‘Verdiep je in de cultuur en eetgewoonten van Turkse cliënten’

Gülsah Kayar heeft Turkse roots en behandelt in haar diëtistenpraktijk in Enschede voornamelijk mensen met een Turks voedingspatroon. Ze is de oprichter van de website www.turksedietist.nl.

Tekst: Ir. Angela Severs (Scriptum)

Waarom ben je de website www.turksedietist.nl gestart?

‘In de praktijk merkte ik dat er weinig voorlichtingsmateriaal en gezonde recepten beschikbaar zijn voor mensen met een Turks voedingspatroon. Het voorlichtingsmateriaal bevat meestal teveel tekst en adviezen sluiten vaak niet aan bij de Turkse eetcultuur. Ik heb samen met 5 andere diëtisten met Turkse roots de krachten gebundeld. Op www.turksedietist.nl delen we Turkse recepten, geven we in blogs informatie over de Turkse cultuur en kunnen professionals Turks voorlichtingsmateriaal bestellen.’

Welk Turks voorlichtingsmateriaal hebben jullie ontwikkeld?

‘Op dit moment hebben we een energiebeperkt Turks weekmenu, met 7 dagmenu’s zowel in de Turkse als Nederlandse taal. Verder hebben we een gratis download met een diabetesdagmenu, inclusief recept en vertaling. We zijn nu bezig dat uit te breiden tot een diabetesweekmenu en daarna willen we een Turks FODMAP-dieet ontwikkelen.’

Heb je tips voor collega’s die Turkse cliënten behandelen?

‘Verdiep je in de Turkse cultuur en eetgewoontes en durf vragen te stellen als je iets niet kent. Met doorvragen toon je interesse en voelen mensen zich beter begrepen. Zorg daarbij voor een open houding zonder vooroordelen en een ontspannen sfeer. Wat ik zelf ook vaak doe: laat mensen foto’s maken van alles wat ze gedurende 2 of 3 dagen eten en drinken. Als je die foto’s dan bespreekt tijdens het consult heb je meteen plaatjes om over te praten en kun je ook de portiegrootte inschatten. Voor dat laatste is overigens ook het portiegrootteboek (zie kader, red.) handig. Voor mensen die moeilijk Nederlands spreken, is het gemakkelijker om iets aan te wijzen dan om het te vertellen.’

Lees ook het artikel over voedingsadvies op maat.

Portiegrootteboek
Dit boek bevat foto’s van portiegroottes van ruim 60 voedingsmiddelen, warme maaltijden, snacks en beleg. Telkens zijn 6 portiegroottes in beeld gebracht. Door je cliënt de portiegrootte te laten aanwijzen, kun je een goede inschatting maken van de voedingsinname. Van elke portiegrootte kun je het gewicht en de voedingswaarde opzoeken. Het boek is van de Vlaamse diëtist Trees Peersman, kost 39 euro (34 euro voor leden van de NVD en DCN) en is te bestellen via www.portiegrootteboek.nl.

‘Wees alert op laaggeletterdheid bij je cliënten’

Magda Bonte van diëtistenpraktijk “Diëtist in Den Haag” is betrokken bij “Voel je goed!”, een programma van Stichting Lezen & Schrijven voor laaggeletterden die willen werken aan een gezonder gewicht. Inmiddels heeft ze bijna 20 mensen binnen dit programma begeleid.

Tekst: Ir. Angela Severs (Scriptum)

Wat houdt het “Voel je goed!”-programma in?

‘“Voel je goed!” is een combinatie van individuele begeleiding door een diëtist en 20 groepslessen gezondheidsvaardigheden die gegeven worden door een getrainde vrijwilliger. Een van de lessen is een supermarktrondleiding door de diëtist. De andere lessen gaan over voeding en beweging en er is ook aandacht voor motivatie en omgaan met verleidingen.’

Wat zijn de resultaten?

‘Daar is net onderzoek naar gedaan onder 192 deelnemers: 90 procent vindt de lessen interessant, duidelijk en leuk. De deelnemers zijn gemiddeld 2,8 kg afgevallen, voelen zich gezonder, eten meer fruit, ervaren verbeterde gezondheidsvaardigheden en kunnen beter opschrijven wat ze bedoelen. De resultaten zijn zo positief, dat het project nu al landelijk wordt uitgerold in ruim 25 gemeenten.’

Heb je tips voor andere diëtisten?

‘Wees alert op laaggeletterdheid bij je cliënten. De e-learning “Aanpak van laaggeletterdheid” (zie kader, red.) kan daarbij helpen. Voordat ik met dit project in aanraking kwam, had er zelf ook niet veel oog voor. Dat 1 op de 6 Nederlanders moeite heeft met lezen, besefte ik niet. Tegenwoordig vraag ik in de anamnese altijd het opleidingsniveau na. Als dat MBO of lager is, vraag ik cliënten om de Taalverkenner (zie kader, red.) in te vullen. Ik zeg er dan bij dat dit nodig is om mijn adviezen zoveel mogelijk bij de cliënt te laten aansluiten. Toch ervaar ik wel een barrière om het te vragen, want het onderwerp ligt gevoelig en mensen vinden het lastig om voor hun laaggeletterdheid uit te komen. Maar als het eenmaal is uitgesproken, voelen ze zich ook vaak opgelucht.’

Laaggeletterdheid herkennen
Laaggeletterden kunnen hun probleem goed verbergen en gebruiken excuses om onder het lezen en schrijven uit te komen, zoals ‘Ik heb mijn bril niet bij me’ of ‘Dat formulier vul ik thuis wel in’. Met de e-learning “Aanpak van laaggeletterdheid” van Stichting Lezen & Schrijven leer je laaggeletterden herkennen. De e-learning is gratis, duurt ongeveer 45 minuten en wordt afgesloten met een toets van 20 vragen. Meer informatie: www.lezenenschrijven.nl/over-laaggeletterdheid/feiten-cijfers/laaggeletterdheid-herkennen.

Taalverkenner

Met de Taalverkenner van Stichting Lezen & Schrijven kun je binnen enkele minuten vaststellen of iemand moeite heeft met lezen. Het bestaat uit een korte leestekst met 6 vragen, waarvan de cliënt zelf de antwoorden moet opschrijven. Er bestaat een speciale gezondheidsversie. Meer informatie: www.lezenenschrijven.nl/hulp-bij-scholing/taalverkenner.

‘Bij asielzoekers is het stukken lastiger om resultaat te boeken’

Tonie van der Walle van diëtistenpraktijk Previtas dieet- en leefstijladvies krijgt regelmatig cliënten doorverwezen van het asielzoekerscentrum in Ter Apel. In de afgelopen jaren heeft ze circa 50 asielzoekers begeleid, waarvan de meesten afkomstig zijn uit Syrië.

Tekst: Ir. Angela Severs (Scriptum)

Tegen welke problemen loop je aan bij deze doelgroep?

‘De taalbarrière maakt communicatie lastig. Gelukkig biedt de “tolkentelefoon” uitkomst (zie kader, red.). Op de doorverwijzing van het gezondheidscentrum staat welke taal de cliënt spreekt. Tijdens het consult bel ik de tolkentelefoon en zet ik die op de speaker. Over het algemeen werkt dat heel goed. Zo’n tolk heeft meestal dezelfde achtergrond als de cliënt en kan mij dan ook uitleg geven over bijvoorbeeld gerechten die ik niet ken. Het interpreteren van de non-verbale communicatie is vaak wel lastiger bij het communiceren via een tolk. Laatst kwam iemand wat bozig over, maar bleek dat helemaal niet uit de vertaling.’

Bereik je voldoende effect bij deze groep?

‘De ene keer daalt het gewicht of verbeteren bloedglucosewaarden bij diabetes. Maar andere keren loop ik vast en lukt het cliënten niet om mijn adviezen op te pakken. Ik kom er niet altijd achter waar dat aan ligt. Asielzoekers hebben veel meegemaakt en zitten vaak in onzekerheid of ze wel in Nederland mogen blijven. Dat levert spanning op en kan het stukken lastiger voor ze maken om leefstijlaanpassingen te doen.’

Heb je tips voor collega-diëtisten?

‘Bij de meeste asielzoekerscentra is de diëtist nog niet in beeld. Woon je in de buurt van een asielzoekerscentrum? Ga dan eens langs om kennis te maken. Het kan je veel verwijzingen opleveren. En als je een asielzoeker op consult krijgt, zorg dan voor begrijpelijke informatie met veel beeld of alleen korte woorden die een tolk kan vertalen. Verdiep je in het eetpatroon en zorg dat je daar met je adviezen bij aansluit.’

Tolkentelefoon

De Tolkentelefoon van Tolk- en Vertaalcentrum Nederland is 24 uur per dag, 7 dagen per week bereikbaar via tel 088 255 52 22. Meestal krijg je binnen 1 minuut een tolk met de gewenste taal aan de lijn. Wil je daar zeker van zijn, dan kun je ook online een tolk reserveren op www.tvcn.nl. De kosten kunnen worden vergoed op het zorgverzekeringsnummer van de cliënt.

Tolkentelefoon
De Tolkentelefoon van Tolk- en Vertaalcentrum Nederland is 24 uur per dag, 7 dagen per week bereikbaar via tel 088 255 52 22. Meestal krijg je binnen 1 minuut een tolk met de gewenste taal aan de lijn. Wil je daar zeker van zijn, dan kun je ook online een tolk reserveren op www.tvcn.nl. De kosten kunnen worden vergoed op het zorgverzekeringsnummer van de cliënt.

Gezocht: voedingsadvies op maat

Overgewicht en gezondheidsproblemen zoals diabetes type 2 komen gemiddeld vaker voor bij mensen met een lage opleiding, een laag inkomen of een andere cultuur. Maar de groep is lastig om te bereiken met voedings- en leefstijladvies. Gelukkig zijn er steeds meer gezondheidsinitiatieven die deze mensen helpen een gezondere leefstijl aan te leren. 

Tekst: Ir. Angela Severs (Scriptum)

In Nederland is sprake van grote gezondheidsverschillen tussen mensen met een lage en hoge SES. Mensen met een lage SES hebben vaker een ongezonde leefstijl: ze eten ongezonder, bewegen minder en roken meer (zie kader).1 Alleen wat alcohol betreft doen lager opgeleiden het iets beter dan hoger opgeleiden.2 De ongezonde leefstijl eist zijn tol: mensen met een lage SES hebben veel vaker overgewicht, obesitas en diabetes type 2. De verschillen in levensverwachting zijn groot: mensen met een lage SES overlijden 7 jaar eerder en voelen zichzelf 18 jaar langer ongezond dan mensen met een hoge SES.1 Er is dus veel gezondheidswinst te behalen bij mensen met een lage SES. Het terugdringen van de gezondheidsverschillen staat hoog op de politieke agenda en is dan ook opgenomen in het Nationaal Preventieakkoord.3

Financiële problemen en minder ‘gezondheidsvaardig’

Het verbeteren van de eigen gezondheid en leefstijl heeft bij mensen met een lage SES vaak niet de eerste prioriteit. De gezondheidsproblemen staan bij deze groep meestal niet op zichzelf. Ze maken onderdeel uit van een bredere problematiek, zoals werkeloosheid, armoede, eenzaamheid en schulden. Financiële omstandigheden spelen dus zeker een rol. Lid worden van een sportvereniging, een sportuitrusting kopen of meer fruit eten; het kost allemaal geld. Voor deze groep is het daarom belangrijk om laagdrempelige ondersteuning te krijgen in de buurt en dat er aandacht wordt gegeven aan de achterliggende problemen.3 Een andere reden dat gezondheid bij mensen met een lage SES geen prioriteit heeft, is dat ze over minder gezondheidsvaardigheden beschikken.4 Ze hebben minder kennis over gezond gedrag en meer moeite om er informatie over te vinden en deze te begrijpen. Onderzoek laat zien dat ruim één op de drie volwassenen in Nederland beperkt ‘gezondheidsvaardig’ is.6 Een gebrek aan basisvaardigheden als lezen en schrijven speelt hierbij een belangrijke rol. Laaggeletterdheid is een onderschat probleem in Nederland; het komt voor bij 18 procent van de bevolking.6

Advies op maat en lokaal

Een algemene aanpak voor de gemiddelde cliënt werkt bij mensen met een lage SES vaak niet. Daarom is het geven van advies op maat aan deze doelgroep zo belangrijk, maar ook een hele uitdaging. Denk aan taalbarrières, cultuurverschillen en het feit dat ze minder gezondheidsvaardig zijn. Gelukkig is er steeds meer aandacht voor de problemen in deze groep en richt een groeiend aantal gezondheidsinitiatieven zich op deze mensen (zie kader). Het aanbod is vaak lokaal en versnipperd. Diëtisten kunnen kijken bij welke initiatieven in de omgeving ze zich kunnen aansluiten. Ze hoeven het wiel dus niet opnieuw uit te vinden, maar moeten wel enige moeite doen om geschikte initiatieven of materialen te vinden.


Gezondheidsinitiatieven gericht op mensen met een lage SES7,8

B.Slim beweeg meer.eet gezond

Wijkgericht programma van GGD regio Utrecht tegen overgewicht bij kinderen (tot 18 jaar) met een lage SES of niet-westerse achtergrond.

Gezond kopen, gezond koken

Voorlichtingsbijeenkomsten van GGD Amsterdam waarin vrouwen met een lage SES en/of een niet-westerse achtergrond van onder andere een diëtist leren om gezondere voedingsmiddelen te kiezen en overconsumptie tegen te gaan.

Goedkope Gezonde Voeding

Cursus van 2 bijeenkomsten waarin deelnemers leren hoe ze met een beperkt budget toch gezonde voeding kunnen kopen. De cursus wordt gegeven door diëtisten. Initiatief van onder andere de GGD Zuid-Limburg en inmiddels landelijk beschikbaar.

Ik heb diabetes, wat kan ik doen

Interventie van Pharos gericht op laagopgeleide mensen met diabetes type 2 die in de eerste lijn onder behandeling zijn. Professionals krijgen een training ter ondersteuning van hun diabetesconsult en er is voorlichtingsmateriaal beschikbaar (ook in het Arabisch). Doel is het bevorderen van zelfmanagement.

Mijn Positieve Gezondheid voor laaggeletterden

Online en papieren tool die mensen laat nadenken over de eigen gezondheid. De aangepaste versie voor laaggeletterden (‘Eenvoudig’) heeft een aangepast taalniveau en gebruikt symbolen om gevoelens uit te drukken.

Moskeedagen

Lokaal interactief programma in de moskee georganiseerd door huisartsen, meestal vlak voor de Ramadan. Voorlichters geven informatie over gezonde voeding en over het gezond deelnemen aan de Ramadan voor mensen met diabetes. Daarnaast kan onder andere de bloeddruk worden gemeten.

SamenWel!

SamenWel! is een online platform van GGD Gelderland-Zuid over gezond leven. Leuke filmpjes bieden informatie over sociale activiteiten op dit gebied, met zoveel mogelijk beelden in plaats van tekst.

Voel je goed!

Programma van Stichting Lezen en Schrijven gericht op laaggeletterden, waarbij een diëtist voedings- en beweegadvies geeft, gecombineerd met begeleiding door een vrijwilliger die helpt bij het duurzaam veranderen van de leefstijl (zie interview).

Zwangerschapsdiabetes & dagelijkse kost

Videoserie over zwangerschapsdiabetes gemaakt door een diëtist, waarin alles mondeling en met beeld wordt uitgelegd. Ook beschikbaar in het Marokkaans en Turks.

Meer initiatieven zien? Kijk op www.loketgezondleven.nl.

GLI voor mensen met een lage SES
Vanaf januari 2019 worden erkende Gecombineerde Leefstijl Interventies (GLI) voor mensen met een gezondheidsrisico door overgewicht vergoed vanuit de basisverzekering. De drie GLI’s die op dit moment erkend zijn – CooL, Slimmer en BeweegKuur – zijn niet specifiek ontwikkeld voor mensen met een lage SES. Het is de vraag of deze GLI’s ook voor hen effectief zijn. Onderzoekers van Wageningen University & Research hebben onlangs onderzoek gedaan naar ervaringen met een (nog) niet erkende GLI in Arnhem die zich richt op mensen met een lage SES.9 Hun conclusie is dat voor deze doelgroep een langere, intensieve begeleiding door een leefstijlcoach gewenst is. Een leefstijlcoach in dienst van de gemeente heeft daarbij de voorkeur. Dat zorgt voor korte lijnen met andere afdelingen en organisaties binnen de gemeente, zodat mensen ook geholpen kunnen worden bij andere problemen, zoals armoede, schulden en werkeloosheid. Verder raden de onderzoekers aan om de financiële drempels voor het beweegdeel van de GLI zo laag mogelijk te houden. In Arnhem wordt bewegen de eerste drie maanden door de gemeente vergoed en daarna kunnen de deelnemers tegen een gereduceerd tarief sporten.

Post-hbo training “Dieetbegeleiding bij migranten”

Wil je niet-westerse migranten effectiever adviseren en begeleiden? Schrijf je dan in voor de post-hbo training “Dieetbegeleiding bij migranten” van Hogeschool Arnhem en Nijmegen (HAN). Deze training duurt 2,5 dagen en is ontwikkeld op basis van promotieonderzoek naar cultuursensitieve dieetadvisering. Kijk op de website van de HAN voor de startdatum.


Lees ook de tips van diëtisten die wel contact maken én resultaten behalen


Referenties

  1. Volksgezondheid Toekomst Verkenning (VTV) 2018. RIVM, 2018
  2. Voedselconsumptiepeiling 2012-2016, RIVM, wateetnederland.nl, geraadpleegd op 24 september 2019
  3. Nationaal Preventieakkoord. Naar een gezonder Nederland. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, november 2018
  4. André S, Kraaykamp G, Meuleman R (2018) Een (on)gezonde leefstijl. Opleiding als scheidslijn. 10 juli 2018, ISBN 978 90 377 0879 0
  5. info, geraadpleegd op 24 september 2019
  6. Martens M & Daalder N (2019) Voel je goed! Eindrapportage van een effect- en procesevaluatie. Haarlem: ResCon
  7. Mommers I, Olsthoorn S, Emonts S (2019) Bevorderen van een gezond voedingspatroon bij mensen met een lage Sociaal Economische Positie. Aanknopingspunten voor gezondheidswinst. Diagnose Voeding & Gezondheid
  8. nl, RIVM, geraadpleegd op 24 september 2019
  9. Mulderij L, Verkooijen K, Wagemakers A (2019) Gecombineerde leefstijlinterventies voor mensen met een lage SES? Tijdschr. Gezondheidswet. 97:9-10

Extra eiwit voorkomt verlies spiermassa bij afvallen met leefstijlinterventie

Een intensieve leefstijlinterventie met extra eiwitinname kan zorgen voor behoud van spiermassa tijdens afvallen. Dat blijkt uit de PROBE-studie waarvan docent-onderzoeker en bewegingswetenschapper Robert Memelink van Hogeschool van Amsterdam de resultaten presenteerde bij het Jaarcongres van de Nederlandse Vereniging van Diëtisten (NVD). De resultaten zijn zo veelbelovend, dat de interventie al wordt geïmplementeerd bij diëtistenpraktijken van Dietheek.

Tekst: Angela Severs

‘Voor ouderen met obesitas en diabetes type 2 is vetverlies belangrijk, maar behoud van spiermassa is misschien wel net zo belangrijk’, vertelde Memelink tijdens een van de  workshops bij het Jaarcongres Leefstijl van de NVD op 5 november in Amersfoort. Memelink heeft bij de Hogeschool van Amsterdam de PROBE-studie uitgevoerd; een gerandomiseerde studie (RCT) onder 123 ouderen met obesitas en (pre)diabetes. Op basis van die studie concludeert hij: ‘Als je ouderen extra eiwit geeft, is behoud van spiermassa mogelijk bij afvallen.’ In de PROBE-studie volgden 123 mensen tussen 55 en 85 jaar met obesitas en diabetes type 2 of prediabetes gedurende 3 maanden een leefstijlinterventie. Deze bestond uit een energiebeperkt dieet (-600 kcal/dag), 6 individuele en 6 groepssessies onder leiding van een diëtist en 3 keer per week onder begeleiding sporten in groepsverband. Memelink: ‘Het is een pittig beweegprogramma, bestaande uit krachttraining en high intensity interval training op een fietsergometer.’ De helft van de deelnemers kreeg daarnaast 10 keer per week (bij het ontbijt en na elke training) een wei-eiwitdrank met 21 gram eiwit. De andere helft kreeg een placebo-drank zonder eiwit.

De helft van de deelnemers kreeg – naast het beweegprogramma – 10 keer per week een wei-eiwitdrank met 21 gram eiwit

Gunstige combinatie van fysieke training en hoog-eiwit dieet

De eiwitinname in de groep die extra eiwit kreeg, bleek gemiddeld 1,15 g/kg lichaamsgewicht/dag, tegenover 0,82 in de controlegroep. Na 3 maanden bleken de deelnemers gemiddeld 2,7 kg te zijn afgevallen. Er was geen verschil in gewichtsverlies tussen beide groepen, maar uit DXA-scans kwamen wel verschillen in lichaamssamenstelling naar voren. Memelink: ‘De controlegroep behield weliswaar spiermassa in de armen en benen, maar de totale spiermassa was wel afgenomen. In de eiwitgroep waren zowel de spiermassa in armen en benen als de totale spiermassa toegenomen.’ Daarnaast verbeterde ook de insulinegevoeligheid bij beide groepen. Memelink: ‘Het nuchter bloedglucose en de HbAc1 was gedaald en 28% van de deelnemers had minder diabetesmedicatie nodig.’

Ook effecten op lange termijn

Hoewel de interventie slechts kort was, blijkt het wel langer door te werken. Het vetverlies was 6 maanden na de interventie nog grotendeels behouden, veel deelnemers zijn blijven trainen en voelen zich veel fitter. Bij een groot deel van de deelnemers heeft de leefstijlinterventie geleid tot een blijvende gedragsverandering na 2-4 jaar, zo blijkt uit navraag onder 50 deelnemers. Memelink: ‘Het lijkt wel of het kwartje is gevallen. Na 2-4 jaar heeft 78% het eetgedrag nog steeds positief veranderd en 60% het beweeggedrag. Het lijkt erop dat de intensieve start van deze interventie werkt om een grote slag te slaan.’

Bij een groot deel van de deelnemers heeft de leefstijlinterventie geleid tot een blijvende gedragsverandering na 2-4 jaar

Nieuwe Gecombineerde Leefstijl Interventie (GLI): 2DO

Ondanks de gunstige resultaten is het toch niet gelukt om deze interventie goedgekeurd te krijgen als erkende Gecombineerde Leefstijl Interventie (GLI) door het Loket Gezond Leven. Memelink: ‘De voorwaarde voor erkenning van een GLI is dat mensen 2 jaar begeleid worden en dat was bij PROBE niet het geval. Daarom gaan we de 3 maanden intensieve begeleiding nu uitbreiden met een behandelfase en een onderhoudsfase tot een traject dat wel 2 jaar duurt. De leefstijlinterventie GLI 2DO wordt momenteel geïmplementeerd bij diëtistenpraktijken van Dietheek en de resultaten zullen over 2,5 à 3 jaar beschikbaar zijn.’

Nieuwe controversiële richtlijn: minder vlees eten niet nodig

Een groep wetenschappers heeft een nieuwe richtlijn uitgebracht waarin staat dat het niet nodig is om minder onbewerkt rood vlees en bewerkt vlees te eten. Dit druist in tegen de bestaande richtlijnen en heeft dan ook voor veel opschudding gezorgd. Waar is de nieuwe richtlijn op gebaseerd en hoe is deze tot stand gekomen?

Tekst: Rob van Berkel

De werkgroep NutriRECS (Nutritional Recommendations and accessible Evidence summaries Composed of Systematic reviews) heeft onlangs een nieuwe richtlijn uitgebracht in het tijdschrift ‘Annals of Internal Medicine’. In deze richtlijn staat dat het niet nodig is om de consumptie van onbewerkt rood vlees en bewerkt vlees te verminderen.1 De werkgroep NutriRECS heeft verschillende aspecten onderzocht om tot de richtlijn te komen. De invloed van vlees op het milieu en dierenwelzijn hebben ze daarbij niet meegenomen.

Bestaande adviezen over rood vlees

Het mondiale advies is om de consumptie van rood en bewerkt vlees te beperken. In Nederland is bijvoorbeeld het advies van de Gezondheidsraad: “Beperk de consumptie van rood vlees en met name bewerkt vlees”.2 Aanleiding daarvoor zijn de verhoogde gezondheidsrisico’s die zijn gevonden:

  • Totaal rood vlees per 100-120 gram/dag

Beroerte (+10%), diabetes type II (+15%), darmkanker (+10%), longkanker (+20%)

  • Onbewerkt rood vlees per 100-120 gram/dag

Beroerte (+10%), diabetes type II (+15%)

  • Bewerkt vlees per 50 gram/dag

Beroerte (+10%), diabetes type II (+20%), darmkanker (+15%)

Het Voedingscentrum heeft dit naar de consument toe vertaald met: “Het advies is om niet meer dan 500 gram vlees per week te eten, waarvan maximaal 300 gram rood vlees.” en “Vanwege de negatieve effecten op de gezondheid geldt het advies niet te vaak vleeswaren, bewerkt vlees en vette vleessoorten te eten.”3 Volwassenen in Nederland eten nu gemiddeld 532 gram rood vlees (bewerkt + onbewerkt) en 330 gram bewerkt vlees (rood + wit) per week.4 Het Voedingscentrum adviseert daarom om minder rood en bewerkt vlees te eten.3

Systematic reviews

Om te achterhalen wat het risico is van de consumptie van onbewerkt rood vlees en bewerkt vlees op hart- en vaatziekten, diabetes type II en kanker heeft de werkgroep een serie systematic reviews uitgevoerd (vaak met meta-analyse). Daarbij is gekeken naar de gezondheidsvoordelen wanneer de vleesconsumptie met drie porties per week (circa 500 gram) zou worden verminderd. Dat aantal van drie porties hebben ze gebaseerd op de gemiddelde consumptie van 2 tot 4 porties rood vlees (bewerkt + onbewerkt) en bewerkt vlees (rood + wit) per week in Noord-Amerika en West-Europa. De sterkte van het bewijs is beoordeeld aan de hand van de GRADE-methode (Grades of Recommendation, Assessment, Development and Evaluation). Een afzonderlijke systematic review is uitgevoerd om te achterhalen welke beweegredenen mensen hadden om vlees te eten en hoe groot hun bereidheid was om voor de gezondheid minder vlees te gaan eten.

Oorzakelijk verband

Resultaten uit cohortstudies hoeven niet te wijzen op een oorzakelijk verband. Om daar toch iets meer over te kunnen zeggen heeft de werkgroep twee verschillende soorten studies met elkaar vergeleken. Daarbij werden cohortstudies die gericht waren op de consumptie van rood en bewerkt vlees vergeleken met cohortstudies die keken naar voedingspatronen met een gevarieerde consumptie van rood en bewerkt vlees. De hypothese was dat wanneer er daadwerkelijk sprake zou zijn van een oorzakelijk verband tussen de consumptie van rood en bewerkt vlees en de gezondheid, er een sterkere associaties zou moeten zijn in de cohortstudies die specifiek gericht waren op de consumptie van rood en bewerkt vlees. Om uiteindelijk tot een richtlijn te komen heeft een panel bestaande uit elf deskundigen (met verschillende expertises) en drie consumenten een zogenaamd GRADE Evidence to Decision (EtD) framework ingevuld. In dit formulier werden de bevindingen op een gestructureerde manier samengevat. Meegenomen zijn de resultaten uit de systematic reviews, maar ook de acceptatie, bereidheid en haalbaarheid om de vleesconsumptie te verminderen.

Resultaten

De meta-analyses met cohortstudies laten op verschillende uitkomstmaten verlaagde gezondheidsrisico’s zien wanneer minder onbewerkt rood vlees en minder bewerkt vlees werd gegeten (zie tabellen 1, 2, 3 en 4). De sterkte van het bewijs – volgens de GRADE-methode – werd als zwak tot zeer zwak beoordeeld (onder andere door de observationele opzet). Vervolgens werd gekeken of er sprake was van een oorzakelijk verband. De gezondheidsrisico’s bleken kleiner te zijn in cohortstudies die specifiek gericht waren op de consumptie van onbewerkt rood vlees en bewerkt vlees dan in cohortstudies die gericht waren op voedingspatronen. Op basis hiervan oordeelde de Werkgroep dat een oorzakelijk verband onwaarschijnlijk is.

Tabel 1: Significante associaties betreft de inname van onbewerkt rood vlees (vermindering van 3 porties per week) en het risico op hart- en vaatziekten en diabetes type II.

 

Tabel 2: Significante associaties betreft de inname van onbewerkt rood vlees (vermindering van 3 porties per week) en het risico op overlijden aan kanker.

 

Tabel 3: Significante associaties betreft de inname van bewerkt vlees (vermindering van 3 porties per week) en het risico op hart- en vaatziekten en diabetes type II.

 

Tabel 4: Significante associaties betreft de inname van bewerkt vlees (vermindering van 3 porties per week) en het risico op kanker. *geen lineair verband.

Perceptie omnivoor

Uit één van de systematic reviews kwam naar voren dat vlees door omnivoren als een essentieel onderdeel van een gezond voedingspatroon wordt beschouwd. Deze groep consumenten geniet van vlees, vindt dat het deel uitmaakt van hun tradities en denkt dat ze de kennis en vaardigheden missen om een ​​gezonde maaltijd zonder vlees op tafel te zetten. De bereidheid bij deze omnivoren om vanuit gezondheidsredenen de consumptie van vlees te verminderen bleek over het algemeen klein te zijn.

De nieuwe richtlijn

Op basis van al deze analyses kwam de NutriRECS-werkgroep tot de richtlijn dat het niet nodig is om de consumptie van onbewerkt rood vlees en bewerkt vlees te veranderen. Wel benoemen ze de aanbeveling als zijnde zwak, met weinig zekerheid. De richtlijn kwam ook niet unaniem tot stand; van de veertien panelleden stemden er elf voor. De overige drie stemden voor een (zwakke) aanbeveling om de consumptie van onbewerkt rood vlees en bewerkt vlees te verminderen.

Controverse

De nieuwe richtlijn druist in tegen bestaande richtlijnen voor de consumptie van vlees. De NutriRECS-werkgroep geeft hiervoor drie verklaringen. Volgens de werkgroep hebben bestaande richtlijnen:

  1. geen gebruik gemaakt van de GRADE-methode;
  2. niet gekeken naar de absolute risicoreductie;
  3. weinig of geen aandacht besteed aan de bereidheid van mensen om voor de gezondheid minder vlees te gaan eten.

De NutriRECS-werkgroep achtte de absolute risicoreductie te klein en de motivatie van mensen om minder vlees te eten te laag

De NutriRECS-werkgroep vonden weliswaar dat de consumptie van onbewerkt rood vlees en bewerkt vlees is geassocieerd met verhoogde risico’s op hart- en vaatziekten, diabetes type II en kanker, maar vonden dit bewijs echter te zwak. Daarnaast achtte de werkgroep de absolute risicoreductie te klein en ook de motivatie van mensen om minder vlees te eten te laag om in de nieuwe richtlijn aan te bevelen dat de consumptie van vlees verminderd zou moeten worden.

Kritiek True Health Initiative

Verschillende organisaties zoals het Voedingscentrum en het Wereld Kanker Onderzoek Fonds (WCRF) hebben kritiek op de nieuwe richtlijn. Zij benadrukken dat het belangrijk is om bestaande richtlijnen te volgen. Een internationale coalitie van voedingswetenschappers – True Health Initiative – heeft het tijdschrift zelfs gevraagd om de publicatie terug te trekken, omdat deze potentieel schadelijk is voor de volksgezondheid.5 Volgens True Health Initiative laten de meta-analyses duidelijk verschillende significante verlaagde gezondheidsrisico’s zien wanneer minder onbewerkt rood vlees en bewerkt vlees wordt gegeten. Dat het bewijs daarvoor zwak tot zeer zwak is, doet hier volgens hen niets aan af.

Bewijssterkte

De Werkgroep ontving ook kritiek op de aanbeveling omdat een aantal relevante studies niet is meegenomen en omdat de GRADE-methode niet geschikt zou zijn om bewijssterkte te beoordelen. De GRADE-methode is ontwikkeld voor gerandomiseerde (medicijn)studies waar ze het hoogste niveau van bewijskracht leveren. In Nederland hanteert men bij de Richtlijnen goede voeding van de Gezondheidsraad de regel dat bij afwezigheid van gerandomiseerde studies ook goede cohortstudies de hoogste bewijskracht kunnen leveren. In dat geval wordt gesproken van ‘verbanden’ in plaats van ‘effecten’.

Discussiepunten

Wat betreft de nieuwe richtlijn is er discussie over de vraag of de motivatie en bereidheid van mensen om minder vlees te gaan eten, moet worden meegewogen bij het maken van een richtlijn. Daarnaast is er kritiek op het uitgangspunt van de richtlijn dat de gemiddelde consumptie van rood en bewerkt vlees drie porties per week (circa 500 gram) is. Met deze gemiddelde consumptie voldoe je aan veel bestaande richtlijnen en is het niet nodig om de vleesconsumptie te verminderen. Er is een aanzienlijk grote groep mensen die wekelijks meer dan drie porties rood en bewerkt vlees consumeren en waarvoor dus een ander uitgangspunt zou moeten gelden.

Referenties

  1. Johnston BC, et al. Unprocessed Red Meat and Processed Meat Consumption: Dietary Guideline Recommendations From the Nutritional Recommendations (NutriRECS) Consortium. Ann Intern Med. 2019 Oct 1. 
  2. Gezondheidsraad. Richtlijnen goede voeding 2015. Den Haag: Gezondheidsraad, 2015; publicatienr. 2015/24.
  3. https://www.voedingscentrum.nl/encyclopedie/vlees.aspx#blok7 Geraadpleegd: 6 oktober 2019
  4. https://www.wateetnederland.nl/resultaten/voedingsmiddelen/richtlijnen/alle_richtlijnen Geraadpleegd: 6 oktober 2019
  5. https://www.truehealthinitiative.org/news2019/true-health-initiative-respectfully-disagrees/ Geraadpleegd: 6 oktober 2019

Vlees is ongezond. Hoe kan dat?

Canadese onderzoekers zorgden eind september voor een shock. In het gerenommeerde blad Annals of Internal Medicine noemden zij het eten van roodvlees géén risico voor de volksgezondheid.* Net nu we allemaal gewend zijn aan de gedachte dat minder vlees beter voor je is, was dat een tegenintuïtieve bevinding. Dick Veerman vroeg wetenschappers in Nederland en België om een reactie.

Tekst: Dick Veerman

Harvard University, bastion van de klassiek-moderne epidemiologische voedingsleer, reageerde ontstemd bij monde van toponderzoeker Frank Hu. Hij zei ‘perplex’ te staan omdat er zoveel duidelijk bewijs is voor de schade die een hoge vleesconsumptie veroorzaakt. Vanuit Stanford klonk een soortgelijk geluid. “Ik voel me boos en het bos ingestuurd”, zei medicus Christopher Gardner van Stanford University.

Wat is er aan de hand? Het cijfermateriaal wijkt niet af van reeds bekende onderbouwingen van de nadrukkelijk naar buiten gebrachte stelling dat roodvlees geassocieerd is met een verhoogd risico op kanker. Ik vroeg het een aantal wetenschappers in ons eigen taalgebied.

Volksgezondheidsdeskundige Jaap Seidell, hoogleraar aan de Vrije Universiteit Amsterdam, zegt: ‘Ik maak deze discussie nu al een kleine dertig jaar mee. De feiten blijven dezelfde, maar de manier van interpreteren hangt af van iemands belangen of idealen’. Seidell maakt allereerst een academische opmerking: de causale relatie tussen roodvlees en kanker geldt als minder zeker (probable), terwijl die voor vleeswaren convincing heet. ‘Daarom staat rood vlees wel in de Schijf van Vijf en vleeswaren niet.’ Voor Seidell is gezond leven eenvoudig samen te vatten: ‘Eet gevarieerd, matig, niet te veel bewerkt voedsel, beweeg, vermijd stress en slaap voldoende.’ Maar we willen precies bewijs voor onderdelen, zegt hij. ‘Dat is niet eenduidig te geven, omdat altijd de nodige andere factoren meespelen.’ Niet vlees, maar de onmatigheid is het probleem en die is weer niet tot op de gram precies te bepalen. Seidell: ‘Het Voedingscentrum adviseert om niet meer dan 500 gram vlees per week te eten, waarvan maximaal 300 gram rood vlees. Dat suggereert een hardheid van bewijs tot op de gram precies. Dat wekt onjuiste verwachtingen. De discussie lijkt op die over suiker. Suiker is schadelijk omdat ons eten er van vergeven is. We moeten er dringend veel minder van binnenkrijgen. Daar is geen discussie over. Maar daarom is suiker nog geen vergif. Met vlees is dat niet anders.’

Jaap Seidell (VU): “De discussie lijkt op die over suiker. We moeten er dringend veel minder van binnenkrijgen. Maar daarom is suiker nog geen vergif. Met vlees is dat niet anders’

Tobias Leenaert reageert op een soortgelijke manier. Hij is in Vlaanderen en van daaruit in ons taalgebied een belangrijke motiverende kracht achter de vegan beweging. In kleinere kring staat hij bekend om zijn genuanceerde standpunt. Het is feitelijk onjuist om matig vleesgebruik ongezond te noemen, vindt Leenaert. Tevens vindt hij dat de nudge ‘vlees is ongezond’ een ethische zegen is omdat het mensen motiveert minder dieren te laten doden. Dat is meteen ook beter voor het klimaat. De eigen gezondheid motiveert nu eenmaal meer dan het algemene en altruïstische belangen, maar een hoge vleesconsumptie is milieu- en klimaattechnisch ontegenzeggelijk een probleem. Daarom vraagt Leenaert terug: ‘Kan zo’n frame kwaad?’ Leenaerts agenda is vooral ethisch; dieren verdienen een beter leven dat niet in een slachthuis en onze mond eindigt.

Annet Roodenburg, voedingsdeskundige en lector aan de HAS Hogeschool, wijst vlees niet af. Ze vindt het een goed product, maar ook een product met verzadigd vet en zout als het bewerkt is. ‘Het is bij een hoog consumptieniveau gerelateerd aan kanker en diabetes. Die effecten zijn niet groot, maar wel voldoende overtuigend om er een minderend advies op te baseren, bovendien is minder vlees eten beter voor milieu en klimaat.’ Is minder vlees eten dan misschien via gezondheid een nudge om het klimaat en het milieu te redden? Roodenburg: ‘Klimaat en milieu zijn goede redenen, maar worden niet vanuit de voedingskundige feiten bepaald. Daarom moet je altijd de feiten en interpretaties onderscheiden. Het is niet goed om net te doen of ethische en ecologische wenselijkheden uit de feiten van het voedingsonderzoek voortkomen, want dat is niet zo.’ Statistisch besparen we 1 op de honderd mensen darmkanker als de bevolking als geheel minder rood- en bewerkt vlees zou eten.

Annet Roodenburg (HAS): ‘Het is niet goed om net te doen of ethische en ecologische wenselijkheden uit de feiten van het voedingsonderzoek voortkomen, want dat is niet zo’

Frédéric Leroy, bio-ingenieur en professor levensmiddelentechnologie aan de Vrije Universiteit van Brussel, is aanmerkelijk scherper. Volgens hem is er een verschuiving gaande. Onder aanvoering van de strenge Stanford statisticus en methodoloog John Ioannidis durven onderzoekers weer het onderscheid te maken tussen feiten en meningen. Leroy: ‘Voedingsleer en voedingsadviezen zijn in belangrijke mate gebaseerd op “health beliefs” terwijl we weer durven toe te geven dat robuuste bewijzen ontbreken. Adviezen zijn sterk aangezette normen, maar doorgaans geen door éénduidige feiten ondersteunde wetenschap.’ Ook EAT – de wereldwijde door The Lancet ondersteunde normering voor een gezond gevoed leven, met een zeer lage en louter optionele dosis aan vlees – leidt wat Leroy betreft heel sterk aan dat euvel.

Emeritus hoogleraar en levensmiddelentechnoloog Tiny van Boekel van Wageningen University and Research laat weten dat het onderzoek feitelijk gezien geen enkel nieuw inzicht oplevert. Wel vindt hij het opmerkelijk dat er zulke andere conclusies uit worden getrokken. Dat laat zien hoe belangrijk het is om een onderscheid te maken tussen theorie, de feiten die daarmee ontdekt kunnen worden, hun zekerheid en de adviezen die op basis daarvan worden geformuleerd. Adviezen en interpretaties zijn inschattingen, maar geen wetenschappelijk onderbouwde feiten, vindt Van Boekel.

Hoogleraar Voedingsleer Edith Feskens (WUR Wageningen) spreekt van ‘weak evidence’ als het aankomt op het kankerrisico van rood en bewerkt vlees. Overmatige consumptie veroorzaakt op het niveau van de populatie een licht verhoogd risico op kanker. ‘Dat is statistisch verdedigbaar. Het zou echter verkeerd zijn om te suggereren dat het even gevaarlijk is als roken en dat een individu zijn gezondheid sterk kan beïnvloeden door weinig of geen vlees te eten’, zegt Feskens. Ze vindt dat advies en causaliteit nadrukkelijk onderscheiden moeten worden, zoals ook Roodenburg eerder benadrukte. Feskens voegt toe: ‘In ontwikkelingslanden zou ik vlees nooit ontraden omdat het voor arme bevolkingen heel waardevolle voedingsstoffen bevat die ze nooit uit plantaardige voedsel alleen kunnen opnemen. Maar in onze contreien is er alle reden om vlees te minderen. Klimaat en milieu spelen daar ook een belangrijke rol in.’

Edith Feskens (WUR): ‘Het zou verkeerd zijn om te suggereren dat een individu zijn gezondheid sterk kan beïnvloeden door weinig of geen vlees te eten’

De in kanker en voeding gespecialiseerde hoogleraar Ellen Kampman (eveneens WUR) is veel stelliger over de relatie tussen darmkanker en roodvlees: ‘Zowel statistisch als experimenteel is een relatie aangetoond tussen een hoge consumptie van rood vlees en kanker. Daarom ben ik ervan overtuigd dat die relatie causaal is, zij het niet heel groot. Te veel vlees is het probleem, daarom moeten we minderen om medische redenen.’ Kampman vindt het uiterst kwalijk dat het publiek ‘nu weer gaat denken dat vlees helemaal geen probleem is. Dat is niet zo’, zegt ze, ‘en dat kunnen we feitelijk onderbouwen.’

Farmacoloog en hoogleraar Renger Witkamp (WUR) is uiterst bescheiden. ‘Hoe ouder ik word, hoe minder ik zeker weet’, vertelt hij. Voedingsleer ziet hij als ‘een beetje moralistisch’; mensen een stramien geven om ‘goed te leven’. Het heeft wat hem betreft raakvlakken met religies die voorschrijven hoe je goed moet leven. De voedingswetenschap kan namelijk maar weinig echt hard onderbouwen. ‘Het is goed’, benadrukt Witkamp, ‘dat wetenschappers constant vragen stellen bij interpretaties. Ze moeten zich toeleggen op het niet-weten. Dat zoiets als dit nu gebeurt, is niet meer dan logisch en juist goed voor de wetenschap. Dat de consument en samenleving het dan niet meer snappen, is wel heel vervelend. Daarom moeten we beter communiceren en geen (schijn-)zekerheden verkondigen.’

Terug naar de kwestie ‘Waarom is vlees (on)gezond?’. Vlees kun je op basis van precies dezelfde data gezond of gevaarlijk noemen. Dat kan omdat voedingsleer gedrag normeert vanuit motieven om het publiek houvast te geven en te motiveren. Dat kan doorschieten en mondt dan uit in een correctie. Wie zich niets van het gekrakeel aantrekt, mag concluderen dat vlees gezond voedsel is, maar beter met mate kan worden gegeten. Dat is beter voor het klimaat en milieu en ook nog eens voor 1 op de honderd mensen in jouw omgeving.

Ellen Kampman (WUR): ‘Schoenmaker, blijf bij je leest’
Ellen Kampman merkte tijdens het gesprek op dat wetenschappers uitspraken tot hun expertise moeten beperken. Wie zich met darmkanker en vlees bezighoudt, heeft een ander inschattingsvermogen dan een statisticus of methodoloog met onvolledige domeinkennis die slechts kijkt hoe hard het causale bewijs is. ‘Schoenmaker blijf bij je leest’, zegt ze daarom.
Dat is wetenschapstheoretisch een boeiende kwestie: heeft de expert een beter inschattingsvermogen of heeft hij/zij meer kennis? De kentheoreticus Karl Popper definieerde een expert als iemand die goed weet wat hij niet weet, c.q. niet werkt. Maar wie een praktisch advies moet geven, moet een sprong maken van weten naar voorspelling. Immanuel Kant noemde die sprong ‘oordeelsvermogen’. Zo beschouwd zou een expert beter kunnen oordelen, dan een expert op een aansluitend, maar toch net ander vakgebied. Dat levert wel een probleem op: wie geen expert is, kan en mag geen oordeel hebben over het oordeel van de expert. Dat vraagstuk zou weleens de kern van de kift in de voedingsleer kunnen zijn.

Dick Veerman is oprichter en moderator van Foodlog, een onafhankelijk nieuws- en discussieplatform dat voedsel, gezondheid en eten & drinken in perspectief zet. Daarvoor werkte Dick – na studies Romaanse talen en Wijsbegeerte – jarenlang als adviseur op het gebied van strategie en marketing.

* De publicatie in het blad Annals of International Medicine is samengevat in het artikel ‘Nieuwe controversiële richtlijn: minder vlees eten niet nodig’.

Prof.dr. Renger Witkamp: ‘Polyfarmacie is risicofactor voor voedingsdeficiënties’

NZO - Prof. dr. Renger Witkamp - Polyfarmacie is risicofactor voor voedingsdeficiënties - pillen

Medicijngebruik kan leiden tot ondervoeding en tekorten aan vitamines en mineralen. Daarvoor waarschuwde prof.dr. Renger Witkamp tijdens de DCN Academy. Zijn advies aan de aanwezige diëtisten: wees alert op interacties tussen medicatie en voeding en laat bij cliënten zo nodig bloedspiegels van micronutriënten meten.

Tekst: Angela Severs

‘Bij ouderen is langdurig medicijngebruik vaak geassocieerd met ondervoeding en deficiënties. Vooral polyfarmacie – het gebruik van vijf of meer geneesmiddelen naast elkaar – is een risicofactor’. Prof.dr. Witkamp, hoogleraar Voeding en Farmacologie aan de WUR, attendeerde ongeveer 250 diëtisten hierop tijdens de DCN Academy op 18 september in Veenendaal. Polyfarmacie neemt toe met de leeftijd: 10% bij 40-65 jarigen, 22% bij 65-70 jarigen, 28% bij 70-75 jarigen en bij 75-plussers gebruikt maar liefst 39% vijf of meer verschillende medicijnen.

Bijwerkingen: droge mond, minder eetlust of obstipatie

Witkamp liet zien dat geneesmiddelen ook op andere manieren de voedingstoestand negatief kunnen beïnvloeden en dus deficiënties en ondervoeding in de hand kunnen werken: ‘Medicatie kan een droge mond geven, smaak en reuk veranderen en eetlust remmen. Veel medicijnen hebben ook obstipatie als bijwerking, zoals diuretica, ijzerpreparaten, calciumsupplementen en pijnstillers als ibuprofen en diclofenac.’ Volgens Witkamp wordt ondervoeding als gevolg van geneesmiddelengebruik vaak niet herkend als bijwerking.

Verband medicatie en magnesiumspiegel

Geneesmiddelen kunnen effecten hebben op de biobeschikbaarheid of uitscheiding van microvoedingsstoffen en daarmee op het gehalte ervan in het lichaam (zie kader rechts). Witkamp heeft zelf onderzoek gedaan bij 351 geriatrische patiënten en een verband gevonden tussen medicatie en magnesiumspiegels. Witkamp: ‘Hoe meer geneesmiddelen de patiënten gebruikten, hoe lager het magnesiumgehalte in het bloed.’

Hartritmestoornissen bij lage magnesiumspiegel

Witkamp liet een casus zien van een 70-jarige vrouw die 7 verschillende geneesmiddelen gebruikte, waaronder medicatie die nadelig kan zijn voor de magnesium- en vitamine B12-spiegels. Volgens Witkamp komt deze combinatie van medicijnen vaak voor. Na verloop van tijd kreeg deze vrouw hartritmestoornissen, waar ze 2 extra geneesmiddelen tegen kreeg. Later kreeg ze ook nog neuropathie en slaapproblemen, waar ze weer 2 extra geneesmiddelen tegen kreeg. Inmiddels gebruikte ze 11 verschillende geneesmiddelen. Witkamp: ‘We weten het niet zeker, maar de hartritmestoornissen zouden mogelijk verband kunnen houden met lage magnesiumspiegels ten gevolge van de medicatie. En neuropathie kan komen door lage vitamine B12-spiegels, ook ten gevolge van de medicatie.’ Witkamp vraagt zich af of de klachten bij deze casus zouden afnemen door suppletie met magnesium en vitamine B12. Volgens Witkamp is dit nog een redelijk onbekend terrein, waar hij graag meer onderzoek naar wil doen.

Rol voor eerstelijns diëtist

Na de presentatie vroeg een deelneemster welke rol Witkamp ziet voor eerstelijns diëtisten. Witkamp antwoordde: ‘Wees tijdens consulten alert op interacties tussen geneesmiddelen en voeding. Vraag je cliënt welke medicijnen gebruikt worden. Is er een mogelijke relatie tussen de medicijnen en de klachten die een cliënt heeft, zoals een droge mond? Overleg dan met arts of apotheek en overweeg het laten bepalen van nutriëntspiegels.’ Voor cliënten die langdurig meerdere medicijnen gebruiken adviseert Witkamp te zorgen voor voldoende magnesium in de voeding en eventueel een normaal gedoseerd supplement te overwegen.

Prof. Saris: ‘Het gebruik van zuivel gaat gepaard met een kleinere kans op darmkanker’

Hoe vertalen de Richtlijnen goede voeding 2015 zich naar de Richtlijnen voedselkeuze? En komen er meerdere Schijven van Vijf? Deze vragen kwamen aan bod tijdens het symposium “Van nieuwe Richtlijnen goede voeding naar de praktijk”, dat de Nederlandse Zuivel Organisatie op 3 december in de Jaarbeurs Utrecht organiseerde. Hieronder een kort verslag van een drukbezocht symposium. Bekijk ook de presentaties van de sprekers en het fotoverslag.

symposium richtlijnen goede voeding Er is nog nooit zoveel media-aandacht geweest voor de Richtlijnen goede voeding als nu. Volgens prof. Wim Saris komt dit door de focus op voedingsmiddelen in plaats van voedingsstoffen.

Saris roemt de werkwijze van de Gezondheidsraad bij het opstellen van de nieuwe richtlijnen: ‘De raad werkte volgens een unieke systematische aanpak om tot wetenschappelijk gefundeerde aanbevelingen te komen. Landen als de Verenigde Staten hebben al interesse getoond om de methode eventueel over te nemen. Daarnaast is het een heel transparant proces met een openbare consultatieronde. Daarop zijn 133 reacties gekomen, die inmiddels online staan op de website van de Gezondheidsraad en waarvan er enkele in het advies zijn verwerkt. Zo heeft iedereen de gelegenheid gehad om zijn zegje te doen.’

Nieuwe inzichten

De Gezondheidsraad heeft op het gebied van zuivel gunstige effecten gevonden (zie pagina 32 van de Richtlijnen goede voeding 2015). Saris: ‘Het gebruik van zuivel gaat gepaard met een kleinere kans op darmkanker: totaal 400 gram zuivel per dag is gerelateerd aan een 15% lager risico. De bewijskracht hiervoor is groot. De conclusie is gebaseerd op een meta-analyse van 12 cohortstudies. Dan praten we over onderzoek onder in totaal tienduizenden mensen.’

In de uiteindelijke richtlijn adviseert de Gezondheidsraad enkele porties zuivel per dag, waaronder melk of yoghurt. Saris: ‘Specifiek voor melk en yoghurt zijn ook gunstige verbanden gevonden. Per 200 gram melk per dag daalt het risico op darmkanker met 10%. En 60 gram yoghurt per dag verkleint de kans op diabetes type 2 met 15% vergeleken met 10 gram yoghurt per dag.’

Van alle nieuwe richtlijnen vindt Saris die over ten minste 15 gram ongezouten noten per dag het meest opvallend. Saris: ‘Volgens de Gezondheidsraad is het een van de sterkste relaties tussen een voedingsmiddel en risicoverlaging van hart- en vaatziekten. Noten leveren daarentegen veel vet en energie. De vraag is dus wat zo’n richtlijn betekent voor de energiebalans? De Gezondheidsraad heeft geen relatie gevonden tussen noten en gewicht. Maar wellicht is die nog niet heel goed onderzocht.’

Halfvolle melk niet beter dan volle melk

‘De afgelopen 30 jaar is er bij de bevolking ingepeperd dat zuivel verzadigd vet bevat, wat slecht is voor het LDL-cholesterolgehalte en daarmee voor hart- en vaatziekten’, vertelt Saris. ‘Maar nu concludeert de Gezondheidsraad dat een effect van totale zuivel op het LDL-cholesterol onwaarschijnlijk is. En er is ook geen verband gevonden tussen het gebruik van totale zuivel en het risico op coronaire hartziekten.’ Volgens Saris is deze conclusie gebaseerd op veel en gedegen onderzoek: 2 meta-analyses van 4 en 9 cohortstudies.

Bij de zuivelrichtlijn maakt de Gezondheidsraad geen onderscheid tussen magere, halfvolle en volle zuivelproducten. Saris: ‘De Gezondheidsraad stelt dat er te weinig onderzoek is om een uitspraak te doen over het effect op het LDL-cholesterol van volle zuivel ten opzichte van halfvolle en magere zuivel. Daarom is er geen reden om aan te nemen dat halfvolle melk beter is dan volle melk. Misschien wordt dit over 10 jaar nog genuanceerd, maar dit is de stand van de wetenschap op dit moment. Overigens gebruikt 80% van de Nederlanders momenteel halfvolle melk.’

Minder vlees en meer groenten en fruit?

De Richtlijnen goede voeding zijn een begin. Het is nu de taak van het Voedingscentrum om ze te vertalen naar verschillende doelgroepen in de bevolking. En de diëtist is nodig voor een vertaling naar het individu’, vertelde dr.ir. Andrea Werkman, docent Voeding en Diëtetiek in Groningen en voorheen senior voedingskundige bij het Voedingscentrum. Het Voedingscentrum heeft aangekondigd in de week van 21 maart de nieuwe Richtlijnen voedselkeuze en de nieuwe Schijf van Vijf te presenteren.

Werkman voorspelt dat er meerdere Schijven van Vijf komen, waaronder wellicht een vegetarische en duurzame variant. Werkman: ‘Zo sluit de Schijf van Vijf beter aan bij het publiek.’ Ze vraagt zich wel af welke plaats noten en peulvruchten gaan krijgen in de Schijf van Vijf. Werkman: ‘Noten worden in de huidige Schijf van Vijf niet tot de basisvoedingsmiddelen gerekend. Peulvruchten staan nu nog in het vak van de koolhydraatbronnen. Maar in het kader van meer plantaardig eten zouden peulvruchten beter passen in het eiwitvak.’ Wat aanbevolen hoeveelheden voedingsmiddelen betreft verwacht Werkman wat verschuivingen.

Werkman: ‘De aanbevolen hoeveelheid groente en fruit zit al op 2 keer 200 gram, maar misschien gaat dat nog omhoog. De volkorenaanbeveling van 90 gram kan ruimschoots worden gehaald binnen de huidige aanbeveling van in totaal 410 gram koolhydraatrijke producten. Wel hoop ik dat daarbij meer aandacht komt voor vervanging van bijvoorbeeld brood door muesli of het hippe havermout.’

Werkman verwacht geen wijzigingen in de aanbevolen hoeveelheden voor vetten en vocht. Wel verwacht ze dat er minder vlees zal worden aanbevolen in het kader van de richtlijn om meer plantaardig en minder dierlijk te eten.

Optimaliseren van de voeding met Nutrimeal

Bij het vertalen van de Richtlijnen goede voeding 2015 naar de Richtlijnen voedselkeuze maakt het Voedingscentrum gebruik van Nutrimeal, een voedingskundig optimalisatieprogramma. Ir. Gerard Kramer, manager sustainable nutrition van Blonk Consultants, gaf tijdens het symposium een demonstratie van het programma. Nutrimeal gaat uit van een startvoeding, bijvoorbeeld uit de Voedselconsumptiepeiling, en past de voeding zodanig aan dat deze voldoet aan alle voedingskundige normen voor energie, micro- en macronutriënten, die het Voedingscentrum hanteert. Ook de nieuwe richtlijnen van de Gezondheidsraad kunnen erin worden meegenomen. Het uitgangspunt is zo min mogelijk veranderen in de uitgangsvoeding

Kramer: ‘Het resultaat van Nutrimeal, van welke producten meer en minder moet worden gegeten en gedronken, kan daardoor voor iedereen anders uitpakken.’ Na de presentatie van Nutrimeal gingen de 350 deelnemers in groepjes uiteen. Elk groepje kreeg de opdracht om voor een specifiek cliëntenprofiel een dagmenu samen te stellen dat voldoet aan de nieuwe Richtlijnen goede voeding. Het bleek nog een flinke puzzel om daarbij zo dicht mogelijk aan te sluiten bij de voorkeuren van de cliënten. Maar deze workshop maakte ook duidelijk dat precies daar de kracht van de diëtist ligt.

Dr. Hanne van Ballegooijen gaf tijdens het symposium een presentatie over de Voedingsrichtlijn Diabetes 2015. Een uitgebreid artikel hierover verschijnt in VoedingsMagazine 2, 2016.

Een DASH-dieet met meer vet en minder koolhydraten: wat zijn de effecten?

Het Dietary Approaches to Stop Hypertension-dieet is populair bij hoge bloeddruk. Het bestaat onder andere uit groente, fruit, volkoren graan- en magere zuivelproducten, vlees en vis. In een studie is gekeken of een DASH-dieet met meer vet en minder koolhydraten invloed heeft op de bloeddruk en bloedlipiden. (1)

Studieopzet

Aan de studie deden 48 gezonde mannen en vrouwen mee die drie verschillende diëten volgden: een controle-dieet, het originele DASH-dieet en een aangepast DAASH-dieet (HF-DASH) met meer vet (40 ipv 27 energieprocent) en minder koolhydraten (43 ipv 55 energieprocent). Elk dieet werd drie weken lang gevolgd met telkens een wash out-periode van twee weken. Het extra vet in het HF-DASH-dieet werd verkregen door magere- en halfvolle zuivel te vervangen door volvette zuivel. De koolhydraten werden verlaagd door de inname van vruchtendrank te verminderen.

Resultaten DASH en HF-DASH

  • 36 deelnemers hadden alle diëten tot het einde gevolgd (uitval 25%)
  • Het DASH- en HF-DASH-dieet verlaagde in vergelijkbare mate de systolische en diastolische bloeddruk vergeleken met het controle dieet
  • Het HF-DASH-dieet verlaagde de triglyceriden en het VLDL-colestrol (medium en large) vergeleken met het DASH-dieet. Er werden geen verschillen gevonden met het controle-dieet)

Conclusie

Het vervangen van magere- en halfvolle zuivel in een DASH-dieet door volvette zuivel en het gelijktijdig verminderen van de hoeveelheid koolhydraten had geen ongunstig effect op de bloeddruk. Het ging zelfs gepaard met een daling van triglyceriden en het VLDL-cholestrol. Dit laat zien dat de DASH-voorschriften mogelijk verruimd kunnen worden waardoor de therapietrouw toeneemt.

Referenties
1. Chiu S, Bergeron N,Williams PT, Bray GA, Sutherland B, Krauss RM. Comparison of the DASH (Dietary Approaches to Stop Hypertension) diet and a higher- fat DASH diet on blood pressure and lipids and lipoproteins: a randomized controlled trail. Am J Clin Nutr. 2016 Feb; 103(2);341-7