Gunilla Boomsma: ‘Gezond eten, denk niet zwart-wit, maar denk grijs!’

gunilla-boomsma-gezond-eten-denk-niet-zwart-wit-maar-denk-grijs

Zwart-witdenken, ik heb er als diëtist dagelijks mee te maken. Iedere dag lees je wel iets nieuws over voeding; alarmerende berichten over suiker, E- nummers, zuivel of andere  basisproducten die ineens heel erg gezond of juist heel ongezond zijn. Veel mensen zijn vatbaar voor de meest uiteenlopende adviezen en gaan erg ver als het gaat om hun voedsel. Voeding wordt op die manier ingedeeld in goed en slecht of in verboden en toegestane producten.

Het DIEET zelfst.naamw.

Het woord dieet wordt in het woordenboek gedefinieerd als: “regels voor wat je wel en niet mag eten en drinken”. Goh, wat klinkt dat al vervelend. Ik moet me aan “regels” houden en ik mag iets wel of niet meer eten. In mijn ogen gaat het daarom vaak mis. Logisch denken slaat door die strenge houding om in zwart-wit denken. Het gevolg: mensen volgen een nieuw modedieet met zeer strenge regels, stoppen daarmee omdat ze het niet vol houden, en het gevolg van het tijdelijke dieet is dat ze bepaalde producten/voedingsgroepen opeens helemaal niet meer eten. ‘Ik eet geen brood meer want dat mocht niet in dat dieet’, ‘en vooral geen gluten, geen zuivel, geen vlees, geen ei, en al helemaal geen koolhydraten want daar wordt je volgens dat andere dieet dik van.’ Al deze regels trekken een eetpatroon vaak compleet uit balans waardoor het niks meer met gezondheid te maken heeft. Mensen raken dan totaal verdwaald in voedingsland, waarbij de middenweg – “grijs” – niet meer bestaat.

Opnieuw leren eten

Laatst kreeg ik iemand op consult die als doel aangaf; “ik wil opnieuw leren eten”. Deze dame in kwestie at geen koolhydraten meer en was de weg volkomen kwijt over wat er nu wel of niet goed was. In haar bijgehouden eetdagboek zag ik dat ze koolhydraat-arm brood at, maar ze belegde die boterham met, tot mijn grote verbazing, vruchtenhagel! Dat bestaat voor ongeveer 98% uit suiker en dus koolhydraten! Als je minder koolhydraten wilt gaan eten, moet je wel weten waar ze inzitten en welke koolhydraten je beter kan vermijden en welke niet. Schrap je dan alles voor het gemak, waardoor je alleen nog maar vet en eiwitten eet en de voeding helemaal uit balans is?

Kijken naar het grotere geheel

Voedingsstoffen zijn essentieel voor het lichaam en door het vermijden van veel voedingsmiddelen loop je een groot risico op tekorten. Maar dit betekent niet dat we heel moeilijk met eten moeten omgaan. Voeding is zoveel meer dan het etiket napluizen op ingrediënten en calorieën tellen. Het is een essentieel onderdeel van ons leven en bestaat uit goede en minder goede voedingsmiddelen. In mijn adviezen probeer ik mensen die te veel zwart/wit denken weer anders te laten kijken naar voeding; meer naar het grotere geheel. Neem bijvoorbeeld de avocado. Die wordt gezien als super gezond. Maar als ik alleen avocado’s zou eten, is dat eenzijdig en niet gezond. Of een stroopwafel; ongezond en een dikmaker. Maar niet als je er maar één in de week eet! Dan kan het best. Het voordeel van deze aanpak is dat ze op een meer relaxte en flexibelere manier met voeding leren omgaan.

Het geheel bepaalt of iemand gezond eet

Vaak volgen we massaal streng opgelegde voedingsregels waarbij losse producten worden geschrapt of juist opgelegd, want deze hebben nou eenmaal het label ‘(on)gezonde voeding’ meegekregen. Ik vind het volstrekt zinloos om losse producten te labelen als ‘goed’ of ‘slecht’. Het geheel van de voeding bepaalt of iemand gezond eet. Er bestaat tenslotte geen enkel voedingsmiddel waarin alle voedingsstoffen zitten die het lichaam nodig heeft. En daarom moeten we dus gevarieerd eten.

Blijf genieten en denk meer grijs!

Mijn advies is ook om van voeding te genieten! Te obsessief omgaan met gezonde voeding en het geforceerd vermijden van ‘ongezonde voeding’ lijdt vaak tot stress en vervelende situaties die niet goed zijn voor het welbevinden. Een keertje lekker uitgebreid uit eten gaan, kan prima. Want één ongezonde maaltijd maakt je niet ongezond of dik, net zoals één gezonde maaltijd je niet gezond maakt. Wil je continue bezig zijn met goede of slechte voedingsmiddelen of wil je een gevarieerd volwaardig eetpatroon vinden waarmee je kunt leven? In het laatste geval is het vooral zinvol om meer grijs te gaan denken en te stoppen met zwart-wit denken!

gunilla_boomsmaGunilla is sportdiëtist, en heeft inmiddels 12 jaar haar eigen praktijk “Boomsma Sportdiëtist”  in Haarlem.  Ze heeft ervaring in het begeleiden van een breed scala van (top)sporters. Gunilla is tevens sportdiëtist binnen de KNZB afdeling synchroonzwemmen en bij de A-selectie van voetbalclub AZ. Naast individuele adviezen geeft ze onder meer voedingsworkshops binnen bedrijven, scholen en sportverenigingen. Gunilla heeft een actief topsportverleden in baanatletiek en ze heeft 11 jaar lang deel uitgemaakt van de Nationale langlaufselectie. Momenteel is ze nog steeds actief met hardlopen en wielrennen. 

Dick Veerman: ‘Meer planten eten alleen is niet genoeg’

Deze blog van Dick Veerman verscheen eerder als column in Voeding Magazine 2, 2017.

Voeding Magazine ook gratis ontvangen?

In- en output in een zo nabij mogelijke cyclus

Anno 2017 voelen hoog­ opgeleide stedelingen zich schuldig als ze niet flink min­deren in zuivel, vlees en eieren. In plaats daarvan eten ze uit planten gewonnen eiwitten en vetten die door machines zijn omgevormd tot nagemaakt ‘dierlijk’ eten. Hun schuld­ gevoel is terecht, maar het leidt af van de echte uitdaging. Wie mais en soja over grote afstanden transporteert en vervolgens, ergens ver van de akker, voert aan een koe, kip of varken, is een sufferd. Een kiloher­transporteerbare vrucht­baarheid? Er zijn nog geen goede sommen van, maar reken maar dat het klauwen energie kost.

Als grondstoffen van ver komen, kampen vleesver­vangers met hetzelfde euvel. We poepen en pissen ze hier weer uit, waardoor de mest niet terugkomt op verre akkers. Als grondstoffen door dieren worden gegeten, laten dieren tenminste nog poep achter. Bij een machine die vleesvervangers maakt, gaat die energie domweg verloren. Die energie zit overigens niet alleen in het verwerkingsproces, maar ook voer levert hooguit 450 gram vlees op. Dat lukt alleen de plofkip, het meest efficiënte dier als het gaat om de conversie van voer tot vlees. Maar de poep van die kip zou weer gebruikt moeten worden op de akker in Zuid­- of Noord-­Amerika waar het als gewas vandaan kwam. We willen daar tenslotte weer nieuw graan vandaan kunnen halen. Toch stoken we de mest op in afvalverbrandingsinstallaties die het als groene stroom uit ons stopcontact laten komen. Dat spaart de kosten van retourtransport en energie hebben we toch nodig. Niettemin is het doodzonde, want zo verstoken we essentiële nutriënten die we voor heel lange tijd niet meer in de plant­-dier­-mens cyclus kunnen gebruiken. Het is ook jammer omdat dan meer kunstmest nodig is. Dat kost een sloot fossiele energie om de benodigde stikstof uit de lucht te halen. Daar wordt steeds schaarser wordende fosfaat en kalium aan toegevoegd. Die mix moet de akkers uit die verre landen vruchtbaar houden maar zorgt op den duur voor een gebrek aan organische stof omdat alle nutriënten overzees blijven. Moeten we dus mest gaan verwerken tot gedroogde in de kunstmest en het irrigatiewater van de eiwit­ en vetrijke gewassen die gebruikt worden voor vlees­ vervangers. Die gewassen hebben meer nodig dan producten die nauwelijks verzadigen, zoals sla, komkommers en tomaten. Daarom kost menig vleesvervanger nog altijd minstens zoveel energie als een plofkip.

De les? Een dier maakt ‘volautomatisch’ melk en eieren en laat mest en een eetbaar karkas achter. Als je de in­ en output zoveel mogelijk in een zo nabij mogelijke cyclus regelt, scheelt dat energie en nutriënten die nu in een zwart gat verdwijnen. De uitdaging is niet om plantaardig te eten, maar om te eten zonder fossiel. Zoiets lukt alleen lokaal, met een beetje dier (en mens) voor de mest en nog wat slimme technologie voor de rest. Alleen zo krijg je die belangrijke fossielarme eiwitten en vetten.

Dick Veerman. Oprichter en moderator van Foodlog, een onafhankelijk nieuws- en discussieplatform dat voedsel, gezondheid en eten & drinken in perspectief zet.

 

Yneke Kootstra: ‘Een cappuccino graag, maar wel vol Italiaans’ (Koffie: deel 1)

yneke-kootstra-een-cappuccino-graag-maar-wel-vol-italiaans

‘Er wordt Nederlanders wel verweten dat ze geen trotse eetcultuur hebben. Onze culinaire hoogtepunten zouden niet verder gaan dan snert, haring en karnemelkse gortepap. Nee, dan de Italianen. Die spaghetti Bolognese en Lasagne gaan de hele wereld over. En ze kunnen uren praten over het beste recept voor Vitello Tonnato of de Sugo voor de pasta. Maar of wij Nederlanders nu wel of niet trots zijn op onze eetcultuur, we staan wel heel erg open voor nieuwe smaken en invloeden.

Waarschijnlijk is die openheid een overblijfsel van onze eeuwenlange zeevaart en wereldhandel. ‘We’ hebben veel geproefd en gesnoven. Wij Nederlanders brachten de nootmuskaat, peper en bijvoorbeeld kaneel naar Europa. In onze genen zit een drang naar innovatie en nieuwsgierigheid. En juist niet de stellige behoefte om vast te houden aan de eigen familiereceptuur, zoals Italianen dat doen.

Ik was laatst weer eens in Italië voor een korte vakantie en hield me daar keurig aan de geldende eetregels. Want ik wil, en dat zit wellicht ook in mijn Nederlandse genen, me best aanpassen aan hoe het elders hoort. Dus at ik spaghetti alleen met een vork – zonder de lepel die Nederlanders vaak als hulpmiddel gebruiken. Vroeg ik bij de pasta Vongole niet om Parmezaanse kaas. En dronk ik het glaasje water bij mijn espresso ná de koffie.

En nu we het toch over koffie hebben, uiteraard dronk ik de cappuccino bij het ontbijt. Ik weet dat het not done is om na het diner in Italië nog een cappuccino te bestellen. Maar dat blijft verleidelijk. Want een goede cappuccino is vaak net wat je wilt na een goede maaltijd. En hoe ze het voor elkaar krijgen blijft een vraag. Maar hun cappuccino met een toef heerlijk halfzoetig schuim van volle melk krijg ik in Nederland maar zelden in de horeca.

Ik moet bekennen dat ik het thuis ook lastig vind. Ondanks mijn mooie melkopschuimer. Maar het kan nog erger. Ik wil natuurlijk niemand voor het hoofd stoten, maar hoe halen mensen het in hun hoofd om zonder goede reden iets anders dan volle melk te pakken voor een zelfgemaakte cappuccino? Want magere melk of sojamelk geven nooit die fijne romige structuur en lekkere smaak. En geen snuf kaneel erop, maar hooguit wat cacaopoeder. Tja,  als ik mezelf zo hoor, zit er blijkbaar ook wat Italiaanse stelligheid in mijn genen …’

yneke_kootstra_waarom_kaas_kokos_verdringt_van_de_superfoodlijst_2017_beeldYneke Kootstra is voedingskundige (Wageningen Universiteit) en docent en mede-oprichter van de Academie voor Leefstijl en Gezondheid. Ze schreef diverse boeken en columns en artikelen over lifestyle en is bekend van het SBS6-programma De Afvallers XXL en een column in Vrouw (Telegraaf). Daarnaast begeleidt ze duursporters en coacht ze mensen naar een gezondere leefstijl in haar praktijk in Amerongen. Zelf is ze een fanatieke mountainbikester.

Manon van Eijsden: “Geen banaan bij het ontbijt!… of toch wel?”

geen-banaan-bij-het-ontbijt-of-toch-wel

Als moeder van jonge kinderen kom ik, zoals zoveel ouders, wel eens op sites terecht speciaal voor jonge ouders. Met blogs over van-alles-en-nog-wat, inclusief voeding. Soms hele goede blogs, maar helaas soms ook blogs waarbij ik als voedingskundige al gauw stoom uit mijn oren voel komen.

Ouders in vertwijfeling

Zo las ik laatst een blog waarin beweerd werd dat je je kind vooral geen banaan mocht geven bij het ontbijt.1 De reden: een banaan bestaat uit 25% suiker en zou gaan gisten in je maag – waardoor je metabolisme wordt verstoord. En om de goede stoffen uit een banaan tot je te krijgen, zou je het ‘zuur’ van de banaan moeten neutraliseren met bij voorkeur zoiets als rauwe amandelen, kokosboter, hennep en kaneel. Onzin natuurlijk, zo is gisten in de maag al onmogelijk vanwege het zoutzuur en bijbehorende lage pH in de maag; de meeste micro-organismen zoals gist overleven dat niet. Dit is weer zo’n bericht dat ouders in vertwijfeling achterlaat. Vooral als ze een kind hebben dat al niet zo goed ontbijt, en banaan nou nét iets is wat er wel goed in gaat. Vertel ouders liever wat juist wél een goed ontbijtje is.

De wetenschap over ontbijten

Maar weten we eigenlijk wat een goed ontbijtje is, vanuit de voedingswetenschap? Helaas…. eigenlijk weten we dat helemaal niet zo goed. Er is geen overtuigend wetenschappelijk bewijs dat ontbijten de schoolprestaties verbetert, laat staan dat we weten wélk ontbijt dan het beste zou zijn.2,3 Ook als het gaat om het risico op overgewicht en obesitas, is de literatuur niet eenduidig. Bij volwassenen zien we een verband tussen overgewicht en niet-ontbijten, maar dit lijkt geen oorzakelijk verband te zijn.4 Mogelijk vertonen ontbijters in het algemeen wel gezonder gedrag en zijn ze daarom slanker dan niet-ontbijters, en niet omdat ze per se ontbijten. In een recente review is het verband tussen ontbijten en overgewicht specifiek voor kinderen en adolescenten uitgezocht.5 Maar helaas, ook hier was de conclusie: er is een verband, maar we weten niet of die oorzakelijk is.

Zuivel en fruit: een prima start

Op het moment dat de wetenschap geen duidelijk antwoord geeft, vertrouw ik maar gewoon op mijn gezonde boerenverstand. Een kind dat ontbijt, heeft in ieder geval alvast wat gezonde voedingsstoffen binnen – uit de Voedselconsumptiepeiling blijkt namelijk dat de meeste kinderen met een ontbijtje al ongeveer 20% van de dagelijkse voedingstoffen binnen krijgen.6 Ook zit je kind dan niet met een lege maag op school, wat waarschijnlijk toch wel afleidt van de les. Door van jongs af aan met het hele gezin te ontbijten, leer je een kind een goede gewoonte aan; al was het alleen maar om het sociale aspect. Gaat brood er ’s ochtends echt niet in, dan zijn er nog andere opties, zoals havermoutpap of muesli met yoghurt. Lukt ook dat niet? Geef dan die boterham lekker mee voor het 10-uurtje en begin de dag simpel met alleen wat zuivel zoals een (zelfgemaakte) yoghurtdrank of (karne)melk, eventueel met een stuk fruit erbij.  Een banaan bijvoorbeeld.

manon_van_eijsden_voedingsjungleManon van Eijsden is voedingskundige en epidemioloog, gespecialiseerd in onderzoek op het gebied van voeding & gezondheid bij kinderen. Samen met Michelle van Roost leidt ze Voedingsjungle. De naam is een knipoog naar hun missie: mensen – van consument tot bedrijfsleven – helpen hun weg te vinden in het oerwoud van voedingsadviezen. De praktische vertaling van de wetenschap staat bij Manon voorop. Want als moeder van 2 jonge kinderen kent ze zelf ook de uitdagingen die bij gezond (op)voeden horen.

Bronnen:
  1. https://www.jmouders.nl/gezondheid/eten-en-voeding/gezond-eten/ontbijten-met-een-banaan-doe-het-niet
  2. Adolphus K et al. The Effects of Breakfast and Breakfast Composition on Cognition in Children and Adolescents: A Systematic Review. Adv Nutr 2016;7(3):590S-612S. doi: 10.3945/an.115.010256.
  3. Edefonti et al. The effect of breakfast composition and energy contribution on cognitive and academic performance: a systematic review. Am J Clin Nutr2014;100(2):626-56. doi: 10.3945/ajcn.114.083683
  4. Levitsky DA. Next will be apple pie. Am J Clin Nutr 2014;100(2):503-4. doi: 10.3945/ajcn.114.092205
  5. Blondin SA et al. Breakfast consumption and adiposity among children and adolescents: an updated review of the literature. Pediatr Obes 2016;11(5):333-48. doi: 10.1111/ijpo.12082.
  6. Dutch National Food Consumption Survey – Young Children 2005/2006.RIVM-rapport 350070001. Ocké MC et al. Bilthoven: RIVM, 2008.

Esther van Etten: ‘Weet jij wat je eet? Vind de weg in de etikettenjungle’

esther-van-etten -weet-jij-wat-je-eet

In de afgelopen jaren is de aandacht voor voeding enorm toegenomen. De “nieuwe “ media hebben een grote invloed gekregen op de voedselkeuze van de consument. Het etiket biedt uitkomst als je wilt weten waar je voeding vandaan komt en wat er precies in zit. Maar dan moet je wel de weg vinden in de etikettenjungle.

Geen melk, wel kwark

De consument is een stuk kritischer geworden als het gaat om eten en drinken. Dat merk ik zelf ook bij mijn cliënten. Zo is er de laatste jaren veel gezegd en geschreven over melk. Wanneer ik nu een glas melk adviseer, roept dat bij een bepaalde groep cliënten veel weerstand op. Terwijl een bakje kwark bij diezelfde mensen alle goedkeuring kan wegdragen. Maar we weten toch dat kwark gemaakt is van melk? Wie dat niet weet, zou wat vaker naar het etiket kunnen kijken.

Etikettenjungle

De consument heeft veel argwaan gekregen en wil meer en meer weten waar ons voedsel vandaan komt. Dat is volgens mij heel begrijpelijk en ook goed. Het etiket op de verpakking biedt uitkomst. Maar hoe word je wijs uit die etikettenjungle? Welke informatie op de verpakking geeft duidelijkheid over het product en is nuttig om te weten? En welke informatie is alleen maar bedoeld om ons te verleiden tot een aankoop?

Verplicht op het etiket

Omdat ik zelf ook niet meer precies wist wat er op het etiket hoort te staan. Ben ik op onderzoek gegaan. Laten we beginnen met wat de fabrikant verplicht is om te melden op het etiket:

  • de naam van het product
  • het adres en de naam van de producent
  • Ingrediënten
  • e-nummers
  • houdbaarheidsdatum
  • partij-of productiecode
  • voedingswaarde: energie (kj/kcal) en voedingsstoffen(eiwitten, vetten, koolhydraten, vitaminen en mineralen)
  • allergenen
  • voedingsclaims als light of natriumarm

Hoe zit het met claims?

Tot zover is het etiket nog duidelijk. Maar de rest van het rijtje is het lastiger. Want de fabrikant is niet altijd verplicht om te vermelden wat de herkomst is van het voedsel en of er genetisch gemodificeerde organismen (GGO) in zitten. En hoe zit het met de gezondheidsclaims van bepaalde voedingsstoffen, of met beweringen dat een product light of natriumarm is of biologisch geproduceerd.

Over inhoud en herkomst

Er zijn zoveel regeltjes over etikettering, dat ik tijdens m’n zoektocht het spoor vaak bijster ben. Volgens informatie op de site van de rijksoverheid moet een fabrikant melden in welk land of regio het product wordt gemaakt wanneer het meer dan 50% dierlijke bestanddelen bevat zoals vlees, vis of zuivel. Maar wat als je vlees uit een blik koopt, en er staat op de verpakking dat het gaat om 48% varkensvlees en 31% kipseparatorvlees; moet de herkomst van beide soorten vlees dan wel of niet vermeld worden? En volgens diezelfde site moet bij een product dat meer dan 0,9% GGO bevat, dit op het etiket vermeld staan. Alles wat daaronder zit hoeft de fabrikant niet te melden. Dit betekent dat er wel stoffen in het product kunnen zitten, die je misschien juist wilt vermijden.
Termen voor een goed gevoel
In mijn verdere zoektocht kom ik ook termen tegen als vers, mild en fris. Woorden die een goed gevoel geven en op de verpakking staan om de consument ervan te overtuigen dat het product gezond of anders is. De term gezond mag echter niet zomaar op het etiket gezet worden. Terecht, want er is niet één product dat ons gezond houdt. Een gevarieerde voeding kan dat wel. Laat je door die snelle termen dus niet te veel afleiden.

Rijk aan of een bron van?

Wat gezondheidsclaims betreft, bestaat er een hele lijst met wetenschappelijk bewezen gezondheidsclaims. Producenten mogen die claims alleen gebruiken als er een verband is aangetoond tussen een voedingsstof in het product en het effect op de gezondheid. Dat geldt bijvoorbeeld voor producten die bijvoorbeeld rijk zijn aan omega-3 vetzuren of een bron zijn van vitamine B. Op een pak melk kan de producent vermelden dat melk ‘rijk is aan calcium’ en dat het ‘een bron van vitamine B2’ is. Maar wat is nou het verschil? Melk bevat een minimale hoeveelheid vitamine B2, zoals is vastgelegd in Europese regelgeving. Daarom mag het ‘een bron van’ genoemd worden. Wanneer een product ‘rijk is aan’ moet het product meer van die voedingsstof bevatten. Zo is melk rijk aan calcium, omdat melk ten minste tweemaal de minimale hoeveelheid calcium bevat. Dat is ook vastgelegd in diezelfde Europese regelgeving.

Biologische keurmerken

Op het etiket kun je ook zien of iets milieubewust is geproduceerd. Zo geeft het EKO keurmerk aan dat het product afkomstig is van de biologische landbouw. Voor die producten zijn geen chemische bestrijdingsmiddelen, kunstmest of genetisch gemodificeerde zaden gebruikt en is de werkwijze diervriendelijk. Dit is een bewuste keuze die je zelf kan maken.

Regulier of traag groeiend?

Het Beter Leven keurmerk is in het leven geroepen door de dierenbescherming om de vee-industrie diervriendelijker te maken. De term trager groeiend ras op een verpakking kipfilet , moet ons duidelijk maken dat het hier gaat om een kip die langer leeft en sterker is dan de reguliere vleeskuikens. Deze trager groeiende kip verdient 1 van de 3 sterren die een product kan krijgen. Als je het belangrijk vindt om het dierenleed te verzachten, houdt dan dit keurmerk in de gaten.

Lijstje met eigen criteria

Wat mijn zoektocht duidelijk maakt, is dat het etiket een wirwar van informatie bevat maar dat het ons ook van veel informatie kan voorzien. Als je er de tijd voor neemt. Mijn tip: maak een lijstje met criteria waaraan een product voor jou moet voldoen. Dit kan dierenwelzijn zijn, minder gebruik van bepaalde e-nummers, geen genetisch gemodificeerde ingrediënten etc. Lees goed wat er op de verpakking staat voordat je het product in het karretje of mandje doet, en maak je eigen keus!

esther_van_ettenEsther van Etten is sportdiëtist met een eigen praktijk aan huis en een praktijk gevestigd in Sport Medisch Centrum Fysiomed te Amsterdam. Daar begeleidt ze onder andere (top)sporters, waaronder profvoetballers. Ervaring met het begeleiden van jeugdsporters deed ze op bij voetbalclubs AZ en FC Volendam. Esther maakt verder deel uit van het begeleidingsteam van de nationale roeiselectie. Zelf is Esther een fanatieke hardloopster en geeft ze voor haar plezier een aantal uren per week hardlooptrainingen aan haar cliënten.

Renger Witkamp: ‘Nutri-theologie: een interspecialisatie met toekomst’

Deze blog van prof.dr. Witkamp verscheen eerder als column in Voeding Magazine 1, 2017.

Voeding Magazine ook gratis ontvangen?

Voedsel als nieuwe vorm van religie

Sinds het aantreden van de nieuwe persdienst van het Witte Huis is het algemeen bekend: naast “feiten” bestaan er ook “alternatieve feiten”. Binnen de wondere wereld van de voeding wisten we dit natuurlijk al lang.  Alternative facts zijn voor ons immers een fact of life. Een paar voorbeelden uit het recente verleden: “eieren zijn de menstruatie van de kip en dus ongezond”, “honing is een gezonde suikervervanger” en “spelt bevat geen gluten”. Het aantal blogjes, vlogjes en boeken over gezonde voeding dat wereldwijd per jaar verschijnt, zal wel eens groter kunnen zijn dan het aantal bezoekers bij de inauguratie van Trump (fact?). Niets aan te doen, helaas. We zijn  er aan gewend geraakt en het is dweilen met de kraan open. Maar hoe zit het dan met onze maatschappelijke verantwoordelijkheid, onze zendingsdrang (voor de mensen met een katholieke achtergrond: onze missiedrang) of (laten we eerlijk zijn) onze commerciële belangen? Het antwoord op deze vraag kennen we eigenlijk ook al lang: we moeten de existentiële vragen van de consument proberen te begrijpen. Daarvoor zouden we, ik heb het vaker gezegd, te rade moeten gaan bij onze theologische collega’s. Want voor veel Nederlanders is voeding al lang niet meer alleen noodzaak. Nee, voeding is onze aflaat voor een weliswaar niet eeuwig, maar wel supergezond leven: Je bent wat je eet is weer helemaal terug. Voeding geeft ons  identiteit en het is onze troost in bange dagen. Voeding lijkt  wel de nieuwe vorm van religie geworden.

Niet zo lang geleden was het vanzelfsprekend om op allerlei formulieren aan te geven of je Nederlands- dan wel Christelijk Gereformeerd was. Wee je gebeente als je die door elkaar haalde! Tegenwoordig maak je een statement door te zeggen dat je “echt paleo” bent (!)  en niet zomaar LCHF (low carb high fat). “Want die LCHF-ers zijn me toch van die oppervlakkige losbollen…” De nieuwe geloofsgemeenschappen nemen elkaar driftig de maat. Ook viert de oude theologische truc dat de blijde boodschap beter verkoopt als je ook een duivel aanwijst weer hoogtij.  Opmerkelijk zijn verder de nieuwe vormen van predestinatie (zijn we voorbestemd tot het eten van graan en het drinken van melk?) en zelfs godsdienstwaanzin (orthorexia nervosa). Kortom, het wordt hoog tijd voor meer interdiscplinaire samenwerking tussen voedingswetenschappers en theologen. Daarbij voorzie ik overigens een welhaast ideale win-win situatie. Want ook de theologie heeft te maken met imago- en communicatieproblemen. En juist binnen de voeding begrijpen we maar al te goed waarom  boodschappen als “brood des levens” (met gluten, slecht) en “land van melk (de witte sloper) en honing (met veel fructose, slecht)” niet meer zo lekker in het gehoor liggen.

column_nutritheologie_een_interspecialisatie_met_toekomstProf.dr. Renger Witkamp is hoogleraar Voeding en Farmacologie, afdeling Humane Voeding aan Wageningen University and Research.

Michelle van Roost: ‘Moeten we met peutermelk en andere trucs tekorten tegengaan?’

michelle_van_roest_moeten_we_met_peutermelk_en_andere_trucs_tekorten_tegengaan

Begin dit jaar barstte er een discussie los over peutermelk. Peutermelk zou tekorten aan ijzer en vitamine D tegengaan bij jonge kinderen. Het is een voorbeeld van de gemakstrend die op dit moment lijkt te heersen. Van drinkontbijtjes met multivitaminen tot ‘gezonde’ koeken. De vraag is: gaan we kinderen pamperen of kiezen we voor gewoon ‘old school’ gezond eten?  

In de eerste week van januari publiceerde het American Journal of Clinical Nutrition een artikel over peutermelk als antwoord op een mogelijk tekort aan ijzer en vitamine D bij jonge kinderen.1 Peutermelk zou tekorten bij kleine kids helpen voorkomen.2 Een opvallend advies dat haaks staat op voedingsadvies uit het verleden.  Zo werd in Nederland na de Voedsel Consumptie Peiling 2005-2006 onder andere geadviseerd om jonge kinderen meer groenten, fruit, vis en vezelrijke voedingsmiddelen te laten eten. 3

Gezonde eetopvoeding

Peutermelk om ijzer- en vitamine D tekort tegen te gaan bij jonge kinderen past volgens mij niet in een gezonde eetopvoeding, maar wél in de gemakstrend van nu. Wil je geen brood? Neem dan een drinkontbijtje met toegevoegde vitaminen of eet een pakje gezonde koeken met langzame suikers. Misschien kunnen we meteen iets doen aan die saucijzenbroodjes in zo’n doorschijnend plastic doosje? Gewoon wat vitaminen, mineralen en vezels toevoegen, de vetzuursamenstelling aanpassen en klaar-is-Kees. Ideaal voor al die scholieren die deze toch al elke dag in de pauze kopen.

Peutermelk voor slechte eters

Peutermelk als oplossing voor slechte eters; ik geloof er niet in. Want wanneer is het dan wél tijd om gewoon gezond te leren eten? Bovendien wordt met zo’n advies nog minder duidelijk wat gezond eten is.  En dat laatste – wat is nou eigenlijk gezond eten? –  is misschien wel de grootste drempel voor mensen om ook echt gezond te eten. Die verwarring komt mede door de continue stroom van berichten met soms tegenstrijdige informatie over (on)gezond eten.

‘Gezonde’ koeken en sappen

Zo schrijft Martijn Katan in zijn vernieuwde boek dat sommige ‘verantwoorde’ koeken niet slecht zijn qua samenstelling en in de buurt komen van een bruine boterham met jam.4 Ook al is dat waar; moet je dat soort boodschappen de wereld in helpen? Koeken eten in plaats van brood? En wat als je kind die pauzekoeken met roze vulling veel lekkerder vindt, zijn die dan net zo gezond? Het is tenslotte van hetzelfde merk, het staat in hetzelfde schap, dus waarom ook niet? Het blijkt voor ouders steeds lastiger te zijn om in te schatten wat gezond is. Zo komen regelmatig de liters sap in de anamnese langs. Al dan niet biologisch, vers of gewoon heel duur. Sap wordt door ouders gezien als enorm gezond, en daar zijn ze maar lastig van af te brengen.5

Gewoon ‘old school’ gezond

Laten we daarom als diëtisten, gewichtsconsulenten en andere voedingsadviseurs weer eens de grote lijnen op orde brengen. In plaats van te verzanden in discussies over gezonde koeken en hoeveel klontjes suiker er in een eetlepel ketchup of twee likken pindakaas zitten. Want laten we eerlijk zijn; dat is verwaarloosbaar als je het vergelijkt met de hoeveelheid suiker in al die bekers sap en ander lekkers. Daarom hieronder de grote lijnen. Volg je die als jonge ouder, dan komt het ook wel goed met dat ijzer- en vitamine D-gehalte bij je kind.

  • Eet het liefst op vaste momenten en aan tafel. Zien eten doet eten, dus zelf het goede voorbeeld geven, scheelt de helft en is ook goed voor jou.
  • Ontbijt met volkoren producten, fruit en wat ongezoete zuivel. Geef tot de leeftijd van vier jaar dagelijks vitamine D. Zet het potje (op onbereikbare hoogte voor je kids) naast het brood, dan vergeet je het niet en wordt het wél een vast ritueel.
  • Kies voor gezonde tussendoortjes. In de ochtend bijvoorbeeld fruit of snackgroente. Letterlijk jong geleerd oud gedaan. Want waarom zou je in de kleuterklas opeens koek gaan eten?
  • Voor gewone momenten is water, thee, en ongezoete melk prima. Bewaar sap en andere zoete dranken voor meer bijzondere momentjes.
  • De lunch is min of meer een herhaling van het ontbijt. Smeer met margarine/halvarine (vetzuursamenstelling en toegevoegd vitamine D) en beleg dun. Ook lekker erbij zijn wat snackgroente (=vitamine C voor ijzeropname). Bijkomend voordeel: dan hoeven die groente ook niet allemaal ‘s avonds.
  • Een dagelijks snoepmomentje, liefst op een vast moment past binnen een gezonde eetopvoeding. Door het in te plannen weten kinderen waar ze aan toe zijn en dat helpt tegen jengelen.
  • De warme maaltijd is vaak meer geduld hebben, voordat alles als zoete koek wordt geslikt. Hou vol, maak er geen strijd van. Blijf het aanbieden en stimuleer dat kinderen het eten in ieder geval proeven. En nee proeven is niet per se doorslikken.
  • En een toetje – want dat is gewoon een vast onderdeel van de maaltijd.

michelle_van_roost_voedingsjungleMichelle van Roost is levensmiddelentechnoloog (WUR) met een brede interesse in voeding en gezondheid. Als BGN-gewichtsconsulent, gespecialiseerd in Kind & Gezin weet ze wat er speelt bij consumenten, maar heeft tegelijkertijd met haar werkervaring een brede kijk op de voedingsmiddelenindustrie. Samen met Manon van Eijsden leidt ze Voedingsjungle. De naam is een knipoog naar hun missie: mensen – van consument tot bedrijfsleven- helpen hun weg te vinden in het oerwoud van voedingsadviezen. Michelle is nieuwsgierig, ondernemend en volgt de voedingswetenschap op de voet. En met 3 jonge kinderen weet ze wat voor uitdaging het kan zijn om binnen een druk gezins- en werkleven een gezonde leefstijl na te streven.

Referenties
  1. http://ajcn.nutrition.org/content/early/2017/01/04/ajcn.116.136143
  2. http://www.voedingnu.nl/Nieuws/Dagelijks_peutermelk_minder_tekorten_aan_vitamine_D_en_ijzer-170116103539
  3. http://www.rivm.nl/Onderwerpen/V/Voedselconsumptiepeiling/Overzicht_voedselconsumptiepeilingen/VCP_Jonge_kinderen_2005_2006
  4. https://www.bol.com/nl/p/wat-is-nu-gezond/9200000072181692/?Referrer=ADVNLGOO002008N-G-39342958066-S-18283950120-9200000072181692
  5. http://www.vu.nl/nl/nieuws-agenda/agenda/2017/jan-mrt/07feb_k-mantziki.aspx

Gunilla Boomsma: ‘Had jij goede voornemens, maar heb je ze alweer losgelaten? Met deze tips lukt het alsnog!’

had_jij_goede_voornemens_maar_heb_je_ze_alweer_losgelaten

En.. hoe staat het met de goede voornemens van begin dit jaar? Nog steeds goed bezig? Of zijn ze al losgelaten en vergeten. Zo’n nieuw jaar is voor veel mensen hét moment om slechte gewoontes in te ruilen voor goede. Maar wat heb je nodig om daar in te slagen? En hoe zorg je dat goede gewoontes langer meegaan dan een week?

Nieuwe voornemens? Bereid je voor!

‘Vanaf 1 januari ga ik stoppen met roken’, ‘Ik wil meer bewegen’, ’Ik moet op zoek naar een leukere baan‘ en natuurlijk ook: ‘Ik ga 10 kilo afvallen.’ Zomaar een rijtje voornemens dat je aan het begin van een nieuw jaar kunt horen. Vaak hebben mensen meer dan één goed voornemen. En dat is nog lastiger, want het vergroot nog eens de kans op falen. De belangrijkste stap om te kunnen slagen, is een goede planning. Dus: bereid je goed voor en zorg dat je klaar bent voor die verandering.

Zorg voor voldoende motivatie

Als diëtist krijg ik – vooral in het begin van het jaar – regelmatig mensen op consult die ‘even’ 15 kilo willen afvallen. Heel goed dat ze de eerste stap hebben gezet door naar een diëtist te gaan voor een goed en gedegen voedingsadvies! Daarmee kun je prima afvallen. Maar hoe zit het met de motivatie? Een van de belangrijke aspecten bij het omgooien van eetgedrag is namelijk of je voldoende gemotiveerd bent. Bij gebrek aan motivatie is het vrijwel onmogelijk om al je inspanningen vol te houden en je doel – een aantal kilo’s kwijtraken – te behalen.

Maak een lijstje om gemotiveerd te blijven

De eerste vraag die je jezelf daarom moet stellen als je wil afvallen is: waarom wil ik afvallen? Schrijf alle redenen en wensen op die je te binnen schieten. Van je zelfverzekerder voelen tot het plezier in nieuwe kleren kopen. Zet al je redenen in een lijstje op volgorde van belangrijkheid. Bewaar dit lijstje goed, want als je motivatie je tijdelijk in de steek laat is het handig om daarop terug te vallen. Dan weet je weer waar je het allemaal voor doet.

Subdoelen voor de korte termijn

Goede voornemens hebben is goed, maar het stellen van realistische en haalbare doelen is veel belangrijker! Maak daarom onderscheid tussen een hoofddoel en subdoelen. Je hoofddoel kan zijn om 15 kilo af te vallen. Dit is het lange termijndoel. Om gemotiveerd te blijven, is het verstandig om ook meerdere subdoelen vast te stellen. Die subdoelen moeten concreet zijn en binnen een korte termijn behaald kunnen worden. Bijvoorbeeld dat je volgende maand twee kilo lichter wilt zijn. Leg jezelf kleine regels op om je subdoel – en je uiteindelijke grote doel – te behalen. Zoals: “Ik gebruik geen suiker meer in mijn thee en koffie’ en ‘Ik drink alleen dranken zonder energie”, of “Ik gebruik alleen mager beleg op brood”. Met deze kleine stapjes verander je structureel je gedrag en dat zorgt voor een grotere kans op succes.

Val niet in dezelfde valkuilen

Er zijn altijd valkuilen die je kunt tegenkomen en die je uit het ritme halen van je nieuwe gedrag. Bij ziekte, blessure of drukte op werk, maar ook op vakantie is het moeilijk om jezelf iets op te leggen. Ga bij jezelf na waarom eerdere pogingen mislukten: op welk moment gaf je het op en wat ging daaraan vooraf? Als je je bewust bent van je valkuilen, kun je je daarop voorbereiden. En je weet wat je moet doen om niet terug te vallen in je oude gedrag.

Aan de slag!

Heb je je hoofddoel vastgesteld met realistische tussendoelen? Zit het met je motivatie goed en ben je je bewust van mogelijke valkuilen? Dan ben je er klaar voor en kun je alsnog die goede voornemens oppakken en omzetten in daden. Zet ‘m op!

Tips voor gezond afvallen

Voor wie wil afvallen én gezond wil eten; hieronder vind je een lijstje voedingsmiddelen die dagelijks gewenst zijn. Dit lijstje is niet altijd geschikt voor mensen met allergieën of zieke mensen, omdat zij vaak aangepaste voeding nodig hebben.

Afvallen? Vergeet niet gezond te eten! Dit zijn noodzakelijke dagelijkse voedingsmiddelen:

  • Groente, ja echt, 250-300 gram per dag
  • Fruit! Vers, diepvries of gedroogd, minimaal 200 gram per dag
  • Zuivel en/of zuivelvervangers
  • Vloeibaar en/of zacht (bereidings)vet
  • Onbewerkt vlees en/of vleesvervanger
  • minimaal 15-20 g ongezouten noten
  • Volkorengraanproducten en/of aardappelen
  • Vocht, 2 liter

Ook belangrijk:

  • Varieer wekelijks met (vette) vis en peulvruchten
  • Beweeg 30 tot 60 minuten per dag

En voor het behoud van de planeet:

  • Eet minder vlees
  • Eet vaker plantaardig
  • Verspil geen voeding, koop minder en bewaar verstandig!

gunilla_boomsma_had_jij_goede_voornemens_maar_heb_je_ze_alweer_losgelaten_beeldGunilla is sportdiëtist, en heeft inmiddels 12 jaar haar eigen praktijk “Boomsma Sportdiëtist”  in Haarlem.  Ze heeft ervaring in het begeleiden van een breed scala van (top)sporters. Gunilla is tevens sportdiëtist binnen de KNZB afdeling synchroonzwemmen en bij de A-selectie van voetbalclub AZ. Naast individuele adviezen geeft ze onder meer voedingsworkshops binnen bedrijven, scholen en sportverenigingen. Gunilla heeft een actief topsportverleden in baanatletiek en ze heeft 11 jaar lang deel uitgemaakt van de Nationale langlaufselectie. Momenteel is ze nog steeds actief met hardlopen en wielrennen. 

Manon van Eijsden: ‘Waarom jonge kinderen moeten proeven, proeven en nog eens proeven’

NZO-webshare-08736Lunchtijd. ‘Mam, ik wil graag speculoos op mijn eitje. Mag dat?’ Zoonlief ziet m’n verbijstering en voegt er snel aan toe: ‘Dat is echt heel lekker, hoor.’ Ik denk er het mijne van, maar laat het hem proberen. ‘Ja, heel lekker, dat zei ik toch’. Helaas beweert hij net zo vaak, ook zónder proeven, dat iets niet lekker is. En dat doen wel meer kinderen…

Voorkeur voor zoet

De smaakontwikkeling van kinderen is een lastig proces, misschien nog het meeste voor de ouders. Het vraagt ook meer van hun opvoedkundige vaardigheden dan van hun kookkunsten. Kinderen worden nou eenmaal met een voorkeur voor zoet geboren. Moedermelk is zoet en kunstvoeding daarom ook. Een fruithapje is ook zoet en gaat er dan ook meestal wel in als eerste hapje. Groenten daarentegen…

Groenten: kraak noch smaak

Groenten worden vaak, enkele uitzonderingen daargelaten, bitter of smakeloos gevonden. Dat laatste kwam naar voren in een recent onderzoek van Wageningen Universiteit. De onderzoekers lieten een panel volwassenen 10 soorten groenten proeven: broccoli, prei, bloemkool, ui, wortel, rode paprika, sperziebonen, tomaat, ijsbergsla en komkommer. Het resultaat: alle groenten scoorden laag qua smaak. Of het nu een zoetere of wat bittere groente was.1 Logisch dus dat je daar als baby niet op zit te wachten. Liever lekkere zoete moedermelk of kunstvoeding!

Starten met groenten of fruit?

Als ouder kun je eigenlijk maar één ding doen om je kind groenten en andere ‘niet-lekkere’ dingen te leren eten: laten proeven, proeven en nog eens proeven. En daar op tijd mee beginnen. Uit weer een ander Wagenings onderzoek bleek namelijk dat baby’s die bij een leeftijd van 4 tot 6 maanden startten met alleen groentehapjes, later op 1-jarige leeftijd meer groenten aten dan baby’s die met fruit begonnen.2 Er was in het onderzoek geen verschil tussen de groepen wat betreft het geven van borstvoeding, terwijl borstgevoede kinderen een klein voordeel lijken te hebben ten opzichte van kinderen die met kunstvoeding worden grootgebracht.

Invloed borstvoeding op smaakontwikkeling

Borstgevoede krijgen mogelijk wat smaakvariatie mee met de moedermelk. Amerikaanse onderzoekers lieten een groep moeders die borstvoeding gaven 4 keer per week een groot glas wortelsap drinken en een andere groep voedende moeders niet. Toen de baby’s oud genoeg waren voor een granenpapje – nog voor hun eerste groenten- of fruithapje –  vergeleken de onderzoekers de reactie van alle baby’s op het papje dat was aangemaakt met wortelsap. De baby’s van de wortelsap-drinkende moeders hadden een positievere gezichtsuitdrukking bij het eten van het papje dan de andere baby’s en vonden het ook lekkerder, althans volgens de moeders.3

Nieuwe smaken leren: minstens 10 keer proeven

Maar ook al hebben borstgevoede kinderen misschien een klein voordeel; het leren eten van nieuwe smaken én texturen blijft voor alle kinderen een kwestie van vaak en lang proberen. Daar zijn alle experts het wel over eens. Minstens 10 keer proeven is nodig voordat een kind een smaak heeft geleerd. Dan hoeft hij de smaak nog steeds niet lekker te vinden. Het gaat bij proeven om het mondgevoel; het hapje hoeft niet perse te worden doorgeslikt. Strategieën die helpen om kinderen groenten te laten proeven, zijn het nieuwe eten combineren met een favoriete smaak, op een andere manier klaarmaken of ‘verstoppen’ in een gerecht. Maar uiteindelijk heeft het herhaaldelijk proberen het meeste effect.

Jong geleerd, oud gedaan?

Het lijkt logisch: veel proeven op jonge leeftijd is veel groenten eten op latere leeftijd. Toch is nog niet helemaal duidelijk of bij ‘jong proeven’ het effect beklijft of dat proeven een continu proces is. De onderzoekers van de groentehapjes vonden na 2 jaar geen verschil in het eten van groenten. Ander Wagenings onderzoek laat echter ook zien dat 2- tot 5-jarigen die herhaaldelijk groenten krijgen voorgezet, meer groenten eten.4

Groentenhapjes blijven aanbieden

Je kind groenten leren eten; het blijft een uitdaging. Maar de ouder die begint met groentehapjes rond 4 tot 6 maanden, en groenten blijft aanbieden zonder er een strijd van te maken, hoe moeilijk ook, is in ieder geval goed op weg. En wanneer een kind na 10 keer proeven er nog steeds niets van moet hebben, dan is het ook gewoon accepteren dat hij sommige dingen echt niet lust. Mijn zoontje krijgt elke week wel iets met champignons voorgeschoteld. Die eet hij consequent niet op. Maar ja, een eitje met speculoos lust-ie dan weer wel.

Leestip voor ouders: ‘Groenten en fruit. Help uw kind om ze lekker te vinden’

Manon van Eijsden is voedingskundige en epidemioloog, gespecialiseerd in onderzoek op het gebied van voeding & gezondheid bij kinderen. Samen met Michelle van Roost leidt ze Voedingsjungle. De naam is een knipoog naar hun missie: mensen – van consument tot bedrijfsleven – helpen hun weg te vinden in het oerwoud van voedingsadviezen. De praktische vertaling van de wetenschap staat bij Manon voorop. Want als moeder van 2 jonge kinderen kent ze zelf ook de uitdagingen die bij gezond (op)voeden horen.

Bronnen:

  1. Van Stokkom et al., Taste intensities of ten vegetables commonly consumed in the Netherlands. Food Research International 2016;87:34-41
  2. Barends et al., Effects of starting weaning exclusively with vegetables on vegetable intake at the age of 12 and 23 months. Appetite 2014;81:193-199
  3. Menella et al., Prenatal and postnatal flavor learning by human infants. Pediatrics 2001; 107(6): E88.
  4. De Wild. Children and vegetables: strategies to increase children’s liking and intake of vegetables. Thesis, 2015 (http://edepot.wur.nl/359774)

Yneke Kootstra: Waarom kaas kokos verdringt van de superfoodlijst 2017

yneke_kootstra_waarom_kaas_kokos_verdringt_van_de_superfoodlijst_2017Walter Willett, een van de bekendste voedingswetenschappers, bekende ooit dat hij een ‘guilty pleasure’ had. Niet voor friet, chocola of hamburgers maar voor kaas mocht je hem wakker maken. Dat schreef hij zo’n tien jaar geleden, toen verzadigd vet nog echt slecht was.

Tien jaar geleden…

Alle richtlijnen van de internationale voedingscentra waren er toen op gericht om ons minder verzadigd vet te laten eten. Dat doen ze nog steeds, maar inmiddels weet zelfs de Gezondheidsraad niet goed aan te geven of volle melk nou echt slechter is dan halfvolle melk. Want het ene verzadigde vet is tegenwoordig het andere niet en de context van het vet speelt ook mee: verzadigd vet in zuivel lijkt minder slecht dan verzadigd vet in vlees.

Dan maar 30+ kaas?

Op de site van het Voedingscentrum blijft kaas in de vetdiscussie een beetje een ‘weifelproduct’. Kaas bevat belangrijke voedingsstoffen zoals calcium, vitamine A, B12, B2, magnesium en nog veel meer. Maar ook dat ‘vreselijke’ verzadigde vet, en zout. Het Voedingscentrum adviseert dan ook magere kaas met minder zout. Ik betwijfel of we Willett voor een blokje 30+ met minder zout wakker mogen maken. Mij kun je in ieder geval laten slapen. Ik heb liever een kleiner stukje kaas dan dat ik op smaak en mondgevoel ga inleveren. Zachte romige brie, pittige gorgonzola of brokkelige harde oude kaas; ik vind het allemaal heerlijk.

Gunstige stofjes in kaas

Onlangs las ik in twee studies dat in kaas, naast alle vitaminen en mineralen, nog meer voordeligs zit. Kaas bevat namelijk ook het stofje spermidine. Dat stofje bezorgde onderzoekers een mooie kop boven hun artikel in het wetenschappelijk tijdschrift Nature: ‘Spermidine verlengt het leven en beschermt het hart’. Dit was alleen onderzocht bij muizen die geen kaas kregen maar spermidine in hun drinkwater. Zoiets zegt dus heel weinig. Behalve dat het desbetreffende stofje in kaas eerder positieve dan negatieve effecten lijkt te hebben. Geen echte ‘Go’ voor kaas, maar toch.

Toch een superfood

Die ‘Go’ gaven wetenschappers uit Maastricht echter wél. In kaas zit zoveel vitamine K dat zij een aanbeveling doen van een ons kaas per dag. Honderd gram! Want naast een functie in de bloedstolling zien ze dat vitamine K ook een positief effect heeft op botgezondheid. Natuurlijk kunnen we ook natto (Japans gefermenteerd product) en veel groene groenten eten voor vitamine K. Of bonen voor spermidine. Maar wedden dat kaas in 2017 niet alleen een imago-boost krijgt maar ook kokos verdringt in de superfoodranglijsten?

yneke_kootstraYneke Kootstra is voedingskundige (Wageningen Universiteit) en docent en mede-oprichter van de Academie voor Leefstijl en Gezondheid. Ze schreef diverse boeken en columns en artikelen over lifestyle en is bekend van het SBS6-programma De Afvallers XXL en een column in Vrouw (Telegraaf). Daarnaast begeleidt ze duursporters en coacht ze mensen naar een gezondere leefstijl in haar praktijk in Amerongen. Zelf is ze een fanatieke mountainbikester.