit bij de Schijf van Vijf. Extra vet eten, inclusief verzadigd vet, hoeft helemaal niet negatief te zijn en kan zelfs gezondheidsverbetering geven. Gewichtstoename lijkt niet gekoppeld aan de hoeveelheid vet, mits de inname van koolhydraten heel laag is. Dat biedt veel kansen. Dit onderzoek was klein, met 2 personen gedurende 3 weken, daaruit kun je geen harde conclusies trekken.
Er is meer onderzoek nodig om aan te tonen dat er naast de Schijf van Vijf ook andere “diëten” zijn die gezond of zelfs gezonder zijn. Zeker bij overgewicht of andere chronische aandoeningen.’

‘Omdat je streeft naar een blijvende verandering in de voeding is het van belang dat het eetpatroon aantrekkelijk is en sociaal in te passen is. Het vetverrijkte ketogene dieet lijkt prima voor een paar weken, maar is ons inziens niet vol te houden op de langere termijn. Marie Louise wil nog meer kilo’s kwijtraken, door deze keto-eetwijze te combineren met intermittent fasting. Daarmee beperkt ze zich nog veel meer. Wij zouden aanraden om toch weer wat minder vet te nemen, bij dezelfde hoeveelheid eiwit en koolhydraten. Dat is min of meer wat wij doen met ons 6×6 dieet en wij weten uit ervaring dat dit werkt en dat het goed is vol te houden.’

 

‘Ik heb geen geld om ook op gezondheid te letten’

 


M
ensen die in armoede leven, vinden dat er vooral óver en niet mét hen wordt gepraat, als het gaat om oplossingen zoeken voor hun problemen. Daarom vertellen ze hier hoe het is om te leven met weinig geld, waar ze tegenaan lopen, wat ze eten en welke maatregelen wel en niet helpen. Voor mensen met gebrek aan geld is gezond leven moeilijk. Zij hebben veel stress en zorgen, en schaamte en wantrouwen vormen een drempel om hulp te zoeken. Liesbeth Oerlemans interviewde vijf van hen, waaronder Elise (53). 

Interview: Liesbeth Oerlemans | Beeld: Michel Campfens

Elise woont met haar twee honden en twee katten in Beverwijk en heeft altijd gewerkt tot 2016. Door twee ongelukken kort achter elkaar werkt de fijne motoriek in haar handen niet meer. Elise kan sindsdien niet meer schrijven en heeft voor veel zaken hulp van anderen nodig.

‘Door de beperking aan mijn handen kost alles wat ik doe veel tijd en energie. Voor 11 uur kan ik niet afspreken. Als ik eindelijk klaar ben met douchen, aankleden en de honden uitlaten, ontbijt ik vaak niet meer. Dat bespaart me energie. En het is dan toch al bijna lunchtijd. Soms lunch ik ook niet, zodat ik ’s avonds een keer iets luxer kan eten.’

‘Ik probeer elke dag te koken, soms voor twee dagen tegelijk. Handig voor als ik een dag te moe ben om te koken. Snijden lukt me met mijn handen niet meer. Daarom moet ik bijvoorbeeld voorgesneden groente en kaas kopen. Dat is veel duurder. Vroeger kocht ik een speklapje, maar nu moet ik van die dure voorgesneden blokjes spek kopen.’

‘De afgelopen maanden is alles veel duurder geworden. Vroeger kon ik soms nog een sukadelapje kopen. Dat lukt niet meer. Ik eet ook minder vaak groente. Bami alleen met vlees of een pizza is immers goedkoper. Ik probeer binnen mijn praktische mogelijkheden wel lekker te eten, maar ik heb geen geld om ook op gezondheid te letten. De commercial van de Eetwissel van het Voedingscentrum ken ik wel. Geen idee hoe je dat moet doen als je geen geld hebt.’

‘Alles wordt duurder, maar m’n uitkering blijft hetzelfde. En door de beperking aan mijn handen gaan veel dingen moeizaam, zoals financiële aanvragen indienen bij de gemeente. Daardoor loop ik geld mis dat ik hard nodig heb. Het ergste is het gedoe met de gemeente. Ze luisteren niet naar m’n argumenten en ik voel me hierdoor niet serieus genomen. Dat vind ik vreselijk.’

Armoede en gezondheid: interview prof. Gera Nagelhout

Mensen die in armoede leven, hebben naast financiële stress veel uitdagingen om gezond te kunnen leven. Toch komen gezondheidsinterventies niet aan en blijkt het moeilijk om hen te helpen gezonder te leven. In dit interview legt prof. Nagelhout uit hoe dat komt en wat we wél kunnen doen. “De gezondheidsachterstanden vinden hun oorsprong in chronische stress. Daar moet meer aandacht voor komen.”

Tekst: Stephan Peters | Beeld: Michel Campfens

Als bijzonder hoogleraar Gezondheid en Welzijn van Mensen met een Lagere Sociaaleconomische Positie aan de Universiteit Maastricht wil Prof. Gera Nagelhout zorgen voor meer kennis en inzicht in de uitdagingen van mensen die leven in armoede. Dat is met name belangrijk voor beleidsmakers en zorgprofessionals die willen helpen om hun gezondheid en welzijn te verbeteren. Nagelhout is opgeleid als communicatiewetenschapper met een specialisatie in gezondheidsbevordering en overheidscommunicatie en gepromoveerd op de sociaaleconomische verschillen in stoppen met roken. Daarna heeft ze haar onderzoeksveld verbreed naar andere gezondheids- en welzijnsthema’s, met een duidelijke focus op mensen voor wie gezond leven het moeilijkste is.

Mensen met een lage SES (sociaaleconomische status) zijn een belangrijke doelgroep voor gezondheidsinterventies. Kun je iets over deze groep vertellen?

“Laat ik beginnen met zeggen dat ik de term ‘lage SES’ ongemakkelijk vind. Deze afkorting wordt zoveel gebruikt dat men het al snel over ‘lage SES-ers’ heeft. Alsof we het niet eens meer over mensen hebben. Als ik met mensen zelf praat, spreek ik liever over mensen die in armoede leven of mensen die moeten rondkomen met weinig geld. Dat ervaren mensen uit deze groep meestal niet als stigmatiserend. Daarnaast heb ik het ook liever niet over laag versus hoog. Laag impliceert dat je minder bent dan anderen. Om onderzoek te kunnen doen naar sociaaleconomische gezondheidsverschillen hebben we wel een indeling nodig. Ik heb het dan liever over ‘mensen met een lagere sociaaleconomische positie’. ‘Status’ klinkt namelijk alsof het aan jou ligt en alsof het statisch of onveranderbaar is. Terwijl ‘positie’ duidelijk maakt dat het slechts een verschil is ten opzichte van andere groepen, en dus niet jouw schuld. Een subtiel verschil. Bijkomend voordeel is dat nog niet iedereen deze term gebruikt, waardoor het ook minder vaak wordt afgekort.”

Hoeveel mensen in Nederland leven er in armoede?

“Op dit moment leven er naar schatting 830.000 mensen onder de armoedegrens, waarvan 220.000 kinderen. Je hoeft niet in armoede te leven om een lagere sociaaleconomische positie te hebben. Daarbij gaat het ook om mensen die een kortere of geen vervolgopleiding hebben genoten. Laaggeletterdheid en minder goede gezondheidsvaardigheden komen onder deze groep meer voor. Goede informatie vinden en interpreteren kan voor hen moeilijk zijn. Dat geldt niet voor de hele groep, want sommigen zijn er wel goed in. Of mensen nu wel of niet in armoede leven: als je langdurige financiële stress ervaart, is het lastig om gezond te leven. Niet alleen het ongezonde gedrag bepaalt hun gezondheid, maar ook de chronische stress zelf zorgt voor grotere gezondheidsrisico’s. Daarom is het zo’n belangrijke groep, ook voor gezondheidswetenschappers, om ons op te richten.”

Welke gezondheidsissues die met voeding te maken hebben, zie je in deze groep?

“Overgewicht komt onder deze groep meer voor. maar ook ondergewicht en de daaraan gerelateerde gezondheidsrisico’s. Daarnaast hebben mensen vaak andere ongezonde aspecten in hun leefpatroon, zoals roken, weinig bewegen en eenzaamheid. Alcoholproblemen komen ook voor, maar die zijn niet heel specifiek voor deze groep, want die komen ook voor bij de hoogopgeleide groep.”

Heeft ‘gezondheid’ prioriteit voor mensen die in armoede leven, naast alle andere zorgen die ze hebben?

“Vaak vinden mensen gezondheid wel belangrijk, maar het hangt af van de mate waarin je andere problemen hebt. Als je echt in een overleefstand staat, gaat het meer over overleven dan gezond leven. Chronische stress overheerst namelijk alles. Gezond leven of een grote gedragsverandering zijn dan vrijwel onmogelijk. Er is ook vaak sprake van schaamte en een gevoel van perspectiefloosheid. Dat maakt het lastiger om hulp te vragen of te accepteren. Voor mensen met kinderen staat de zorg voor en de gezondheid van hun kinderen over het algemeen op nummer één. Naast fysieke en mentale gezondheid is ook sociale gezondheid of sociaal welzijn heel belangrijk; mee kunnen doen in de maatschappij en erbij horen. Niet eenzaam zijn, maar leuke dingen kunnen ondernemen. Dat is veel lastiger als je weinig geld hebt.”

Kijkende vanuit voeding kun je gerichte voedingsinterventie inzetten om deze mensen gezonder te laten eten. Welke voedingsinterventies zijn volgens jou de betere?

“Ik zou niet meteen stellen dat je mensen ‘gezonder moet laten eten’ en dat er voedingsinterventies nodig zijn. Behalve als mensen daar zelf behoefte aan hebben. En dan moet die hulp beschikbaar zijn. We weten dat de gezondheidsachterstanden bij deze groep hun oorsprong hebben in de chronische stress die ze ervaren door bestaansonzekerheid. Als we ons op voedingsinterventies richten, zijn we alleen bezig met de gevolgen van die stress, terwijl de oorzaken niet worden weggenomen. Wat wel werkt, is aandacht besteden aan de chronische stress die ontstaat door bestaansonzekerheid. Ik snap dat je als diëtist of voedingswetenschapper geen armoede kunt oplossen, maar ik vind het belangrijk om dit duidelijk te benoemen.”

‘Wat wel werkt: aandacht besteden aan de chronische stress die ontstaat door bestaansonzekerheid’

Wat kan een diëtist betekenen voor mensen die in armoede leven?

“Ga eerst met iemand in gesprek en heb het niet alleen over voeding. Praat ook over andere zaken waar mensen mee zitten en verwijs iemand door naar andere zorg- of hulpverleners. Bijvoorbeeld als er schulden zijn. Want als iemand financiële stress heeft en geen hulp krijgt, kun je zeggen wat je wilt over gezonder eten, maar dat komt vaak niet aan. Of ze hebben niet de financiële mogelijkheden om jouw adviezen op te volgen. En als je echt goed wilt helpen, geef je niet alleen het advies om hulp te zoeken bij een schuldhulporganisatie, maar geef je ook aan bij welke organisatie ze die hulp kunnen krijgen. Het is nog beter om een ‘warme’ doorverwijzing te geven. Dan maak jij de afspraken met andere hulpverleners, zodat zij contact kunnen opnemen met degene die daar toestemming voor heeft gegeven. Ook in je voedingsadvies moet je rekening houden met de chronische stress die er speelt. Je moet dingen herhalen en eenvoudig uitleggen. Bij chronische stress werkt de prefrontale cortex in je hersenen niet goed meer, waardoor je niet goed meer kan prioriteren en plannen. Ook je impulsen heb je dan niet meer goed onder controle. Dit alles heb je juist nodig om voedingsadvies op te kunnen volgen. En je moet natuurlijk ook geen dure voedingsmiddelen en ingewikkelde recepten aanbevelen. Hou het simpel.”

Welk advies geef je aan onderzoekers en beleidsmakers?

“Voedings- of gezondheidswetenschappers moeten bij interventies vooral letten op het bereiken van deze groep. Over het algemeen worden mensen die de interventies het meeste nodig hebben niet bereikt. Het is daarom essentieel om aan te sluiten bij de behoefte van de groep. Die behoefte weet je alleen als je met de mensen zelf in gesprek gaat en vraagt wat voor hen een goede interventie of programma zou zijn. Bespreek ook welke drempels mensen weerhouden om mee te doen en probeer ze weg te nemen. Zo voorkom je dat je iets creëert dat uit je eigen hoogopgeleide brein komt, maar niet aansluit bij de mensen voor wie het bedoeld is.”

Een veel besproken interventie gaat over prijsmaatregelen, zoals de frisdranktaks of het verlagen van de BTW op groente en fruit. Hoe sta je tegenover prijsmaatregelen?

“Financiële interventies werken inderdaad vooral bij mensen die weinig geld hebben. Maar dingen duurder maken, komt bij hen ook veel harder aan. Je moet daarom niet alleen maar ongezonde voeding duurder maken, maar ook gezonde voeding goedkoper. Dat kan met een btw-verlaging, maar ook met subsidies op gezonde voeding of door mensen financieel te belonen voor gezond gedrag. Het liefst combineer je prijsmaatregelen met hulp om gedrag te veranderen. Dat kan individuele hulp zijn van een diëtist of een groepsinterventie op scholen of in de wijk. Maar wat veel meer mensen helpt, is het aanpassen van de voedselomgeving. Een omgeving moet uitnodigen om gezond te leven in plaats van ongezond. Dat is nu oneerlijk verdeeld. In armere buurten is minder gezond eten te koop en meer fastfood. Daarnaast is daar minder uitnodigend groen om in te bewegen en is het vaak onveiliger op straat dan in rijkere wijken.”

‘Voorkom dat je iets creëert dat uit je eigen hoogopgeleide brein komt, maar niet aansluit bij de mensen voor wie het bedoeld is’

Wat wil je mensen die bij het Voedingscentrum werken meegeven om mensen die in armoede leven beter te kunnen bereiken?

“De eerste stap is vaker met deze groep in gesprek gaan. Je moet hen steeds in gedachten houden en om advies vragen bij het ontwikkelen van materialen. In de interviews in deze Voeding Magazine zie je bijvoorbeeld dat het advies om elke dag een handje noten te eten voor mensen met weinig geld niet haalbaar is. Producten die bijvoorbeeld in de Eetwisselcampagne worden aanbevolen, sluiten ook niet altijd goed aan bij deze groep. Dit zijn simpele maar waardevolle inzichten waar campagnes op aangepast kunnen worden. Het Voedingscentrum is daar al mee bezig en ik ben erover met hen in gesprek. Daarnaast denk ik dat de toon van de campagnes en materialen beter kan. Wellicht is die teveel gericht op mensen die heel gezond willen eten en daar alles over willen weten. En dus niet op mensen met weinig geld die wel genoeg en relatief gezond willen kunnen eten.”

De belangrijke vraag is hier dan: hoe spreek je over deze groep? Hoe kan je ze het beste benaderen?

“Gewoon als mensen, van mens tot mens: moeilijker is het niet. Heb het niet over ‘ze’, maar zorg dat je op het niveau van ‘wij’ komt. Pas dan kun je iets doen dat werkelijk helpt. Wat al mijn adviezen gemeen hebben, is: doe het samen. Ga in gesprek met mensen die weten hoe het is om in armoede te leven. Voor mijn onderzoek werk ik samen met een adviesgroep met mensen die moeten rondkomen van weinig geld. Zij zijn de experts. Ik stel me in deze gesprekken kwetsbaar op als mens, en vertel hen persoonlijke dingen over mezelf. Daardoor is het niet alsof zij anders zijn dan ik en alsof alleen zij zich bloot geven. Omgekeerd stellen zij zich soms op als onderzoekers en vragen ze door als een ander lid uit de groep iets vertelt. We leren heel veel van elkaar.”

Kun je een voorbeeld geven van hoe je vertrouwen wint en hoe je beter kunt samenwerken?

“Toen we mensen gingen werven voor onze adviesgroep dachten we dat een groot logo van de Universiteit Maastricht op onze flyer vertrouwen zou wekken. Maar in de gesprekken hoorden we dat er in Maastricht negatieve sentimenten zijn richting de universiteit. Voor veel mensen voelt het alsof de universiteit een groot deel van de stad heeft afgepakt, bijvoorbeeld omdat studenten de huizen ‘inpikken’. Het universiteitslogo werkte dus averechts. Je moet echt met mensen in gesprek om dit soort dingen te leren. Vertrouwen bouw je op door de tijd te nemen en jezelf als mens te laten zien. Bij veel mensen die in armoede leven of andere problemen hebben, is het vertrouwen beschaamd door instanties, professionals en de gemeente. Maar ook door onderzoekers die langskomen om informatie te halen maar niet terugkomen om te vertellen over de resultaten.”

Met de groep samenwerken klinkt alsof dat meer investering vergt. Klopt dat?

“Het is inderdaad duurder als je naar een groep toe moet in plaats van dat je ze van achter je bureau kunt bereiken. Maar als we dat integraal doen, kunnen we deze groep beter helpen en verdienen we alle investeringen ruim terug. Sociaaleconomische gezondheidsverschillen worden vaak doorgegeven van generatie op generatie en dat brengt veel zorgkosten met zich mee. Als we de intergenerationele patronen weten te doorbreken, zijn we uiteindelijk goedkoper uit.”

‘Als we de intergenerationele patronen weten te doorbreken, zijn we uiteindelijk goedkoper uit’

Wat is je belangrijkste advies voor mensen die werken met mensen die in armoede leven?

“Behandel mensen zoals je zelf ook behandeld wil worden. Het zijn gewoon mensen waarmee je in gesprek kan gaan. Maar het is ook een groep die te weinig gehoord wordt. Het wordt tijd dat we deze groep structureel betrekken bij zaken die over hen gaan en dat we hen serieus nemen.”

Is voedselverrijking de oplossing voor een duurzamer voedingspatroon?

Duurzamer eten betekent in de meeste Westerse landen een voedingspatroon met meer plantaardige en minder dierlijke producten. Maar de inname van bepaalde voedingsstoffen komt dan in het gedrang. Ligt de oplossing in supplementen en verrijkte producten? Of blijkt de praktijk weerbarstiger en is dit een papieren oplossing?

Tekst: dr. Stephan Peters en drs. Jolande Valkenburg (Nederlandse Zuivel Organisatie)

Bij het opstellen van voedingsrichtlijnen in Nederland is het beleid om te trachten alle voedingsstoffen aan te reiken via voedingsmiddelen. (Zie kader Voedingscentrum) Suppletieadviezen worden alleen gegeven als het echt niet haalbaar is via voeding. Daarom zijn deze adviezen bij ons uitzonderingen op de regel. In Nederland gelden een paar officiële suppletieadviezen. Die betreffen foliumzuur voor vrouwen die zwanger willen worden of zwanger zijn, vitamine D-­suppletieadviezen voor specifieke leeftijdsgroepen en mensen met een donkere of getinte huid en een vitamine B12-­suppletieadvies voor mensen die veganistisch eten.

Eiwittransitie

Het verduurzamen van ons voedselsysteem door meer plantaardige producten te promoten, heeft ertoe geleid dat de voedingsstoffenvoorziening een belangrijk issue is geworden. De overheid heeft bij de ontwikkeling van het Klimaatakkoord als doel gesteld om een eiwittransitie te realiseren van de (huidige) eiwitconsumptie van 60% dierlijk en 40% plantaardig eiwit naar 40% dierlijk en 60% plantaardig eiwit. In een recent rapport hebben het Voedingscentrum en het RIVM berekend wat de eiwitverhouding is als je eet volgens de Schijf van Vijf. De verhouding plantaardig en dierlijk eiwit in de Schijf van Vijf is ongeveer 50/50. Bij het vaststellen van de Schijf van Vijf maakt het Voedingscentrum secure afwegingen zodat de voedingsstoffeninname niet in het gedrang komt. Op basis daarvan geven het Voedingscentrum en de Gezondheidsraad aan dat eten volgens een verhouding 40/60 dierlijk/plantaardig eiwit mogelijk is mits dit volwaardig wordt gedaan. Het is niet duidelijk of deze verhouding haalbaar is voor kwetsbare groepen, zoals ouderen en jonge kinderen(1). Daarvoor is meer inzicht nodig.

Opvullen van tekorten

Het is in Westerse landen gezonder en duurzamer om meer plantaardige voedingsmiddelen te eten. Bij een vergaande transitie komt de inname van specifieke voedingsstoffen echter in de knel. Het kan dan verleidelijk zijn om het gat op te vullen met supplementen en verrijkte producten. Om te weten of suppletie en verrijking de oplossing is om tekorten aan voedingsstoffen te voorkomen, moet gekeken worden naar de praktijk. De compliance (naleving) van adviezen en het productaanbod zijn belangrijke factoren waarmee rekening gehouden moet worden bij de implementatie van suppletieadviezen of advisering van verrijkte producten in een meer plantaardig voedingspatroon.

Compliance van suppletie: hoog bij gezondheidsbewuste mensen, laag bij algemene adviezen en groepen

Naleving suppletie­adviezen

Als beleidsmakers overwegen om supplementen aan te raden, is het belangrijk te weten in hoeverre bevolkingsgroepen zich aan suppletie­aanbevelingen zullen houden. Daarvoor kunnen we de groepen bestuderen die op dit moment suppletieadviezen krijgen.

Foliumzuur
De groep waarvan de hoogste naleving te verwachten is, zijn vrouwen die zwanger willen worden of zwanger zijn. Zij krijgen het advies om 400 microgram foliumzuur per dag te nemen met een voedingssupplement. De naleving (compliance) van deze groep is groot, dankzij persoonlijke begeleiding van verloskundigenpraktijken tijdens deze periode. 55% gebruikt foliumzuur volgens de voorschriften, 34% gebruikt het niet volgens de voorschriften en slechts 1,5% gebruikt geen foliumzuursupplementen. Bij de groep die het niet gebruikt volgens de voorschriften, is er vooral sprake van te laat beginnen en te vroeg stoppen. Dat geldt met name bij jonge vrouwen met een lage opleiding en vrouwen die in het buitenland geboren zijn of voor het eerst zwanger worden(2).

Vitamine B12
Een andere gezondheidsbewuste groep waarvoor een suppletieadvies geldt, zijn veganisten die vitamine B12­supplementen zouden moeten slikken. Hoe groot de naleving van die groep is, is in ons land niet bekend, maar wel onderzocht in Australië. Die studie laat zien dat ongeveer 90% van de Australische veganisten een vitamine B12 supplement slikt(3).

Vitamine D
Een suppletie­advies dat al decennialang geldt in ons land, is vitamine D. Dat advies geldt voor verschillende bevolkingsgroepen, zoals voor vrouwen ouder dan 50 jaar en voor mannen ouder dan 70 jaar. Uit de Voedselconsumptiepeiling van het RIVM (VCP 2019­2021) blijkt dat slechts 37% van de vrouwen en 25% van de mannen zich aan deze adviezen houdt. Deze percentages zijn niet veranderd ten opzichte van de voedselconsumptiepeiling uit 2013.

Compliance
Geconcludeerd kan worden dat de compliance van suppletie­adviezen hoog is bij gezondheidsbewuste mensen, zoals foliumzuur bij vrouwen die zwanger willen worden en vitamine B12 bij veganisten. De compliance van algemene suppletieadviezen is laag. Bij het vitamine D­advies voor ouderen dat al decennia geldt, blijkt dat maar een kwart tot een derde van de populatie zich aan het advies kan houden.
Compliance door consumenten van suppletie­adviezen is van verschillende factoren afhankelijk, waaronder de persoonlijke motivatie, effectieve communicatie en de implementatie van suppletie­adviezen volgens de voorschriften. Alleen bij een hoge intrinsieke motivatie, zoals bij een (aanstaande) zwangerschap is de compliance hoog. Daarnaast is het besef van belang dat de groep Nederlanders die op dit moment geen voedingssupplementen gebruikt 43% is. Zij zijn niet gewend aan het gebruik van supplementen.

Supplementen en gezondheid

Voedingsstoffen in de vorm van supplementen kunnen een ander gezondheidseffect hebben dan als ze aanwezig zijn in voeding, vanwege de voedingsmatrix. De Richtlijnen goede voeding (RGV) van de Gezondheidsraad geven hier verschillende voorbeelden van. Zo concludeert de RGV dat de inname van zuivel een beschermend effect heeft op het risico van type 2­diabetes en colorectale kanker. Het beschermende effect van zuivel op colorectale kanker wordt ook waargenomen als mensen calciumsupplementen nemen. Volgens de richtlijnen zijn er geen aanwijzingen dat de inname van zuivelproducten is geassocieerd met een toename van hart- en vaatziekten, ondanks het gegeven dat zuivelproducten verzadigd vet bevatten en ­ in het geval van kaas ­ zout. De inname van calcium in supplementvorm is wel geassocieerd met een 30% toename van het risico op coronaire hartziekten(4). Er kan niet per definitie worden aangenomen dat voedingsstoffen uit supplementen dezelfde gezondheidseffecten hebben als wanneer ze in een voedingsmatrix zitten.

Verrijkte voedingsmiddelen

Hoe ziet het aanbod van verrijkte voedingsmiddelen er in de praktijk uit? In de supermarkt zijn verschillende plantaardige producten te vinden die zich afficheren als ‘alternatief’ voor een dierlijk product. Veel van deze producten lijken uiterlijk op dierlijke producten, maar niet qua samenstelling. Dit assortiment wordt steeds breder. Zo zijn er op dit moment verschillende plantaardige dranken op de markt die zich aanbieden als alternatief voor melk. De basis van deze dranken is vaak soja, erwt, haver, amandel, kokosnoot of rijst.

Richtlijnen voor alternatieven
Het Voedingscentrum heeft richtlijnen gepubliceerd voor de samenstelling van producten die zich positioneren als alternatief voor dierlijke producten. Zo bestaan er richtlijnen voor plantaardige dranken zodat mensen die geen melk willen of kunnen drinken een volwaardig alternatief hebben. Plantaardige dranken als alternatief voor melk moeten minimaal 20% eiwit bevatten en minimaal 0,24 microgram vitamine B12 en 80 mg calcium bevatten. Daarnaast gelden er maxima van 1,1 gram verzadigd vet, 6 gram suiker en 0,15 gram zout per 100 ml. Het is bekend dat de eiwitkwaliteit van plantaardige dranken ­ op sojadrank na ­ inferieur is aan die van melk.

Productaanbod
Voor het adviseren van verrijkte producten, is het belangrijk te weten welk percentage plantaardige producten aan de criteria van het Voedingscentrum voldoet. Biologische plantaardige dranken mogen niet verrijkt zijn en voldoen niet aan de richtlijnen(5). Van alle plantaardige dranken blijkt 50% verrijkt te zijn met calcium, sommigen zijn aanvullend verrijkt met vitamines. Dit betekent dat een kleine minderheid van de plantaardige dranken aan de criteria van het Voedingscentrum voldoet. Verrijkte sojadrank is volgens het Voedingscentrum het enige product dat een alternatief is voor melk. De markt van plantaardige dranken is de laatste jaren sterk verbreed. Sojadrank heeft veel concurrentie gekregen van andere plantaardige dranken, vooral haverdrank. Haverdrank is nutritioneel inferieur aan verrijkte sojadrank. Bij gezondheidsadviezen rondom verrijkte producten moet men rekening houden met het feit dat consumenten vaak niet kiezen voor de ‘gewenste of gezonde’ alternatieven.

Biologische plantaardige dranken mogen niet verrijkt zijn

Vegaburgers
Voor plantaardige producten die zich positioneren als alternatief voor vlees en kaas gelden eveneens criteria van het Voedingscentrum. De meerderheid van de producten in de supermarkt voldoet niet aan deze criteria. Uit recent onderzoek van de Consumentenbond naar vegetarische burgers – waarbij het gehakt is vervangen door bijvoorbeeld bonen, noten, tofoe of paddenstoelen ­ blijkt dat twee derde niet gezond is. Vegaburgers bevatten te veel zout en verzadigd vet. Hetzelfde onderzoek laat zien dat van het aanbod in supermarkten een klein aantal vegaburgers voldoende eiwit, ijzer en vitamine B12 bevat(6).

Conclusie

Bij een meer plantaardig voedingspatroon kan overwogen worden om tekorten tegen te gaan met verrijkte plantaardige producten en suppletie­adviezen. Het is moeilijk te voorspellen wat consumenten gaan eten en drinken. Smaak en prijs blijven de belangrijkste drijfveer. De praktijk laat zien dat suppletie en verrijking geen goede oplossingen zijn. De reden is dat algemene suppletie­adviezen niet goed worden opgevolgd, dat vervanging van dierlijke door plantaardige producten niet leidt tot 1­op­1 compensatie van voedingsstoffen en dat consumenten de overstap naar deze producten niet per se maken. Zelfs als consumenten bijvoorbeeld melk vervangen door verrijkte plantaardige dranken die voldoen aan de criteria, leidt dit niet tot een op 1­op­1 vervanging van de voedingsstoffen uit melk. Uit onderzoek blijkt dat de beschikbaarheid van onder andere vitamine A en B12, thiamine, zink, calcium ijzer en jodium problematisch wordt (7, 8). De aanname dat het vervangen van dierlijke producten door supplementen en plantaardige verrijkte producten leidt tot een even gezonde voedingssamenstelling klopt niet. Evenmin als dierlijke producten vervangen worden op de manier die het Voedingscentrum aanbeveelt.

Tot slot

Voor Westerse landen geldt dat het gezonder en duurzamer is om meer plantaardige voedingsmiddelen te eten dan in het huidige gemiddelde voedingspatroon. Verrijking en suppletie blijken geen oplossing te zijn voor tekorten die daarbij kunnen ontstaan. Een voedingspatroon dat niet alle voedingsstoffen levert, is niet gezond en daarom ook niet duurzaam. In Nederland is het altijd beleid geweest om alle voedingsstoffen die mensen nodig hebben via voedingsmiddelen te leveren, tenzij het echt niet anders kan. De Schijf van Vijf is hier een mooi voorbeeld van. Gezondheid staat hierbij altijd op de eerste plaats. Vasthouden aan de eisen die de Gezondheidsraad en het Voedingscentrum stellen aan gezonde voeding is essentieel. Onze Schijf van Vijf voldoet aan de Richtlijnen goede voeding van de Gezondheidsraad én alle voedingsnormen voor vitaminen, mineralen en spoorelementen die we nodig hebben. Als de Nederlander zich daaraan houdt, wordt er gezond gegeten en ook duurzamer.

Referenties
  1. RIVM, V. e., Brondocument Naar een meer plantaardig voedingspatroon. 2019, 2e herziene druk.
  2. Passier A, W. P., Vorstenbosch S., Onderzoek Moeders van Morgen: gebruik foliumzuur volgens voorschrift rondom zwangerschap blijft een aandachtspunt. Nederlands Platform voor Farmaceutisch Onderzoek. 2021;6:a1742. 2021.
  3. Fuschlberger, M.; Putz, P., Vitamin B12 supplementation and health behavior of Austrian vegans: a cross-sectional online survey. Sci Rep 2023, 13 (1), 3983.
  4. Gezondheidsraad Richtlijnen goede voeding; 2015.
  5. Singh-Povel, C. M.; van Gool, M. P.; Gual Rojas, A. P.; Bragt, M. C. E.; Kleinnijenhuis, A. J.; Hettinga, K. A., Nutritional content, protein quantity, protein quality and carbon footprint of plant-based drinks and semi-skimmed milk in the Netherlands and Europe. Public Health Nutr 2022, 1-35.
  6. https://www.consumentenbond.nl/voedingstests/keuzehulp-vegaburgers
  7. Seves, S. M.; Verkaik-Kloosterman, J.; Biesbroek, S.; Temme, E. H., Are more environmentally sustainable diets with less meat and dairy nutritionally adequate? Public Health Nutr 2017, 20 (11), 2050-2062.
  8. Lawrence, A.; Huang, H.; Johnson, B.; Wycherley, T., Impact of a Switch to Plant-Based Foods That Visually and Functionally Mimic Animal-Source Meat and Dairy Milk for the Australian Population—A Dietary Modelling Study. Nutrients 2023, 15, 1825.

Nutri-Score is aangepast: wat is het effect?

Een wetenschappelijk commissie heeft het algoritme achter voedselkeuzelogo Nutri-Score aangepast om deze meer in lijn te brengen met de voedingsrichtlijnen. Voor welke veranderingen heeft het nieuwe algoritme gezorgd? En is Nutri-Score hiermee in lijn met de Schijf van Vijf of niet?

Tekst Jacco Gerritsen, dr. Stephan Peters (Nederlandse Zuivel Organisatie)

Het beoogde voedselkeuzelogo Nutri-Score zou al in 2019 geïntroduceerd worden. Het logo kreeg echter veel kritiek te verduren omdat Nutri-Score niet in lijn is met de Nederlandse voedingsrichtlijnen. Voedingswetenschappers uitten daarover hun zorgen in een brandbrief aan de staatssecretaris, omdat tegenstrijdige voedingsadviezen kunnen leiden tot verwarring bij de consument. Daarom ging – op verzoek van het ministerie van VWS – een wetenschappelijke commissie aan de slag om het algoritme achter Nutri-Score in lijn te brengen met de Schijf van Vijf. Het aangepaste algoritme voor vaste voedingsmiddelen werd in juni gepresenteerd. Dat voor dranken wordt binnenkort verwacht. Op basis van de aangepaste algoritmes zal de Gezondheidsraad een advies uitbrengen aan het ministerie. Daarna zal de staatsecretaris besluiten of Nutri-Score alsnog wordt geïntroduceerd of niet.

Aanpassingen algoritme

Welke veranderingen geeft het nieuwe algoritme voor Nutri-Scores van verschillende voedingsmiddelen? Om daar inzicht in te krijgen, zijn alle producten uit de Nederlandse Voedingsmiddelentabel (NEVO) berekend met het aangepaste Nutri-Score algoritme. Uit de NEVO zijn 1980 producten geselecteerd. Dit zijn alle producten minus dranken. Uit de berekeningen blijkt dat de Nutri-Score van 606 producten is veranderd door het nieuwe algoritme. Van deze 606 hebben 70 producten een betere Nutri-score gekregen en 536 een slechtere. Producten waarvan de Nutri-Score is verbeterd, komen vooral uit de productgroepen eieren, oliën en vetten, vis en vlees (vooral kip en wild).

Schijf van Vijf

Om Nutri-Score overeen te laten komen met de voedingsrichtlijnen is het belangrijk dat producten die ín de Schijf van Vijf staan een goede Nutri-Score (A, B) krijgen en producten die niet in de Schijf van Vijf staan een slechtere (C, D, E). Daarnaast is het essentieel dat er binnen een productgroep die in de Schijf van Vijf staat, ook daadwerkelijk producten zíjn met een hogere Nutri-Score. Als consumenten bijvoorbeeld olijfolie wordt geadviseerd, maar olijfolie een lage Nutri-Score (C of D) krijgt, is dat tegenstrijdig advies. Dat is verwarrend voor de consument. De consument moet altijd een gezonde keuze kunnen maken binnen een productgroep wanneer deze in de Schijf van Vijf staat. Dat betekent dat er binnen productgroepen die in de Schijf van Vijf staan, producten moeten zijn met een hoge Nutri-Score.

Figuur 1

Figuur 1: Nutri-Scores van alle productgroepen* (min dranken) volgens het oude en nieuw algoritme van producten in de Schijf van Vijf en buiten de Schijf van Vijf. (N=1611)
* Productgroepen die buiten het bereik van Nutri-Score vallen – zoals groenten, fruit, kruiden, specerijen en kindervoeding – zijn niet meegenomen.

Veranderingen Schijf van Vijf

In figuur 1 is een overzicht te zien van de veranderingen Nutri-Scores voor alle relevante producten uit de NEVO. De producten zijn opgesplitst naar producten binnen de Schijf van Vijf en buiten de Schijf van Vijf. Opvallend genoeg zijn er bij de Schijf van Vijf- producten weinig veranderingen te zien tussen Nutri-Scores berekend met het oude en het nieuwe algoritme. Van producten buiten de Schijf van Vijf krijgt nog steeds 20% een A of B Nutri-Score met het aangepaste algoritme. De enige verbetering van het aangepaste algoritme is dat er bij niet-Schijf van Vijf producten een toename is van producten met Nutri-Score E.

Figuur 2

Figuur 2. De Nutri-Scores van alle niet-vloeibare melkproducten (exclusief kaas) * (min dranken) berekend met het oude en aangepaste algoritme.

Veranderingen zuivel

Bij zuivelproducten leidt het aangepaste algoritme tot een aantal veranderingen in de Nutri-Scores. In figuur 2 is de verdeling te zien van niet-vloeibare zuivelproducten (zoals yoghurt en kwark, maar exclusief kaas) over de Nutri-Scores met het oude en aangepaste algoritme bij producten in de Schijf van Vijf en buiten de Schijf van Vijf. Bij de producten in de Schijf van Vijf is er amper iets veranderd. Bij producten buiten de Schijf van Vijf is een verschuiving te zien van producten met Nutri-Score B naar die met Nutri-Score C. Maar van de producten die niet in de Schijf van Vijf staan, krijgt 1/3 nog steeds een hoge Nutri-Score (A of B).

Figuur 3

Figuur 3. De Nutri-Scores van kaas berekend met het oude en aangepaste algoritme.

Veranderingen kaas

Voor de productgroep kaas heeft het algoritme niet geleid tot een verandering. Zowel het oude als aangepaste algoritme van Nutri-Score leiden niet tot een differentiatie tussen kaas dat wél in de Schijf van Vijf valt (bijvoorbeeld 10+, 20+ of 30+ kaas) en kaas dat níet in de Schijf van Vijf past. Uit figuur 3 blijkt dat de meeste producten (of ze nou wel of niet in de Schijf van Vijf staan) Nutri-Score D krijgen. Als Nutri-Score is bedoeld om consumenten keuzemogelijkheden te geven binnen productgroepen, zou een randvoorwaarde moeten zijn dat producten per productgroep (in dit geval kaas) verdeeld moeten zijn over de alle 5 de Nutri-Scores. Voor de productgroep kaas gaat dat niet op en krijgt de consument geen advies dat overeenkomt met voedingsrichtlijnen en de Schijf van Vijf. Daarnaast heeft de Nederlandse Zuivel Organisatie berekend welk effect een zoutreductie in een bepaalde kaas zou hebben op de uitslag en de verdeling van de Nutri-Scores. Zo’n theoretische herformulering op zout zou geen effect hebben op de Nutri-Score en dus niet beloond worden met een hogere Nutri-Score.

Nadelen Nutri-Score

Behalve dat Nutri-Score niet in lijn is met de richtlijnen, heeft het logo een aantal andere nadelen. Het doel van een voedselkeuzelogo zoals Nutri-Score is om consumenten te helpen een gezondere keuze te maken. Nutri-Score doet dat door producten binnen een productgroep te scoren. Consumenten kunnen Nutri-Score gebruiken om producten bínnen een productgroep met elkaar te vergelijken, maar ook met producten daarbuiten. In dat geval gooit de consument producten op een hoop en deelt ze in naar ‘gezond’ en ‘ongezond’. Een ongewenst effect. In landen waar Nutri-Score al is geïntroduceerd zijn er communicatiecampagnes gestart om consumenten hierover te informeren. Het is nog niet bekend of de campagnes effect hebben. Daarnaast is er onvoldoende wetenschappelijk onderbouwing voor het gebruik van Nutri-Score door consumenten in de supermarkt (zie kader ‘Studie effectiviteit Nutri-Score’).1

Conclusie

De aanpassingen van het algoritme van de Nutri-Score laten een verschuiving in Nutri-Scores zien voor ongeveer een derde van de NEVO-producten. Een vijfde van de niet-Schijf van Vijfproducten krijgt nog steeds een Nutri-Score A of B. Dit zal blijven zorgen voor verwarring bij de consument. Voor kaas is Nutri-Score als keuzelogo niet geschikt, omdat er geen verdeling is over de Nutri-Score van de verschillende soorten kaas. De 10+, 20+ of 30+ kazen worden niet beter gescoord, evenmin als kaas met minder zout. Binnen de productgroep kaas zou Nutri-Score de consument niet helpen om gezondere keuzes te maken. Meer berekeningen moeten worden uitgevoerd om te achterhalen wat de effecten zijn van het aangepaste algoritme op de verdeling van Nutri-Scores van andere specifieke productgroepen.


Illustratie Wijtze Valkema

Studie effectiviteit Nutri-Score

Er is veel onderzoek gedaan naar Nutri-Score. Zo laat onderzoek zien dat het beeldmerk van Nutri-Score door consumenten wordt begrepen en dat er een associatie is tussen een betere score op het algoritme (van voor de aanpassingen) en gezondheidswinst. De theoretische onderbouwing lijkt te kloppen. Maar hoe zit het met de onderbouwing in de praktijk? Heeft Nutri-Score ook in de supermarkt het gewenste effect? Peters en Verhagen hebben de wetenschappelijke onderbouwing van de effectiviteit van de Nutri-Score in de supermarkt onderzocht. Daarvoor pasten ze de methodiek toe die de EFSA, de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid, hanteert voor het toekennen van gezondheidsclaims. Hoewel Nutri-Score niet letterlijk als gezondheidsclaim in de wetgeving wordt geïnterpreteerd, is het interessant om het effect van Nutri-Score te beoordelen volgens de EFSA-methode. Het onderzoek van Peters en Verhagen is recent gepubliceerd in het peer-reviewed wetenschappelijk tijdschrift Foods.1

Voorwaarden voor een EFSA-gezondheidsclaim

De EFSA hanteert 3 voorwaarden voor het toekennen van een gezondheidsclaim. Een goedgekeurde gezondheidsclaim moet aan alle voorwaarden voldoen.

1. Het levensmiddel of bestanddeel is voldoende gedefinieerd.

VOLDOET: Het algoritme van Nutri-Score is duidelijk en reproduceerbaar.

2. Het geclaimde effect is heilzaam voor de gezondheid van de mens.

VOLDOET: De theoretische relatie tussen een betere score op het algoritme van Nutri-Score en een gezondere keuze volgens het Food Standard Agency – Nutrient Profiling System (FSA-NPS) is aannemelijk.

3. Een oorzaak-gevolg relatie moet zijn vastgesteld.

VOLDOET NIET: Er is onvoldoende bewijs dat Nutri-Score op producten in een echte (geen online) supermarkt een significant effect heeft op een gezondere keuze volgens de FSA-NPS.

Conclusie: Nutri-Score voldoet niet aan alle voorwaarden voor de EFSA- gezondheidsclaim. Er is onvoldoende wetenschappelijke onderbouwing dat Nutri-Score in een supermarkt de consument helpt om een gezondere keuze te maken.


Referenties
  1. Peters, S.; Verhagen, H., An Evaluation of the Nutri-Score System along the Reasoning for Scientific Substantiation of Health Claims in the EU—A Narrative Review. Foods 2022, 11 (16), 2426.

 

RIVM: inname jodium bij vrouwen moet niet verder dalen

Het RIVM heeft onderzocht wat de jodiuminname is bij verschillende doelgroepen in Nederland. Jodium is nodig om de schildklier goed te laten werken. De inname van jodium blijkt in veel groepen af te nemen, vooral bij vrouwen. Dit verdient volgens het RIVM aandacht en de jodiuminname bij vrouwen van 31 tot 50 jaar moet niet verder dalen.

Aandacht voor zwangere vrouwen

Vooral bij zwangere vrouwen is dit belangrijk, omdat jodium nodig is voor de ontwikkeling van het ongeboren kind. Dit blijkt uit het RIVM-rapport ‘Jodiuminname van volwassenen in Noord Nederland in 2020-2021 en trend sinds 2006-2007’.

Tips voor jodiumrijke voeding

Het Voedingscentrum adviseert voor de jodiuminname om producten zoals brood, zuivel, vis en eieren te eten. Daarvan is de jodiuminname per portie:

Bron: Voedingscentrum